Brief regering : Inspectieonderzoek naar additionele kosten verbonden aan masteropleidingen van de Erasmus Universiteit Rotterdam
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 719
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 maart 2019
Hierbij zend ik u de rapportage van het inspectieonderzoek naar additionele kosten
verbonden aan masteropleidingen van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)1. Het inspectieonderzoek betreft de bekostigde deeltijdse masteropleiding Business
Administration (door de EUR aangeduid als Parttime Master Bedrijfskunde) en de variant
Finance & Investments Advanced (voltijd).
Conclusies inspectieonderzoek
De inspectie heeft onderzocht of de verlengde opleidingsduur, de extra in rekening
gebrachte bedragen, de gehanteerde toelatingseisen, de informatievoorziening en de
bekostiging in lijn zijn met de wet- en regelgeving.
De inspectie concludeert dat het in strijd met de wet is om bij deze masteropleidingen
30 ec meer te programmeren dan voor deze opleidingen is vastgelegd in croho.2
De EUR hanteert een tarief van 34.000 euro (inclusief wettelijk collegegeld) voor
de deeltijd masteropleiding Business Administration. Voor de variant Finance & Investments
Advanced rekent de EUR 8.000 euro aan kosten naast het wettelijk collegegeld en vier
maanden extra collegegeld. De EUR heeft aangegeven dat zij hiervoor extra activiteiten
verrichten zoals zwaardere ondersteuning in career services en kleinschaliger onderwijs
bij de masteropleiding Finance & Investments Advanced. Bij de deeltijd masteropleiding
Business Administratie worden de extra kosten toegeschreven aan kleinschalige colleges,
extra kosten voor docenten vanwege avondonderwijs, extra keuzemogelijkheden, betere
collegezalen, kosten voor registratie van colleges, productie van digitale kennisclips,
boeken en gedrukte readers, kosten vanwege het internationale project (reizen) en
het serviceniveau van programma support. De inspectie beoordeelt dit «extra» aanbod
als onderdeel van de opleiding. Het gaat hier immers om kosten die voortvloeien uit
het verzorgen van het onderwijs die derhalve niet mogen worden doorberekend aan studenten
die alleen het wettelijk collegegeld zijn verschuldigd. Alleen bij opleidingen met
het predicaat kleinschalig en intensief onderwijs is het na instemming van de Minister
toegestaan een hoger collegegeld te vragen. Daarvan is hier geen sprake.
De inspectie schrijft daarnaast in haar rapport dat de EUR heeft aangegeven dat het
extra aanbod zou vallen onder categorie 2 uit de brief over eigen bijdragen studenten
naast het collegegeld, die op 28 april 2015 is verstuurd naar de instellingen hoger
onderwijs en op 29 april 2015 naar de Tweede Kamer is verzonden.3 Volgens de EUR zijn de extra kosten bedoeld voor bepaalde onderwijsvoorzieningen
waarvoor op vrijwillige basis een bijdrage aan de student mag worden gevraagd en waarvoor
een gratis alternatief beschikbaar moet zijn.
De EUR stelt dat het gratis alternatief voor de student is om de reguliere opleidingen
zonder het extra aanbod te volgen tegen wettelijk collegegeld. Het extra aanbod valt
volgens de inspectie echter onder categorie 1 uit de brief van 28 april 2015 (het
gaat om voorzieningen waar de student recht op heeft na inschrijving en betaling van
het wettelijk collegegeld). De kosten die hieruit voortvloeien mogen niet worden doorberekend
aan studenten. Overigens geeft de inspectie ook aan dat het door de EUR genoemde gratis
alternatief geen gratis alternatief is zoals bedoeld in de brief van 28 april 2015.
In de brief is bijvoorbeeld beschreven dat voor bepaalde onderdelen van de studie
– zoals een studiereis, een extra opdracht of paper – een gratis alternatief zou kunnen
zijn. In de «reguliere» deeltijds- en voltijdsvariant van de genoemde opleidingen
aan de EUR worden de extra’s die intrinsiek aan de advanced versies van de masteropleidingen
zijn verbonden niet aangeboden en daarmee vormen deze varianten geen kosteloos alternatief.
Ik deel de conclusie van de inspectie dat het in rekening brengen van de hierboven
genoemde bijdragen – naast het wettelijk collegegeld – voor deze opleidingen door
de EUR in strijd is met de wet.
De door de deeltijdmaster Business Administration gehanteerde eis dat een individu
tenminste drie jaar relevante werkervaring moet hebben om toegelaten te worden, is
volgens de inspectie wettelijk toegestaan. De informatievoorziening op de website
van de EUR is volgens de inspectie onvoldoende helder en moet worden verbeterd. De
inspectie concludeert dat de opleidingen en verstrekte getuigschriften door de EUR
terecht voor bekostiging in aanmerking zijn gebracht.
Vervolg
De EUR moet er voor zorgen dat zo spoedig mogelijk – nog voor de inschrijvingen voor
het nieuwe studiejaar 2019/2020 – de opleidingen in overeenstemming zijn gebracht
met de wet- en regelgeving.
Wat betreft de opleidingsduur betekent dit dat het aantal ec’s van de masterprogramma’s
correct in het croho geregistreerd moet zijn en dat de aantallen ec’s voor deeltijdse
en voltijdse opleidingsvarianten gelijk moeten zijn.
De EUR zal er voor moeten zorgen dat de bekostigde deeltijdse masteropleiding Business
Administration en de masteropleiding Finance & Investments toegankelijk zijn tegen
het tarief van het wettelijk collegegeld.
De EUR heeft voorgesteld de bekostigde deeltijdmaster Business Administration om te
vormen naar een niet-bekostigde post-initiële deeltijdmaster. Dat is echter niet mogelijk.
Het is op grond van de WHW niet toegestaan dezelfde of een vergelijkbare opleiding
zowel bekostigd (de voltijdse variant) als niet-bekostigd (de deeltijdse variant)
aan te bieden.4 De opleiding hoort als geheel thuis in het bekostigde domein en dient toegankelijk
te zijn.
De EUR heeft dus ten onrechte hoge tarieven gehanteerd voor deelname aan de deeltijdse
masteropleidingen Business Administration en aan de variant Finance & Investments
Advanced. Ik roep de EUR op haar verantwoordelijkheid te nemen en een compensatieregeling
te treffen voor de huidige en eerdere studenten aan wie hogere bedragen in rekening
zijn gebracht dan wettelijk is toegestaan. Ik kan dat niet afdwingen, maar roep de
EUR op proactief te handelen en niet te wachten tot een (oud) student om compensatie
vraagt of dit via een rechter afdwingt.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Indieners
-
Indiener
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.