Brief regering : Sociale veiligheid onderwijspersoneel po, vo en mbo
29 240 Veiligheid op school
Nr. 91
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET
ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2019
Hierbij bieden wij u op verzoek van uw Kamer een rapportage aan over de veiligheid
van het onderwijspersoneel in het po, vo en mbo en wat er aan gedaan wordt.1
Een veilige werkomgeving is cruciaal. In het algemeen zijn de cijfers over het veiligheidsgevoel
van onderwijspersoneel positief maar incidenten kunnen op persoonlijk niveau grote
gevolgen hebben. Natuurlijk komen ruzies of geweldsuitingen voor, scholen staan midden
in de maatschappij en opgroeiende kinderen en jonge mensen zullen zo nu en dan grenzen
opzoeken en deze overschrijden. De incidenten die de pers bereiken laten dit ook zien.
Wij vinden veiligheid van het onderwijspersoneel net zo belangrijk als een veilige
leeromgeving voor leerlingen en studenten. Docenten hebben recht op een veilige werkomgeving.
Veilig werken en veilig leren gaan hand in hand en dragen bij aan de kwaliteit van
onderwijs. De randvoorwaarden voor een veilig schoolklimaat zijn aanwezig, het is
aan scholen om dit uit te voeren.
In deze brief schetsen wij de wettelijke kaders en het beleid gericht op de veiligheid
van onderwijspersoneel. Daarna gaan we in op de beschikbare cijfers over de feitelijke
en ervaren veiligheid van het personeel. Tot slot geven we een overzicht van de beleidsinspanning
op het vlak van een veilig werkklimaat voor onderwijspersoneel.
De gevraagde rapportage over de omvang put voor het overgrote deel uit de Veiligheidsmonitor
po/vo 2018 en de Monitor Sociale Veiligheid in de mbo-sector 2017–2018.2 De monitoren gaan in op vergelijkbare thema’s maar de vraagstelling is niet altijd
hetzelfde en dus de gegenereerde gegevens en uitkomsten niet goed vergelijkbaar.3 Een andere bron voor gegevens is het medewerkerstevredenheidsonderzoek (hierna: MTO)
dat wordt uitgevoerd in de mbo-sector.
Wettelijke kaders en beleid
Voor de sociale veiligheid van onderwijspersoneel in het onderwijs staan er in de
Arbowetgeving en het Arbeidsomstandighedenbesluit de nodige vereisten. Zaken die raken
aan de sociale veiligheid worden daarbij aangeduid als componenten van de psychosociale
(arbeids)belasting. De werkgever is verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden
van de werknemers. Daarbij dient regelmatig getoetst te worden of het arbeidsomstandighedenbeleid
toereikend is of dat de ervaringen die daarmee zijn opgedaan aanleiding geven het
beleid aan te passen. De Arbowet is in feite een raam- of kaderwet waarin de uitgangspunten
zijn omschreven die vervolgens per sector nader kunnen worden uitgewerkt in een Arbo-catalogus,
en die aangevuld kunnen worden in de sectorspecifieke cao. In de Arbo-catalogus staan
bijvoorbeeld uitwerkingen voor: werkstress, schoolveiligheidsbeleid, incidentenregistratie,
instructie/training, voorlichting en informatie aan leerlingen en ouders/voogden,
toezicht, nazorg en een klachtenregeling.
De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna Inspectie SZW) controleert of
werkgevers zich houden aan deze regels. Zij doen dat via onderzoeken, maar zij kunnen
jaarlijks slechts een klein aantal scholen of instellingen bezoeken. Daarnaast voert
de Inspectie SZW themaonderzoeken uit en geeft zij voorlichting. De Inspectie SZW
heeft in haar toezicht de afgelopen jaren specifiek aandacht besteed aan psychosociale
(arbeids)belasting (PSA). PSA veroorzaakt één derde van het langdurig verzuim op de
arbeidsmarkt, bij jonge werknemers zelfs meer dan de helft. Een goede risico-inventarisatie
en evaluatie (RI&E) en incidentenanalyse gevolgd door voorlichting en training helpt
bij de preventie hiervan. Met een zelfinspectietool van de Inspectie SZW kan een organisatie
nagaan of er binnen de organisatie voldoende wordt gedaan om werkstress bij medewerkers
te voorkomen. De inspecties binnen het onderwijs laten zien dat onderwijsinstellingen
met een professioneel HR-beleid de arbeidsomstandigheden ook op het vlak van de PSA
beter op orde hebben. Maar naar aanleiding van de inspecties wordt ook geconstateerd
dat er scholen (vooral in het po en vo) zijn die nog te weinig maatregelen nemen om
werkstress door werkdruk, agressie en ongewenst gedrag bij werknemers te voorkomen.
Onderwijspersoneel voelt zich veilig
Het grootste deel van het onderwijspersoneel voelt zich veilig op school. In de Veiligheidsmonitor
po/vo uit 2018 (Kamerstuk 29 240, nr. 88) staat dat in het po 94 procent van het onderwijspersoneel zich veilig voelt op school
en in het vo 90 procent. In de monitor onder personeel in het mbo voelt 96 procent
zich veilig in de les- en de eigen ruimten (2017/2018). Ook in het MTO van de MBO
Raad wordt gevraagd of medewerkers zich veilig voelen op school. Uit de meting in
2014/2015 blijkt dat medewerkers zich gemiddeld genomen veilig voelen op de mbo-instelling
en ze beoordelen dit met een rapportcijfer 7,8 dit is stabiel ten opzichte van de
meting in 2012/2013.
In het vo geeft 69 procent van de leidinggevenden aan dat er een expliciet veiligheidsbeleid
en een incidentenregistratie is. In het po is het voeren van een incidentenregistratie
geen verplichting, ondanks dat heeft volgens 71 procent van de leidinggevenden de
school een veiligheidsbeleid en een incidentenregistratie. Leidinggevenden in het
po en vo geven aan (po: 68 procent vo: 79 procent) dat de aanpak van agressie en geweld
regelmatig wordt geëvalueerd. De Inspectie SZW signaleert dat po en vo nog stappen
moeten zetten om te komen tot een professioneel personeelsbeleid gericht op PSA. Ook
geeft iets meer de helft van de leidinggevenden in het vo aan dat het personeel trainingen
en opleidingen krijgt over pesten, omgaan met agressie en geweld, bevordering van
sociale veiligheid op de locatie en het stimuleren van een positief schoolklimaat.
Uit de Monitor Sociale Veiligheid in de mbo sector (deel 3: beleid)(Kamerstukken 29 240 en 31 524, nr. 85) blijkt dat de meeste instellingen een schoolveiligheidsbeleid kennen dat volgens
de beleidsmedewerkers is ingebed in de organisatie en met enige regelmaat wordt geëvalueerd.
In 2017 beschikt 56 procent van de deelnemende instellingen over een goed uitgewerkt
schoolveiligheidsplan en een derde van de instellingen is hiermee bezig. Volgens acht
op de tien beleidsmedewerkers worden op hun instelling op minimaal één locatie trainingen
aangeboden aan onderwijspersoneel in het omgaan met ongewenst gedrag. Het merendeel
van de docenten, 80 procent, vindt dat zij een discussie die uit de hand loopt in
goede banen kan leiden en voelt zich bij twijfel gesteund door collega’s en teamleiders.
Ongeveer de helft van de docenten vindt dat er ook vanuit de school voldoende ondersteuning
beschikbaar is om gevoelige onderwerpen in de klas te kunnen bespreken.
Incidenten komen voor
Helaas krijgt bijna elke school een keer te maken met een ernstiger incident. Het
spreekt voor zich dat we er met elkaar alles aan moeten doen om incidenten en vooral
ernstige incidenten te voorkomen. De basis daarvoor is een expliciet veiligheidsbeleid,
waarbij alle stakeholders rond de school betrokken kunnen worden. Zo zijn er goede
voorbeelden waarbij onderwijsinstellingen de samenwerking zoeken met de lokale politie,
of waar op gemeentelijk niveau convenanten worden afgesloten (tussen politie, openbaar
ministerie, gemeenten, jongerenwerk en buurtteams), om in gezamenlijkheid te werken
aan de veiligheid op en rondom scholen.
Op basis van de uitwerking in de Arbo-catalogi zijn scholen en mbo-instellingen verplicht
een incidentenregistratie bij te houden. Een ruime meerderheid van de po en vo scholen
geeft in de monitor aan een incidentenregistratie te hebben (zie vorige blokje: po
71 en vo 69 procent). De incidentregistratie op het po, vo en mbo is tevens ingebed
in de integrale visie op sociale veiligheid van de sector. Een incidentenregistratie
bijhouden werkt als een school of instelling er opvolging aan geeft, anders verdwijnt
de meldingsbereidheid. En het werkt als leiding en personeel de patronen analyseren
en delen, en zo van de ervaring leren en er preventief beleid op richten.
Als er een incident plaatsvindt, is het belangrijk dat de school of instelling daarop
voorbereid is en een incident goed afhandelt. Cruciaal is dat het personeel zich daarbij
gesteund voelt door collega’s en leidinggevenden. Juist het ontbreken van die steun
bij een incident kan volgens de Inspectie SZW uiteindelijk leiden tot uitval van het
onderwijspersoneel. In het po geeft 87 procent van het personeel aan dat de opvang
in een dergelijk geval goed geregeld is en 85 procent geeft aan dat de aanpak van
daders goed geregeld is. Ook in het vo zijn die percentages hoog met respectievelijk
89 procent en 84 procent. Uit de mbo-monitor blijkt dat bij melding van diefstal en
vandalisme er bij minder dan de helft van de medewerkers een vervolgactie vanuit de
instelling volgt en bij meldingen van psychisch-fysiek geweld 61 procent van de meldingen
leidt tot een vervolgactie. Het opvolging geven aan meldingen kan dus beter. Een verklaring
is mogelijk dat een reactie ook niet verwacht wordt omdat het hier vooral gaat om
het delen van de ervaring. Meldingen van psychisch-fysiek geweld van medewerkers aan
leidinggevende en het meldpunt blijken in respectievelijk 69 procent en 83 procent
opgevolgd te worden met een reactie vanuit de school.
Uw Kamer vraagt onze reactie op geruchten dat er te weinig gemeld wordt. Het klopt
dat uit de mbo-monitor blijkt dat medewerkers die het slachtoffer zijn van diefstal,
vernieling of van psychisch-fysiek geweld dit niet altijd melden. In iets meer dan
50 procent van de gevallen worden deze incidenten wél gemeld. De komende periode is
meer aandacht nodig voor de bekendheid van de meldpunten en vertrouwenspersonen bij
instellingen en het vergroten van de toegankelijkheid hiervan. De Veiligheidsmonitor
po/vo verzamelt informatie over de aard van incidenten die te maken hebben met leerlingen
maar niet over de meldingsbereidheid van docenten. Signalen daarover zijn ons dus
niet bekend. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom incidenten toch niet gemeld
worden bij de schoolleiding. Scholen en instellingen moeten hun incidentenregistratie
en hun veiligheidsbeleid op orde hebben. Daarbij is het belangrijk dat er een cultuur
is van veiligheid en openheid zodat er wel gemeld wordt.
Onderwijs vergeleken met andere sectoren.
De Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden van TNO (2017) biedt de mogelijkheid om
het onderwijs te vergelijken met andere sectoren als het gaat om het voorkomen van
intimidatie, geweld of pesten. In de categorie pesten door «klanten», hier leerlingen,
scoort het onderwijspersoneel met negen procent relatief hoog (horeca: 8,0 procent).
Verder wordt gevraagd naar intimidatie door leerlingen. Ook op dit onderdeel scoort
het onderwijspersoneel hoog met 21 procent. Slechts een klein aantal andere sectoren
scoort vergelijkbaar (horeca) of hoger (zorg en welzijn of overheidsdiensten). Ten
aanzien van lichamelijk geweld veroorzaakt door leerlingen, heeft zeven procent van
het onderwijspersoneel daarmee te maken gehad. De sector zorg en welzijn overtreft
dat percentage ruimschoots met 21 procent.4
Deze cijfers bevestigen het beeld dat scholen en instellingen last kunnen hebben van
leerlingen en studenten die de grenzen van respectvol gedrag overschrijden. Dit maakt
duidelijk dat scholen zich hierop moeten voorbereiden: Scholen moeten met hun personeel
praten over gedragsregels, optreden, handhaven en melden.
Inzet voor de veiligheid van onderwijspersoneel
In de brief aan uw Kamer over de Veiligheidsmonitor po/vo 2018 (Kamerstuk 29 240, nr. 88) was al benadrukt dat de veiligheid van personeel blijvend aandacht verdient. Die
specifieke aandacht gold hier vooral het vo. De Veiligheidsmonitor po/vo 2018 liet
een licht herstel van het veiligheidsgevoel van onderwijspersoneel in het vo zien,
nadat er een aantal jaren sprake was van een daling. In 2018 ligt dit weer op 90 procent.
Voor het vo werken de sociale partners, verenigd in het Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds
Voortgezet Onderwijs (hierna VOION) samen in de programmalijn Veilig, gezond & vitaal
werken. VOION is naar aanleiding van de lagere cijfers over het veiligheidsgevoel
van onderwijspersoneel in 2016 (88 procent), aan de slag gegaan om een instrument
te maken dat aansluit bij de methoden die bewezen effectief zijn en dat scholen kunnen
gebruiken voor hun onderwijspersoneel. VOION biedt verder veel informatie en instrumenten
aan via hun website die scholen kunnen gebruiken om te werken aan een veilige school.
Zo kunnen vo scholen gebruik maken van het Incidentenvenster-VO, een gratis registratiesysteem
om incidenten en ongevallen in te registreren en beter inzicht te krijgen in de eigen
veiligheidssituatie. In het po adviseert en ondersteunt het Vervangingsfonds schoolbesturen
om te komen tot een gezonde, prettige en veilige werkomgeving op school. Ook in het
mbo is de Stichting Onderwijsarbeidsmarktfonds MBO (hierna: SOM) actief voor de instellingen.
Naast de informatie die scholen en instellingen kunnen halen uit de Arbo catalogi
bieden ook het Ministerie van SZW en de Inspectie SZW campagnes en materiaal aan.
In het mbo geven instellingen in aanvulling op de hierboven genoemde wettelijke eisen
hun veiligheidsbeleid voor studenten en alle onderwijspersoneel integraal vorm. De
MBO Raad faciliteert de scholen hierbij en geeft ondersteuning en advies. Dit jaar
laat de MBO Raad een servicedocument sociale veiligheid samen met de instellingen
opstellen ter ondersteuning van de instellingen. Dit document is definitief in 2020.
Verder vindt periodiek een landelijk MTO plaats in opdracht van de MBO Raad en met
betrokkenheid van de Algemene Onderwijsbond. Het eerstvolgende MTO vindt plaats in
het tweede kwartaal van 2019.
De Stichting School & Veiligheid (hierna SSV) door OCW gefinancierd, ondersteunt scholen
in het po, vo en mbo bij het werken aan een sociaal veilig klimaat op school. SSV
biedt trainingen aan waarmee een school aan het werk gaat om acceptabel en niet-acceptabel
gedrag te expliciteren, in teamverband en met leerlingen en ouders. En daarnaast bieden
ze een training die docenten helpt om vervelend gedrag helder te begrenzen en ruimte
te houden om in gesprek te blijven. Deze training versterkt hun pedagogische competentie
ook bij confrontaties met ouders en/of leerlingen. Op de website van SSV zijn verder
goede voorbeelden en praktische tips te vinden over hoe sociale veiligheid in de klas
aan de orde gesteld kan worden. Tot slot hebben SSV en Kennisnet samen een brochure
ontwikkeld over het voorkomen en omgaan met incidenten op de sociale media.
Onderwijs geven aan jongeren en jongvolwassenen is een prachtig vak. Dat moet wel
zo veilig mogelijk gebeuren. De meeste docenten weten dat het best eens kan ontsporen,
zij kunnen daar goed mee omgaan. Scholen moeten voorbereid zijn op incidenten en zorgen
voor een veilige werkomgeving voor hun onderwijspersoneel. Er is voldoende voor handen
om dat ook te doen, het is bovendien als verplichting vastgelegd vooral in de Arbo
wet. Wij rekenen erop dat scholen hier de komende jaren waar nodig meer werk van maken
en zullen daarover het gesprek blijven voeren met alle betrokken partijen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media