Brief regering : Reactie op de initiatiefnota van het lid Van Haga ‘Een goede bedoeling is niet altijd een goed idee: een voorstel tot bestrijding van weeshuistoerisme’
35 069 Initiatiefnota van het lid Van Haga: «Een goede bedoeling is niet altijd een goed idee: een voorstel tot bestrijding van weeshuistoerisme»
Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 maart 2019
Woensdag 27 maart aanstaande vindt in uw Kamer een rondetafelgesprek plaats over de
initiatiefnota van het lid Van Haga «Een goede bedoeling is niet altijd een goed idee;
een voorstel tot bestrijding van weeshuistoerisme» (Kamerstuk 35 069, nr. 2), hierna «de nota». Het kabinet heeft met belangstelling kennis genomen van deze
nota. Uw Algemene Commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
verzocht om een reactie op deze nota voorafgaand aan dit rondetafelgesprek. Met deze
brief voldoe ik aan dit verzoek.
De problematiek en de zorgen die de nota aankaart, zijn niet onbekend. Kinderen zijn
kwetsbaar en verdienen goede zorg. Met name in lage- en lage-/ middeninkomenslanden
is goede zorg voor (wees)kinderen echter geen gegeven. Opvang van wees- en andere
kwetsbare kinderen zou bij voorkeur moeten plaatsvinden in familieverband. Er is echter
ook sprake van opvang in wees- of kindertehuizen. Voor kinderen is het in ieder geval
van belang dat ze kunnen rekenen op betrouwbare en professionele verzorging. Hoewel
onbedoeld heeft kortdurende en snel wisselende inzet van vrijwilligers niet zelden
een negatief effect op kinderen.
Voorts constateert de nota dat er in sommige gevallen sprake is van malafide praktijken
rondom weeshuizen en in enkele gevallen zelfs sprake is van kindersekstoerisme en
kinderhandel, wat uiteraard zeer ernstige schendingen van de rechten van het kind
zijn. Het kabinet heeft sympathie voor de zorgen die het lid Van Haga aansnijdt in
deze nota, een onderwerp waar het lid Becker al in 2018 (Aanhangsel Handelingen II
2017/18, nr. 1374) en het lid Van Laar in 2014 (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 719) Kamervragen over stelden.
Internationaal vrijwilligerswerk en de rol van de overheid
Alvorens verder in te gaan op internationaal vrijwilligerswerk in wees- en kinderopvang,
is het goed om stil te staan bij maatschappelijke betrokkenheid en hier ook waardering
voor uit te spreken. Het is een goede zaak dat jongeren hun blik verbreden, internationale
en interculturele ervaring opdoen en zich inzetten voor minder armoede en meer inclusieve,
duurzame ontwikkeling. De Nederlandse overheid heeft echter maar een zeer beperkte
rol in internationaal vrijwilligerswerk. Deze beperkt zich met name tot bewustwording.
Het is allereerst een eigen verantwoordelijkheid van jongeren en vrijwilligers zich
goed te oriënteren en voorbereiden. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken probeert
beschikbare informatie zo breed mogelijk te verspreiden.
Zo waarschuwt het voor negatieve effecten van vrijwilligerswerk in het buitenland
op de website https://www.nederlandwereldwijd.nl/. Ook staat het in contact met onder andere (leden van) het Better Care Network (BCN), dat aan deze problematiek werkt via voorlichting en bewustwording. Het kennisinstituut
Movisie, gefinancierd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, heeft
over dit specifieke onderwerp een dossier op zijn website over vrijwilligerswerk. De sociale mediakanalen en het ambassadenetwerk van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken worden ook ingezet om informatie te behoeve van bewustwording te verspreiden.
Mandaat Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS)
Veel van de problemen in de landen genoemd in de nota komen voort uit structurele
oorzaken als armoede, het ontbreken van adequate zorgvoorzieningen en verschillen
in machtsverhoudingen alsook het ontbreken of slecht werken van een infrastructuur
met onafhankelijke checks and balances. Het schort vaak aan wet- en regelgeving rondom wees- en kindertehuizen maar ook
aan toegang tot onafhankelijke rechtspraak in het geval van misstanden. Onder andere
om die reden hecht het kabinet veel belang aan het verbeteren van de toegang tot rechtspraak,
met name voor gemarginaliseerde groepen in ontwikkelingslanden (onderdeel van SDG16).
De beleidsnota «Investeren in Perspectief» is gebaseerd op een mensenrechtenbenadering
en is een preventieagenda om onderliggende oorzaken van armoede en ongelijkheid te
bestrijden (Kamerstuk 34 952, nr. 1). Vanuit dit mandaat werkt het kabinet aan duurzame, structurele oplossingen die
(in)direct bijdragen aan het voorkomen en bestrijden van misstanden zoals aangekaart
in de initiatiefnota.
Onderdeel daarvan is natuurlijk aandacht voor de rechten en het welzijn van kinderen,
vooral wanneer zij in extra kwetsbare situaties opgroeien. Het Internationaal Verdrag
inzake de Rechten van het Kind is daarbij leidend, waarbij de verantwoordelijkheid
van naleving van het Verdrag allereerst bij nationale overheden zelf ligt. We werken
samen met organisaties als UNICEF die de rechten van het kind promoten en bevorderen.
Verschillende organisaties die worden gefinancierd vanuit de begroting voor BHOS richten
zich daarnaast op het tegengaan van kindersekstoerisme en kinderhandel. Een voorbeeld
hiervan is «Down to Zero», een door de begroting van BHOS gefinancierd partnerschap
dat zich inzet voor het terugdringen van misbruik van kinderen. Het financieren van
wees- en kindertehuizen- is geen specifiek doel van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid.
Reactie op voorstellen en beslispunten
Het lid Van Haga doet in de initiatiefnota zeven voorstellen waarin een rol voor het
kabinet wordt voorzien. Hieronder wordt kort op deze voorstellen in gegaan.
1. Regelgeving voor aanbieders van programma’s waarbij met kinderen wordt gewerkt
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft uitvoerig met de reisbranche gesproken
over de toegevoegde waarde van een IMVO-convenant voor de toeristische sector. Op
19 maart jl. heeft de brancheorganisatie ANVR haar stakeholders geïnformeerd dat het
die toegevoegde waarde onvoldoende acht, omdat er al relevante stappen worden gezet
met betrekking tot het implementeren en naleven van de OESO-richtlijnen omtrent IVMO
en er een constructieve samenwerking met maatschappelijke organisaties bestaat. Via
de internationale Travelife certificering monitort de ANVR voortgang van het integreren van OESO-richtlijnen.
Hierover is periodiek overleg met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook werkt
de branche samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid inzake het bevorderen
van mensen- en kinderrechten in toerisme. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft
daarnaast reeds diverse campagnes opgezet omtrent bewustwording van (kinder)sekstoerisme
(Kamerstuk 31 015, nr. 157). Ook verwijst het kabinet naar de eerdergenoemde websites, partners en campagnes
over verantwoord internationaal vrijwilligerswerk.
2. «Weeshuistoerisme» onderdeel van BHOS-beleid maken
Het Nederlandse beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking draagt direct en indirect bij aan de bestrijding van de grondoorzaken
van armoede, migratie, terreur en klimaatverandering. Met de SDGs als leidraad werkt
Nederland aan het verbeteren van het welzijn en de welvaart van in het bijzonder meisjes
en vrouwen en kwetsbare groepen als kinderen. Op deze manier worden impact en duurzame
resultaten bewerkstelligd daar waar Nederland meerwaarde heeft. Zoals gesteld is het
financieren van wees- en kindertehuizen daar geen eigenstandig onderdeel van.
3. Voorkomen van steun aan kind- en weeshuizen met belastinggeld
Ik verwijs graag naar bovenstaand antwoord voor wat betreft de bilaterale inzet. Wat
betreft mogelijke ondersteuning van vrijwilligerswerk in wees- en kindertehuizen via
het Europese programma Erasmus+ geldt dat dit geen expliciet beleidsdoel is van de
Europese Commissie. Het kabinet zal bij de Europese Commissie nagaan wat deze onderneemt
om deze vormen van vrijwilligerswerk te voorkomen en tegen te gaan. Mocht uit dit
gesprek onverhoopt blijken dat de Europese Commissie hierop onvoldoende actie onderneemt,
dan zal het kabinet de Europese Commissie aanmoedigen om aanvullende stappen te ondernemen.
4. Het lanceren van een bewustwordingscampagne om (aspirant-)vrijwilligers en reizigers te wijzen op de risico’s
Op verschillende plaatsen in deze brief is reeds ingegaan op deze notie. Het Ministerie
van Buitenlandse Zaken wijst met enige regelmaat op risico’s en mogelijke negatieve
effecten van vrijwilligerswerk in het buitenland via de eigen website, sociale mediakanalen
en het ambassadenetwerk. Ik zal onderzoeken of deze informatie op een meer gestructureerde
wijze kan worden samengebracht op de websites van ambassades in landen waar deze problematiek
het meest voorkomt. Zodoende wordt informatie beter toegankelijk voor reizigers en
potentiële internationale vrijwilligers. Ook wordt samengewerkt met diverse fora die
informatie over internationaal vrijwilligerswerk publiceren.
5. Malafide «weeshuistoerisme» internationaal behandelen als mensenhandel
Er bestaan in internationaal verband verschillende verdragen en afspraken om kinderen
te beschermen tegen exploitatie en uitbuiting. Uiteraard is er het eerder genoemde
Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Andere internationale mensenrechteninstrumenten
zijn onder andere het UN Protocol to Prevent, Suppress and Punish Trafficking in Persons, Especially Women
and Children van juli 2000 en het Verdrag van de Raad van Europa ter Bestrijding van Mensenhandel
van mei 2005. Wanneer de situatie in een wees- of kindertehuis zodanig is dat kinderen
worden uitgebuit of anderszins in hun rechten worden aangetast dan gelden bovengenoemde
en andere internationale verdragen. Als er sprake is van mensenhandel bieden de bestaande
internationale afspraken een stevig kader. De toegevoegde waarde van een extra verdrag
of resolutie ziet het kabinet niet. De verantwoordelijkheid voor naleving van internationale
verdragen ligt in eerste instantie bij de betrokken nationale overheden. Nederland
voert in algemene zin een dialoog met deze landen om naleving van het internationaalrechtelijk
kader te bevorderen. Waar opportuun wordt ondersteuning op het gebied van rechtsstaatontwikkeling
geboden.
6. Reizigers actiever wijzen op risico’s van «weeshuistoerisme»
Graag verwijs ik hier naar mijn antwoord op punt vier. Een toevoeging hierbij is dat
het reisadvies op de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken primair als
doel heeft Nederlanders te informeren over de veiligheidssituatie in het buitenland,
om hen in staat te stellen goed voorbereid op reis te gaan. Daarmee wordt geprobeerd
te voorkomen dat Nederlanders in het buitenland in de problemen raken. Een reisadvies
is niet politiek en mag ook niet voor die doeleinden gebruikt worden. Ook is het geen
instrument voor toeristische of maatschappelijke advisering.
7. Bevorder zelfregulering in de reisbranche
Graag verwijs ik hier naar mijn antwoord op punt 1.
Ik hoop u via deze brief afdoende geïnformeerd te hebben over mijn reactie op de gedane
voorstellen en genoemde beslispunten. Graag ga ik daarover verder in gesprek in het
reeds geagendeerde overleg.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking