Brief regering : Stand van zaken onderzoek Zorginstituut Nederland naar Zorgclustermodel en verzekerde aanspraken ggz
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 456
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 maart 2019
Sinds eind 2015 werken partijen onder regie van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
aan een nieuwe bekostiging voor de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (ggz)
en de forensische zorg (fz). In hun zogenaamde «Agenda voor gepast gebruik en transparantie»
(Kamerstuk 25 424, nr. 292) hebben partijen er destijds voor gepleit om deze uit te werken langs de lijnen van
een door de NZa, samen met partijen, opgesteld advies (Kamerstuk 29 515, nr. 371). De toenmalige Minister van VWS heeft partijen vervolgens de ruimte gegeven om zo’n
bekostiging te ontwikkelen en heeft de NZa gevraagd dit met partijen ter hand te nemen.
Over de voortgang hiervan is uw Kamer door middel van voortgangsrapportages van de
NZa geïnformeerd (Kamerstukken 25 424, nrs. 335, 343 en 371).
Eén van de doelen die partijen bij dit proces voor ogen hebben is om bij de declaratie
van ggz de bijbehorende zorgvraag van de ggz-cliënt transparanter te maken. Dit onder
andere om hiermee het zorginkoop en -verkoopproces beter te ondersteunen, evenals
de controle en verantwoording op «gepast gebruik» van ggz en het tijdig op- en afschalen
van zorg. In het kader hiervan hebben partijen gewerkt aan de ontwikkeling van het
zogenaamde «Zorgclustermodel». Dit is een uit Engeland afkomstig model dat de afgelopen
jaren door partijen onder regie van de NZa is doorontwikkeld.
Binnen de ggz-sector verschilt inmiddels het beeld dat men heeft van de kwaliteit
van het Zorgclustermodel. Ook verschillen de verwachtingen van de mate waarin het
model zijn beoogde rol zal kunnen vervullen. Het model is de afgelopen periode in
de praktijk toegepast in een pilot om de kwaliteit en bruikbaarheid ervan te toetsen.
Momenteel worden de nu beschikbare pilotdata geanalyseerd.
Aan de hand daarvan wordt bekeken of hiermee een volledig en voldoende betrouwbaar
beeld kan worden verkregen van de kwaliteit en bruikbaarheid van (onderdelen van)
het Zorgclustermodel (Kamerstukken 25 424 en 33 628, nr. 431). Over de voortgang hiervan zal ik u dit voorjaar informeren.
Op 15 december 2016 heeft de toenmalige Minister van VWS aan het Zorginstituut Nederland
(vanaf hier: het Zorginstituut) gevraagd een onderzoek uit te voeren naar de relatie
tussen het Zorgclustermodel en de verzekerde aanspraken in de geneeskundige geestelijke
gezondheidszorg (ggz). Het eerste deel van dit onderzoek heeft het Zorginstituut op
21 december 2017 aan mij aangeboden (Kamerstuk 25 424, nr. 386). Op 9 januari 2019 heeft het Zorginstituut mij per brief geïnformeerd over de stand
van zaken van deel 2 van dit onderzoek. Hierbij bied ik u deze brief van het Zorginstituut
aan1.
Vragen aan het Zorginstituut
De toenmalige Minister van VWS stelde het Zorginstituut een aantal vragen. Ten eerste
vroeg zij in hoeverre het Zorgclustermodel aansluit bij de huidige verzekerde aanspraken
in de geneeskundige ggz. De huidige verzekerde aanspraken in de ggz zijn afgebakend
in termen van de vijfde editie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, de DSM-5, het gangbare diagnoseclassificatiesysteem voor de ggz. In deel 1 van zijn
onderzoek heeft het Zorginstituut een aantal aanbevelingen gedaan om de aansluiting
van het Zorgclustermodel op de huidige verzekerde aanspraken te verbeteren.
Ten tweede vroeg de Minister om te onderzoeken of het (medische model achter) het
Zorgclustermodel betere aanknopingspunten biedt om de verzekerde aanspraken op het
gebied van de geneeskundige ggz uit te leggen, dan de DSM, en zo ja of de uitleg in
termen van de DSM dan zou kunnen worden losgelaten en welke verschillen in uitleg
hier dan uit zouden voortkomen (inhoudelijk en macrobudgettair). De Minister stelde
deze tweede set vragen, mede omdat het Zorginstituut in diverse eerdere adviezen had
aangegeven dat het gebruik van de DSM voor de uitleg van de verzekerde aanspraken
ggz zijn beperkingen kent.2
Bevindingen
In de bijgaande brief laat het Zorginstituut weten dat het (medische model achter
het) Zorgclustermodel geen betere aanknopingspunten biedt om de verzekerde aanspraken te duiden dan de DSM-classificatie
en dat de uitleg in termen van de DSM daarom niet kan worden losgelaten. Dit betekent
dat aanpassingen van het Zorgclustermodel overeenkomstig deel 1 van het onderzoek
nodig zijn om een goede inhoudelijke aansluiting van het model op de verzekerde aanspraken
te borgen. Het Zorginstituut schrijft dat voor een definitieve beoordeling van de
aansluiting van het Zorgclustermodel op de verzekerde aanspraken, het Zorginstituut
moet beschikken over een (concept)eindversie van het Zorgclustermodel en relevante
data uit de pilotfase.
Vervolg
De kwaliteit en de bruikbaarheid van het Zorgclustermodel in relatie tot de ggz-bekostiging
(voor de ondersteuning van de zorginkoop en -verkoop en de controle en verantwoording
in relatie tot «gepast gebruik») kunnen op basis van een analyse van pilotgegevens
objectief worden beoordeeld. Momenteel bekijkt de NZa of met de nu beschikbare pilotgegevens
een volledig en voldoende betrouwbaar beeld kan worden verkregen van deze kwaliteit
en bruikbaarheid, of dat daarvoor meer gegevens nodig zijn (zie Kamerstukken 25 424 en 33 628, nr. 431). Bij een voldoende positief oordeel over de kwaliteit en de bruikbaarheid van het
Zorgclustermodel in relatie tot de ggz-bekostiging, kan een (concept)eindversie van
het model worden opgesteld, rekening houdend met de aanbevelingen van het Zorginstituut.
Deze versie kan dan vervolgens – samen met de relevante pilotdata – worden voorgelegd
aan het Zorginstituut, zodat het Zorginstituut een definitief oordeel kan geven over
de aansluiting tussen het Zorgclustermodel en de verzekerde aanspraken.
Wat betreft de nieuwe ggz-bekostiging is in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken dat
partijen met de NZa een gefaseerd implementatiepad zullen uitwerken en dat daarbij
de uitkomsten van de genoemde pilot worden betrokken. In lijn met de afspraken in
het Hoofdlijnenakkoord heb ik verder aan de NZa gevraagd hoe, als onderdeel van deze
gefaseerde implementatie, al zo snel mogelijk een aantal verbeteringen in de ggz-bekostiging
kunnen worden gerealiseerd (op weg naar het in het Hoofdlijnenakkoord beschreven eindperspectief),
terwijl het Zorgclustermodel in 2020 nog niet is ingevoerd. Het gaat dan bijvoorbeeld
om verbeteringen gericht op het verlagen van de administratieve lasten, het versnellen
van de informatievoorziening over zorgkosten en zorggebruik en het verbeteren van
de doelmatigheidsprikkels (zie Kamerstukken 25 424 en 33 628, nr. 431). De NZa verwacht het advies hierover dit voorjaar op te leveren.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport