Brief regering : Gezamenlijk begrippenkader toelating en selectie in de master
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
29 388 Toelatingsbeleid in het hoger onderwijs
Nr. 720 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2019
In mijn brief van 25 oktober 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop
ik uitvoering geef aan het kader voor de toelating tot de master.1 Een onderdeel dat nog nader uitgewerkt zou worden, was het onderscheid tussen de
begrippen toelating en selectie. Middels deze brief wil ik u informeren over het gezamenlijke
begrippenkader, waartoe ik ben gekomen met de VSNU, ISO en LSVb. Deze is als bijlage
toegevoegd aan deze brief2. Tevens stuur ik de afspraken mee die de VSNU met instellingen heeft gemaakt als
uitwerking van de overige punten uit het kader voor de toelating tot de master.
Het kader voor de toelating tot de master
In het regeerakkoord staat beschreven dat er een kader komt voor de toelating tot
de master. Het kader bestaat uit de volgende onderdelen3:
1. Het transparant maken van de selectieprocedures;
2. Het waarborgen van eerlijke selectieprocedures;
3. Een vangnet voor studenten die zich dreigen bij geen enkele master te kunnen inschrijven;
4. Een gedeeld begrippenkader voor wat betreft «toelating» en «selectie».
Als uitwerking van de eerste drie punten heeft de VSNU afspraken gemaakt met instellingen.
Deze zijn bijgevoegd aan deze brief4. Het uitgangspunt bij deze afspraken is dat de toelatingseisen gericht zijn op het
verkrijgen van de student op de juiste plek en niet om (onnodige) drempels op te werpen.
Het vangnet dat instellingen hebben gerealiseerd geeft daarnaast de garantie dat elke
bachelorstudent altijd de mogelijkheid heeft door te stromen naar tenminste één master
in zijn of haar vakgebied. Tot nu toe heeft nog geen enkele student gebruik hoeven
maken van het vangnet en is het ook voor de toekomst als ultimum remedium bedoeld.
Op het punt van het onderscheid tussen toelating en selectie is het de VSNU en de
studentenbonden niet gelukt om tot een gedeeld begrippenkader te komen. Om deze reden
heb ik vorig jaar toegezegd dat ik hiervoor zelf met een voorstel richting de partijen
zou komen.
Gezamenlijk begrippenkader
Op basis van het voorstel vanuit het Ministerie van OCW zijn de afgelopen maanden
gesprekken gevoerd met de VSNU en studentenbonden over wat toelating is en wat selectie.
Het definiëren van deze begrippen is essentieel om de discussie over de selectie in
de master goed te kunnen voeren en te laten monitoren door de Inspectie van het Onderwijs
(hierna: inspectie). Ik ben dan ook blij dat het gelukt is met de VSNU en studentenbonden
tot een gezamenlijk begrippenkader te komen.
In het begrippenkader staat beschreven dat toelatingseisen gaan over de kennis en
competenties die de student verworven kan hebben in de bacheloropleiding. Deze hebben
dus altijd een relatie met de inhoud van de graad bachelor, zoals de gevolgde studierichting,
vakken of minor. Selectie-eisen daarentegen gaan over de vaardigheden van de student
die buiten/boven de eindkwalificaties van de graad bachelor uitstijgen. Dit kunnen
aspecten zijn die een relatie hebben met de persoonlijke kwaliteiten van de student
(motivatie) danwel met de uiteindelijke resultaten die in de vooropleiding behaald
zijn, zoals een gemiddeld cijfer. De uitgebreide uitwerking van het begrippenkader
en de afspraken met de VSNU hierover heb ik als bijlage toegevoegd aan deze brief.
Met de uitwerking van het begrippenkader is de laatste hand gelegd aan het kader voor
de toelating tot de master, zoals dit staat aangekondigd in het regeerakkoord. Met
de afspraken die zijn gemaakt omtrent de selectie in de master, laten instellingen
zien de toegankelijkheid van de master serieus te nemen en zich actief in te spannen
deze blijvend te waarborgen. De inspectie zal de toegankelijkheid van het masteraanbod
daarnaast blijven monitoren. Zij neemt daarbij de gemaakte afspraken en het gezamenlijke
begrippenkader mee in hun rapportages.
Onderbouwing van selectiecriteria
Naar aanleiding van het algemeen overleg Toegankelijkheid en kansengelijkheid in het
hoger onderwijs (Kamerstukken 31 288 en 29 388, nr. 714) heeft het lid van Meenen, samen met de leden Futselaar en Van der Molen een gewijzigde
motie ingediend die verzoekt om criteria te stellen aan de onderbouwing van selectie-eisen,
gericht op kansengelijkheid en de kwantiteit van deze selectiecriteria te maximeren.5 Het begrippenkader en de overige afspraken zoals vastgesteld met de VSNU en studentenbonden,
bieden voor wat betreft de master hier de basis voor. Ik zet de gesprekken met de
VNSU en studentenbonden voort om tot een goede invulling van deze motie te komen.
Ik zal de Kamer hier in de Strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek dit najaar
over informeren.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap