Brief regering : Toekomst van rekenen in het vo en mbo
31 332 Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen
Nr. 99 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET
ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 april 2019
In deze brief gaan wij in op de uitvoering van de moties die zijn aangenomen op 5 februari
jl. naar aanleiding van het debat over de toekomst van rekenen in het voortgezet onderwijs
en middelbaar beroepsonderwijs (Handelingen II 2018/19, nr. 46, item 29). Daarnaast voldoen wij middels deze brief aan het verzoek van het lid Kwint om te
reageren op de brief van diverse organisaties uit de mbo-sector van 28 januari jl.,
waarin zij hun zorgen uitspreken over de invloed van het nieuwe rekenbeleid op de
doorstroom van het voortgezet onderwijs naar het tertiair onderwijs, met name waar
het gaat om de introductie van toelatingstoetsen.1
Zoals wij in het debat al hebben vermeld is het tijdpad dat in de moties wordt gegeven
voor het afschaffen van de rekentoets en het invoeren van een alternatief zeer krap.
Daarnaast zijn de vier moties op een aantal punten moeilijk met elkaar in overeenstemming
te brengen. De moties plaatsen ons daarmee voor een grote opgave. Hieronder gaan wij
in op de wijze waarop de moties zullen worden uitgevoerd en wat hiervan de gevolgen
zijn. Hierbij baseren we ons op de diverse gesprekken met stakeholders die na het
debat hierover zijn gevoerd.
Afschaffen rekentoets & tijdpad wetsvoorstel
De motie van de leden Rog en van Meenen2 verzoekt de regering met ingang van het schooljaar 2019–2020 de bestaande rekentoets
in het voortgezet onderwijs af te schaffen en vanaf dat schooljaar ook geen cijfer
van de rekentoets op de cijferlijst meer op te nemen. Zoals in het debat hierover
ook is besproken (Handelingen II 2018/19, nr. 46, item 29), is voor de uitvoering van deze motie een wetswijziging nodig. Zo moet onder meer
artikel 29, vijfde lid van de Wet op het voortgezet onderwijs komen te vervallen.
Om deze wijziging nog per schooljaar 2019–2020 te realiseren is het nodig om deze
wetswijziging uiterlijk per 1 januari 2020 in werking te laten treden, met een terugwerking
tot 1 augustus 2019. Hierdoor geldt voor alle leerlingen die in het schooljaar 2019–2020
hun diploma behalen dat zij geen rekentoets meer hoeven af te leggen. Een spoedige
behandeling van het wetsvoorstel door uw Kamer is hierbij een voorwaarde. U kunt na
de zomer het wetsvoorstel verwachten.
Rekenonderwijs op niveau
De motie van het lid Rudmer Heerema3 verzoekt de regering ervoor te zorgen dat het rekenonderwijs op niveau blijft gedurende
de periode dat het rekenonderwijs nog niet geïntegreerd is in het vak wiskunde. Voor
leerlingen die eindexamen doen in het vak wiskunde is rekenen tot op zekere hoogte
geborgd, alhoewel op bepaalde onderdelen van de rekendomeinen mogelijk deficiënties
kunnen ontstaan. Dit komt omdat de dekking van de referentieniveaus verschilt per
wiskunde vak (A t/m D) en schoolsoort. Voor leerlingen die geen eindexamen doen in
het vak wiskunde bieden de overige vakken onvoldoende basis om rekenen te onderhouden
en te examineren. Tegelijkertijd is het ook voor deze leerlingen van belang dat zij
hun rekenvaardigheden op peil houden en dat zij goed kunnen rekenen als zij het voortgezet
onderwijs verlaten. Daarom gaan we eerst nog verder in overleg met de VO-raad en andere
betrokkenen over wat voor deze groep mogelijk en wenselijk is.
We realiseren ons dat het voor het vervolgonderwijs hierdoor moeilijker wordt om te
vertrouwen op een basisvaardigheid rekenen van alle inkomende studenten en dat de
uitstroom uit het vo mogelijk diverser wordt. Daarom stimuleren wij scholen uiteraard
om hun rekenonderwijs in deze tussenperiode op peil te houden. Ook voor leerlingen
die wel wiskunde hebben is het van belang dat scholen aandacht hebben voor goed rekenonderwijs,
in het bijzonder voor rekenzwakke leerlingen. De VO-raad, het Platform Rekenonderwijs
VO en de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren hebben mij laten weten dat zij
met een gezamenlijk bericht naar hun achterban de scholen zullen oproepen om aandacht
aan het rekenonderwijs te besteden. Ik ondersteun deze oproep en zal met hen ook in
gesprek gaan over hoe we scholen hier het beste bij kunnen ondersteunen. Daarnaast
organiseren we als onderdeel van de integrale curriculumherziening het gesprek met
het vervolgonderwijs over de plek die rekenen zou moeten krijgen in het curriculum
en hierbij zullen ook de referentieniveaus aan bod komen.
Doorstroom vervolgonderwijs en toelatingstoetsen
Het lid Kwint heeft, naar aanleiding van de stemmingen, ons gevraagd om te reageren
op de signalen vanuit de mbo-sector over de invoering van entreetoetsen in het mbo,
en gaf daarbij aan dat hij de introductie van toelatingstoetsen ongewenst vindt (Handelingen
II 2018/19, nr. 49, item 8).
Wij delen het standpunt dat toelatingstoetsen op het gebied van rekenen die kunnen
leiden tot een weigering voor inschrijving in een bepaalde opleiding in het vervolgonderwijs
ongewenst zijn. We hechten aan een soepele doorstroom vanuit het voortgezet onderwijs
naar het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs. Introductie van dergelijke
toelatingstoetsen kunnen niet zonder wijziging van de wet- en regelgeving4, en wij hebben niet de intentie om in dit kader initiatieven te ontplooien. Tegelijkertijd
beseffen we dat voor bepaalde vervolgopleidingen rekenvaardigheden erg belangrijk
zijn voor het behalen van het diploma, en dat onvoldoende beheersing bij instroom
in een opleiding studenten op grote achterstand zet. Wij begrijpen dat er vanuit het
vervolgonderwijs wordt bezien of de beheersing van rekenvaardigheden, bijvoorbeeld
op basis van diagnostische toetsen, mee kan wegen in al bestaande procedures voor
advies over de studiekeuze voor deze opleidingen. Daarmee dragen de diagnostische
toetsen bij aan het vergroten van het studiesucces. Hiermee sluit dit aan bij de lijn
die is voorgesteld in de motie van het lid Bisschop5, die de regering verzoekt in samenspraak met het voortgezet onderwijs en het vervolgonderwijs
te komen tot een wijze van toetsen die de doorstroom zo veel mogelijk bevordert, zonder
onnodige doublures in toetsen.
Voor het mbo willen we de komende periode gezamenlijk met alle belanghebbenden verkennen
hoe rekenen zo snel mogelijk een plek kan krijgen die past bij de drievoudige kwalificatie:
voorbereiding op het beroep, deelname aan de samenleving en doorstroom naar het vervolgonderwijs.
De mbo-sector heeft in dit kader zelf al de eerste initiatieven genomen, wat wij zeer
toejuichen. Om de infrastructuur voor rekenen in het mbo overeind te houden maken
wij het, vooruitlopend daarop, voor het mbo mogelijk dat vanaf het studiejaar 2019–2020
een instellingsexamen wordt afgenomen waarmee wordt aangesloten bij het beroep waarvoor
wordt opgeleid en waarmee tevens het referentieniveau wordt gedekt. Daarnaast blijft
de mogelijkheid bestaan om het bestaande digitale, centrale examen in te zetten. Hiermee
sluiten we aan bij de eerder gecommuniceerde lijn voor de examinering van rekenen
in het mbo, zoals vermeld in onze brief van 9 november 2018.6 De hoogte van het behaalde resultaat zal niet meetellen voor het behalen van het
diploma in het mbo, maar er moet wel een examen zijn afgelegd.
Proces
De komende periode gaan wij voluit aan de slag met de hierboven beschreven acties.
We voeren gesprekken met de verschillende partijen uit het voortgezet onderwijs en
het vervolgonderwijs, passen waar nodig wet- en regelgeving aan en stimuleren scholen
aandacht voor rekenen te houden. Dit doen we om er voor te zorgen dat alle leerlingen
en studenten voldoende rekenvaardig zijn om te functioneren in de maatschappij, in
hun beroep en in een eventuele vervolgopleiding.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.