Brief regering : Digitalisering in het primair en voortgezet onderwijs
32 034 Digitale leermiddelen
Nr. 31 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 maart 2019
Het onderwijs is in de afgelopen decennia sterk veranderd. Digitale hulpmiddelen hebben
                  de toegang tot informatie radicaal getransformeerd. Met één muisklik, swipe of stemcommando
                  krijgen kinderen van nu antwoorden waar vroeger veel zoekwerk voor nodig was. De komende
                  jaren zal digitalisering het leren nog verder veranderen. Dit leidt er onder meer
                  toe dat scholen steeds beter kunnen inspelen op de leerbehoeften van leerlingen. Digitalisering
                  biedt daarmee kansen voor verbetering van het onderwijs. Tegelijkertijd vraagt dit
                  dat het onderwijs wordt ingericht op het goede gebruik van ict in het onderwijs, leraren
                  en leerlingen digitaal geletterd zijn, de infrastructuur in de school op orde is en
                  de juiste leermiddelen beschikbaar zijn.
               
Met deze brief lanceer ik, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en
                  Klimaat (EZK) en samen met de PO-Raad, VO-raad en Kennisnet, de digitaliseringsagenda
                  primair en voortgezet onderwijs, als onderdeel van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie.
                  Deze agenda geeft de komende jaren richting aan de samenwerking tussen schoolbesturen,
                  onderwijsorganisaties, overheid en bedrijfsleven met betrekking tot doordachte digitalisering
                  van het onderwijs. Ook informeer ik uw Kamer in de bijlage over een aantal toezeggingen
                  en moties die raken aan de digitalisering van het onderwijs.
               
Digitaliseringsagenda
Leraren gebruiken in toenemende mate digitale leermiddelen, toetsen en toepassingen
                  in hun lessen. Dit geeft hen mogelijkheden om met lesmateriaal te variëren en het
                  onderwijs af te stemmen op de specifieke leerbehoeften van de leerling. Doordachte
                  digitalisering kan helpen bij het creëren van tijd en ruimte voor leraren in tijden
                  van werkdruk en lerarentekort. Zo kunnen digitale toepassingen leraren helpen bij
                  het volgen van de voortgang van leerlingen, waardoor er meer tijd overblijft en leraren
                  beter kunnen inspelen op de behoefte van alle leerlingen.
               
Van leerlingen wordt verwacht dat zij actuele kennis en vaardigheden ontwikkelen.
                  Daarom wordt door leraren, schoolleiders en andere onderwijsprofessionals vanuit Curriculum.nu
                  hard gewerkt aan een toekomstgericht en samenhangend curriculum. Digitale geletterdheid
                  is één van de ontwikkelgebieden en behoort tot de basis die een leerling nodig heeft
                  om te kunnen functioneren in de samenleving.1
De ontwikkelingen staan niet stil en ook in de komende jaren is het belangrijk om
                  aandacht te hebben voor digitalisering in het primair (po) en voortgezet onderwijs
                  (vo). In de digitaliseringsagenda staan de speerpunten, ambities en activiteiten die
                  de komende jaren richting geven aan digitalisering in het onderwijs. Een groot aantal
                  partijen steunt de agenda. U vindt de agenda bijgevoegd bij deze brief2.
               
We concentreren ons de komende jaren op de volgende vijf speerpunten:
• leraren, schoolleiders en bestuurders innoveren door samen en met anderen te leren;
• leerlingen en leraren zijn digitaal geletterd;
• digitale leermiddelen werken voor de gebruiker;
• infrastructuur is veilig, betrouwbaar en toekomstvast;
• ethiek van digitalisering in het onderwijs heeft structurele aandacht.
Besturen en scholen die vanuit hun eigen onderwijskundige visie doordachte keuzes
                  maken over de inzet van ict in hun onderwijs, plukken hier de vruchten van. Zij moeten
                  kunnen rekenen op landelijke ondersteuning voor benodigde randvoorwaarden, zoals voorzieningen
                  en standaarden voor een veilige toegang tot internet. Met de agenda zetten we een
                  belangrijke volgende stap in het versterken van de samenwerking binnen en buiten het
                  onderwijs.
               
Samenwerken bij de inkoop van ict
In 2017 heeft een aantal schoolbesturen in het po en vo SIVON opgericht: een coöperatie
                  voor gezamenlijk inkopen, ict en innovatie. Hiermee bouwen de schoolbesturen voort
                  op de succesvolle samenwerking in het Doorbraakproject Onderwijs & ICT en leveren
                  zij een wezenlijke bijdrage aan het realiseren van de speerpunten van de digitaliseringsagenda.
               
Tijdens het Algemeen Overleg Digitale leermiddelen op 31 januari 2018 heeft uw Kamer
                  aandacht gevraagd voor het belang van deze samenwerking tussen schoolbesturen bij
                  de inkoop van ict-toepassingen voor het onderwijs. Door krachtenbundeling kan een
                  gunstiger prijs-kwaliteitverhouding worden bereikt en gezamenlijke basisvoorzieningen
                  worden ontwikkeld. Daarbij is onder meer aangegeven dat de sectorraden zouden kunnen
                  kijken of voorinvesteringen sectorbreed mogelijk zijn om deze ontwikkeling te ondersteunen.
               
De afgelopen periode heeft de sector deze handschoen opgepakt en hierin belangrijke
                  stappen gezet. Het aantal leden van SIVON is groeiende. Inmiddels zijn 83 schoolbesturen
                  lid van SIVON. Deze besturen geven onderwijs aan ruim 24 procent van de leerlingen
                  in het po en vo.
               
SIVON heeft in samenwerking met Kennisnet en SURF, en krachtig gesteund door de PO-Raad
                  en VO-raad, een plan gemaakt voor een toekomstgerichte, veilige en betaalbare internetvoorziening
                  voor scholen (dienst externe connectiviteit). Ook biedt SIVON aan de leden de dienst
                  FG-as-a-service aan. Op dit moment heeft ruim 30% van de besturen in het po en 10%
                  van de besturen in het vo nog geen functionaris gegevensbescherming. Ook hier kan
                  SIVON dus zijn toegevoegde waarde bewijzen. In lijn met de motie Bruins en Van Meenen,
                  waarin wordt opgeroepen te profiteren van integrale besparingen in de inkoop van ict-producten,
                  is hierover de afgelopen periode intensief overlegd tussen SIVON, PO-Raad, VO-raad,
                  Kennisnet en OCW.3 Deze partijen hebben nadere afspraken gemaakt om de verdere groei van het lidmaatschap
                  van SIVON, en het gebruik van de nieuwe voorziening voor veilig internet, de komende
                  jaren met raad en daad te ondersteunen.
               
Ik vind dit een uitstekende ontwikkeling. Een betere vraagarticulatie, meer marktmacht
                  en een krachtige regie voor en door schoolbesturen leidt naar verwachting tot meer
                  innovatie, meer maatwerk en een betere prijs/kwaliteitverhouding voor scholen.
               
Veilig en betaalbaar
Het plan van SIVON en Kennisnet voor een veilige en betaalbare internetvoorziening
                  voor scholen komt op het juiste moment. De bestaande voorzieningen van scholen zijn
                  vaak niet adequaat voor het huidige gebruik en nog vaker niet voldoende schaalbaar
                  en veilig voor het toekomstig gebruik. De (kwaliteits)eisen die aan de ict-infrastructuur
                  van scholen worden gesteld, zullen de komende jaren alleen maar toenemen. SIVON heeft
                  bij OCW een startsubsidie aangevraagd om deze voorziening in de komende jaren op te
                  bouwen. De plannen van aanpak van SIVON en Kennisnet voor de realisatie van de beoogde
                  dienstverlening heb ik laten toetsen door ICTU.4
Naar mijn oordeel heeft SIVON de potentie om uit te groeien tot dé ict-coöperatie
                  van het funderend onderwijs met een landelijke en sectorbrede dekking. De beoogde
                  dienstverlening zorgt ervoor dat scholen zich bezig kunnen houden met hun primaire
                  onderwijstaak zonder zelf het wiel te hoeven uitvinden op het gebied van o.a. beveiliging
                  en internetcapaciteit. Ook wordt gebruik gemaakt van bestaande infrastructuur van
                  Kennisnet en SURF, zodat publieke middelen efficiënt worden besteed. Met SIVON ontstaat
                  voor alle scholen de mogelijkheid om te participeren in een collectieve voorziening
                  voor snel en betrouwbaar internet. SIVON verzorgt de inkoop en wil op die manier een
                  zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteit verhouding bewerkstelligen, ook t.a.v. de maandelijkse
                  abonnementskosten waar de motie Van Meenen aandacht voor vraagt.5
Gelet op het belang van SIVON wil ik deze ontwikkeling de komende jaren mede mogelijk
                  maken. OCW stelt daarom op verzoek van de PO-Raad en VO-raad namens de sectoren po
                  en vo voor maximaal vijf jaar gemiddeld in totaal € 10 mln. per jaar beschikbaar als
                  startsubsidie voor SIVON en Kennisnet. De PO-Raad en de VO-raad hebben het Ministerie
                  van OCW op de hoogte gesteld van het feit dat hun ledenvergaderingen akkoord zijn
                  gegaan met het voorstel om de dienst externe connectiviteit met collectieve sectormiddelen
                  te bekostigen.
               
Daarom wordt € 7 mln. per jaar gefinancierd door middel van een uitname uit de prestatiebox
                  (€ 3,5 mln. primair onderwijs en € 3,5 mln. voortgezet onderwijs). Mocht dit onderdeel
                  van de sectorakkoorden na evaluatie niet worden verlengd, dan wordt de startsubsidie
                  voor de resterende periode in 2019–2023 uit de collectieve middelen gefinancierd.
                  De resterende € 3 mln. per jaar gemiddeld wordt beschikbaar gesteld vanuit de implementatiemiddelen
                  van beide sectorakkoorden. Deze € 3 mln. per jaar gemiddeld garandeer ik voor de gehele
                  subsidieperiode 2019–2023.
               
De betrokken partijen (PO-Raad, VO-raad, SIVON, Kennisnet en OCW) zullen de komende
                  jaren deze samenwerking tussen schoolbesturen bij de digitalisering van het onderwijs
                  ondersteunen en versterken. Ik roep alle schoolbesturen in het funderend onderwijs
                  op om lid te worden van SIVON en zo te profiteren van gezamenlijke kennisopbouw, inkoopkracht
                  en innovatie. Wanneer zij tevens gebruik maken van de dienst externe connectiviteit,
                  leggen ze een stevig fundament voor digitaal onderwijs.
               
Samenwerking binnen en buiten het onderwijs
De digitale ontwikkelingen gaan snel. Het onderwijs kan hier goed op inspelen door
                  de krachten te bundelen. Met de digitaliseringsagenda zet ik met de Staatssecretaris
                  van EZK, de PO-Raad, VO-raad en Kennisnet volgende stappen in het versterken van de
                  samenwerking. Samen met de PO-Raad en VO-raad faciliteer ik de dialoog over digitalisering
                  om kennisdeling en uitwisseling tussen leraren, schoolleiders, bestuurders, beleidsmakers
                  en andere betrokkenen te stimuleren.
               
De initiatiefnemers van de digitaliseringsagenda willen de kennis en expertise van
                  het bedrijfsleven goed benutten. Het bedrijfsleven kan immers een belangrijke bijdrage
                  leveren aan de realisatie van de speerpunten van de digitaliseringsagenda, bijvoorbeeld
                  door de realisatie van digitale geletterdheid in het geactualiseerde curriculum te
                  ondersteunen. Wij gaan in gesprek met het bedrijfsleven over de agenda, om tot een
                  samenhangend aanbod en duurzame samenwerking te komen die scholen helpt met hun digitaliseringsvraagstukken.
                  Ik zorg ervoor dat dit op een zorgvuldige, heldere en transparante wijze gebeurt,
                  passend binnen de regels en afspraken van het sponsorconvenant po/vo.6 Bij de actualisatie van het sponsorconvenant blijven deze waarborgen onverminderd
                  van kracht. Als er onnodige knelpunten zijn die een goede samenwerking belemmeren,
                  worden deze weggenomen.
               
Door een betere samenwerking kan het onderwijs de kansen benutten die digitalisering
                  biedt voor beter onderwijs en zo leerlingen optimaal begeleiden. Laten we er samen
                  voor zorgen dat iedere leerling het beste uit zichzelf kan halen en goed voorbereid
                  is op de samenleving van morgen.
               
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Bijlage: toezeggingen en moties op het gebied van digitalisering
                  
Regeling snel internet
Uw Kamer heeft in het Algemeen Overleg Digitale leermiddelen van 31 januari 2018 (Kamerstuk
                     32 034, nr. 30) aangegeven het belangrijk te vinden dat alle scholen over toekomstvast internet
                     kunnen beschikken. Daarop heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de voortgang
                     van de subsidieregeling toekomstvast internet in het po en vo. De regeling geldt voor
                     scholen in het po en vo die nu nog gebruik maken van een verbinding met minder dan
                     500 mbps download- en 40 mbps uploadsnelheid. Het is voor die scholen mogelijk om
                     de helft van de aanlegkosten van de verbinding vergoed te krijgen.7
Op basis van de bij ons beschikbare gegevens zijn er op dit moment nog circa 100 locaties
                     (van de in totaal circa 9.000 locaties in Nederland) die in aanmerking komen voor
                     de subsidie. Tot op heden hebben zeven scholen een beroep gedaan op de subsidie. Dit
                     beperkte aantal is voor mij reden geweest om te inventariseren waarom scholen nauwelijks
                     gebruik maken van de regeling. In eerste instantie is een enquête verstuurd en recent
                     is een flink aantal van de locaties die in aanmerking zou komen voor de subsidie ook
                     telefonisch benaderd.
                  
Een substantieel deel van de scholen geeft aan dat de huidige internetverbinding volstaat.
                     Het betreft vaak scholen met een beperkt aantal leerlingen. Een ander deel neemt genoegen
                     met de huidige internetverbinding, omdat de in hun ogen hoge kosten die zij moeten
                     maken (vaak gaat het dan om de maandelijkse abonnementskosten) niet opwegen tegen
                     de meerwaarde van snel internet.
                  
De looptijd van de regeling is tot november 2019. Scholen hebben dus nog tijd om gebruik
                     te maken van de regeling. Ik constateer dat het grootste deel van de scholen die op
                     basis van de voorwaarden in aanmerking zouden komen voor subsidie, van voorzieningen
                     gebruik maakt die naar eigen inschatting voorzien in de behoefte. Voor de selecte
                     groep scholen waarvoor dit niet geldt ga ik, op basis van de specifieke omstandigheden,
                     verkennen welke mogelijkheden er zijn om tot een maatwerkoplossing te komen.
                  
Informatiebeveiliging en privacy
Bij het gebruik van digitale onderwijsmiddelen is het van groot belang dat de privacy
                     van leerlingen beschermd is. Scholen zijn verantwoordelijk voor een goede omgang met
                     persoonsgegevens. De afgelopen jaren is door de PO-Raad en de VO-raad, in samenwerking
                     met Kennisnet, stevig ingezet op het vergroten van bewustwording en het ondersteunen
                     van scholen bij het op orde krijgen van hun informatiebeveiliging en privacy (IBP).
                     Zo is er een privacyconvenant afgesloten met aanbieders van leerlingadministratiesystemen,
                     uitgevers van digitaal leermateriaal en distributeurs om de privacy van leerlingen
                     te beschermen. Ook is in dat kader een modelverwerkersovereenkomst ontwikkeld die
                     scholen kunnen gebruiken bij het maken van goede afspraken met leveranciers, die voldoen
                     aan de eisen van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het privacyconvenant
                     is inmiddels door meer dan 400 partijen ondertekend.
                  
Om zicht te krijgen op hoe het er in het po en vo over de hele breedte voorstaat met
                     IBP, hebben de PO-Raad en de VO-raad, in samenwerking met Kennisnet, een nulmeting
                     laten uitvoeren (deze vindt u bijgevoegd)8. In het po geeft 75 procent van de beleidsbepalers aan goed op weg of (bijna) klaar
                     te zijn. In het vo is dit 84 procent. Uit het onderzoek komen ook nog aandachtspunten
                     naar voren. Zo heeft één op de drie schoolbesturen in het po nog geen Functionaris
                     Gegevensbescherming (FG) aangewezen, terwijl dit wel een eis is van de AVG. In het
                     vo heeft één op de tien besturen nog geen FG. Uit de monitor blijkt dat de «Aanpak
                     IBP», het stappenplan van de sectorraden en Kennisnet, veel wordt gebruikt (po 50 procent,
                     vo 70 procent) en de belangrijkste ondersteuningsbron is.
                  
Ik zie dat veel scholen hun verantwoordelijkheid nemen en hun informatiebeveiliging
                     en privacy goed organiseren. Tegelijkertijd zijn er nog stappen te zetten. Komend
                     jaar zullen de PO-Raad, VO-raad en Kennisnet scholen gericht informeren. Daarnaast
                     zullen zij de Aanpak IBP met praktische handreikingen toegankelijker maken. Aanvullend
                     zal SIVON vanaf maart de dienst FG-as-a-service beschikbaar stellen. De PO-Raad en
                     VO-raad zullen dit bij hun leden actief onder de aandacht brengen, om het aantal besturen
                     dat over een FG beschikt te vergroten.
                  
In de monitor is ook aandacht voor een specifieke ontwikkeling op het gebied van (digitale)
                     gegevensuitwisseling die ik wil uitlichten, de invoering van het pseudoniem bij het
                     gebruik van digitale leermiddelen.
                  
Invoering pseudoniem
Bij het gebruik van digitale leermiddelen worden gegevens over de leerling gedeeld
                     tussen de school en de leverancier van die leermiddelen, zoals inloggegevens en leer-
                     en toetsresultaten. Om de gegevensuitwisseling rond digitale leermiddelen veiliger
                     te maken, heeft mijn voorganger de wet pseudonimiseren tot stand gebracht. Scholen
                     kunnen hierdoor voor elke leerling een uniek pseudoniem krijgen. Met dit pseudoniem
                     kunnen scholen en leveranciers minder gegevens van leerlingen uitwisselen. Zoals bij
                     de wetsbehandeling is toegezegd aan uw Kamer, informeer ik u over de stand van zaken.
                  
In het po is voor 70 procent van de leerlingen een pseudoniem aangevraagd. In het
                     vo is voor 92 procent van de leerlingen een pseudoniem aangevraagd. Ook in het mbo
                     wordt gebruik gemaakt van de voorziening. Ik zie dat veel besturen en scholen hier
                     voortvarend mee aan de slag zijn. Ik waardeer dat zij op deze manier werken aan een
                     veiliger en betrouwbaarder toegang tot digitaal lesmateriaal. Zij worden hierbij ondersteund
                     door de PO-Raad, VO-raad, Kennisnet en (brancheorganisaties van) educatieve uitgevers,
                     distributeurs en softwareleveranciers. Kennisnet zal de resterende vo-besturen nabellen
                     om hen te ondersteunen met het aanvragen van pseudoniemen. De besturen en scholen
                     die nog geen pseudoniem voor hun leerlingen hebben aangevraagd roep ik op om gebruik
                     te maken van de beschikbare ondersteuning om een veilige gegevensuitwisseling te borgen.9
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media