Brief regering : Schoolkostenmonitor 2018/2019 en onderzoek naar de kosten voor tweetalig onderwijs in het vo
31 293 Primair Onderwijs
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 450 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET
ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2019
Op 26 februari 2019 ontvingen wij de Schoolkostenmonitor 2018/2019 van Oberon Onderzoek en Advies/SEO Economisch Onderzoek1. De Schoolkostenmonitor wordt iedere drie jaar uitgevoerd in opdracht van het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De vorige editie van het onderzoek had betrekking
op het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Het nieuwe onderzoek
omvat daarnaast ook het primair onderwijs.
Wij laten de Schoolkostenmonitor uitvoeren om zicht te houden op de kosten die ouders,
dan wel studenten in het primair en voortgezet onderwijs en het mbo maken. Wij vinden
het van groot belang dat de schoolkosten beperkt blijven, zodat het onderwijs toegankelijk
blijft voor iedereen, ongeacht de financiële positie van de ouders of student. De
keuze van een school of opleiding dient af te hangen van de interesses en talenten
van leerlingen en studenten en niet van de kosten die ermee gemoeid zijn.
In aanvulling op de Schoolkostenmonitor 2018/2019 is door SEO Economisch Onderzoek
het onderzoek Kosten voor tweetalig onderwijs in het vo verricht. Via deze brief bieden wij u beide onderzoeken aan. We gaan daarbij eerst
in op de algemene bevindingen van conclusies van de onderzoeken, en geven daarna onze
reactie daarop.
Algemene bevindingen en conclusies
De financiële positie van ouders mag geen invloed hebben op het onderwijs dat hun
kinderen kunnen volgen. Het mag niet zo zijn dat ouders zich verplicht voelen om de
vrijwillige ouderbijdrage te betalen. Leerlingen en studenten moeten daarnaast altijd
mee kunnen doen met de activiteiten en programma’s die een school aanbiedt.
In het onderzoek voor de Schoolkostenmonitor zijn zowel de scholen als de ouders/studenten
bevraagd over de schoolkosten. Dit zijn alle kosten die ouders maken voor hun kinderen
op school, inclusief de vrijwillige ouderbijdrage. Uit de rapportage blijkt dat ouders
vaak (aanzienlijk) hogere kosten rapporteren voor onderwijsbenodigdheden dan scholen.
Op basis van het onderzoek kan niet worden vastgesteld waardoor het verschil wordt
veroorzaakt.
Hieronder lichten we de bevindingen en conclusies per sector verder toe.
Primair onderwijs
Totale schoolkosten
Ouders van leerlingen in het primair onderwijs zeggen voor het schooljaar 2018/2019
gemiddeld € 122 aan schoolkosten te hebben uitgegeven. Circa twee derde van de ouders
zegt minder dan € 100 te hebben besteed. Scholen rapporteren gemiddeld € 73 aan schoolkosten.
Ouders en scholen geven vergelijkbare bedragen op voor de vrijwillige ouderbijdrage
en excursies en reisjes. Verschillen zijn vooral te vinden bij de kosten van leermiddelen
en materialen en ICT-middelen.
Vrijwillige ouderbijdrage
De meest voorkomende kostenpost in het primair onderwijs is de vrijwillige ouderbijdrage;
90 procent van de ouders geeft aan een verzoek van de school tot het betalen hiervan
te ontvangen. Ouders zeggen gemiddeld € 57 per jaar te betalen. Dit bedrag is vergelijkbaar
met de opgave die scholen doen.
Of de vrijwillige bijdrage toe- of afneemt is niet vast te stellen op basis van de
enquête die voor de schoolkostenmonitor is afgenomen, omdat het primair onderwijs
voor het eerst in de schoolkostenmonitor is meegenomen. Om toch iets te kunnen zeggen
over de ontwikkeling is ook de informatie uit 113 schoolgidsen onderzocht. De resultaten
van dit onderzoek kunnen naast de resultaten van eerdere, vergelijkbare onderzoeken
van de Inspectie van het Onderwijs worden gelegd. Dan blijkt dat het aantal scholen
dat een lage bijdrage vraagt (maximaal € 11), is toegenomen tot één op de vijf. Daar
staat tegenover dat 2 procent van de scholen hoge bijdragen vraagt, van meer dan € 227.
Het gemiddelde bedrag blijkt nauwelijks veranderd ten opzichte van 2014.
De kosten van uitstapjes of excursies vallen soms onder de vrijwillige ouderbijdrage,
maar iets meer dan de helft van de ouders betaalt hiervoor ook een aparte bijdrage.
Gemiddeld over alle ouders gaat het om € 20. De ouders die aangeven kosten te maken
geven bedragen op uiteenlopend van € 10 tot € 16 in groep 1 tot en met 6 en van € 23
tot € 53 in groep 7 en 8.
Extra ondersteuning/schaduwonderwijs
Voor extra ondersteuning, bijvoorbeeld bij hoogbegaafdheid of dyslexie, betaalt 3
procent van de ouders. De bedragen variëren van € 5 tot € 5.000, wat een gemiddelde
oplevert van € 15 volgens de ouders. Slechts 3 procent van de ouders geeft geld uit
aan bijles- of toetstraining. Zij geven bedragen op die uiteenlopen van € 5 tot € 2.550
ICT-middelen
De aanschaf van ICT-middelen door ouders komt in het primair onderwijs weinig voor.
Slechts 6 procent van de ouders geeft aan hiervoor kosten te maken. Bijzonder is dat
95 procent van de ouders aangeeft dat ICT-middelen niet verplicht worden gesteld door
de school, terwijl 20 procent van de scholen aangeeft wél aan ouders te vragen zelf
ICT-middelen aan te schaffen als een tablet, koptelefoon of muis.
Betalingsgedrag en informatievoorziening
Uit de Schoolkostenmonitor blijkt dat circa twee derde van de ouders zich verplicht
voelt om de vrijwillige ouderbijdrage te betalen. Daarnaast geeft bijna 40 procent
van de ouders aan niet geïnformeerd te zijn over het vrijwillige karakter. Van de
ouders geeft 12 procent aan dat leerlingen worden uitgesloten van activiteiten omdat
de vrijwillige ouderbijdrage niet is betaald. Daarnaast geeft 3 procent van de ouders
aan dat de hoogte van de kosten van invloed is geweest op de schoolkeuze. Dit zijn
zorgelijke signalen. In het vervolg van deze brief reageren wij hierop.
Voortgezet onderwijs
Totale schoolkosten
Uit de Schoolkostenmonitor blijkt dat de totale schoolkosten opgegeven door ouders
in de afgelopen drie jaar voor alle onderwijsniveaus in het voortgezet onderwijs licht
zijn gestegen. In voorgaande onderzoeken was hier nog sprake van een licht dalende
trend. Daarnaast blijkt, in lijn met voorgaande onderzoeken, dat ouders met kinderen
op het havo of het vwo gemiddeld meer kosten maken dan ouders met kinderen op het
vmbo. Volgens de opgave van de ouders bedragen de gemiddelde totale schoolkosten die
zij maken voor vmbo € 456, voor havo € 550 en voor vwo € 578.
Vrijwillige ouderbijdrage
Net als in het primair onderwijs, is de vrijwillige ouderbijdrage de meest voorkomende
kostenpost voor ouders van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Bijna 90 procent
van de ouders heeft hiervoor kosten gemaakt. De vrijwillige ouderbijdrage is, volgens
ouders, voor alle drie de onderwijsniveaus significant gestegen ten opzichte van de
vorige meting. Voor vmbo is de gemiddelde vrijwillige ouderbijdrage € 82, voor havo
€ 96 en voor vwo € 112. Hogere ouderbijdragen komen ook voor, maar het aandeel scholen
met een vrijwillige ouderbijdrage van meer dan € 200 is beperkt. Dit varieert van
5 procent in het vmbo, tot 11 procent in het vwo.
De gemiddelde ouderbijdrage per ouder is gestegen omdat het aandeel ouders dat een
ouderbijdrage betaalt is toegenomen, daarmee stijgen dus de gemiddelde kosten per
ouder. Voor alle onderwijsniveaus was dit in de vorige meting circa 70 procent, in
de huidige meting is dat circa 90 procent.
Hoewel de kosten voor reizen en excursies onderdeel kunnen zijn van de vrijwillige
ouderbijdrage, brengen veel scholen hier apart kosten voor in rekening. De kosten
voor extra schoolactiviteiten zijn volgens ouders significant gestegen voor alle onderwijsniveaus.
Dit wordt verklaard door een stijging in het aandeel ouders dat kosten maakt voor
extra schoolactiviteiten (circa 75 procent in de huidige meting ten opzichte van circa
60 procent in de vorige meting). Ouders in het vmbo geven aan hier gemiddeld € 176
aan te besteden, ouders in het havo € 191 en ouders in het vwo € 216.
ICT-middelen
Een andere post waar veel ouders kosten voor maken zijn ICT-benodigdheden, waaronder
laptops en tablets. Het aandeel ouders dat in het schooljaar 2018–2019 aangeeft kosten
te hebben gemaakt voor ICT ligt rond 60 procent, waarbij er kleine verschillen zijn
tussen de onderwijsniveaus. Op het havo en het vwo is dit 65 procent, op het vmbo
is dit 58 procent. De gemiddelde kosten voor ICT volgens ouders, vallen voor het havo
(€ 162) iets hoger uit dan voor het vwo (€ 155) en nog iets hoger dan voor het vmbo
(€ 134). In vergelijking met de vorige meting zijn de kosten voor ICT volgens ouders
in het voortgezet onderwijs gestegen. Dit heeft enerzijds te maken met het feit dat
er hogere bedragen voor ICT zijn opgegeven door ouders en anderzijds dat meer ouders
kosten maken voor ICT als onderdeel van de digitalisering van het onderwijs; van 40
procent in de vorige meting naar 60 procent in de huidige meting.
Extra onderwijsprogramma’s
Een deel van de ouders van leerlingen in het voortgezet onderwijs maakt kosten voor
extra onderwijsprogramma’s. Voorbeelden hiervan zijn tweetalig onderwijs, Topsport
Talentscholen en Technasium. Parallel aan de schoolkostenmonitor is een onderzoek
uitgevoerd naar de hoogte van schoolkosten voor tweetalig onderwijs in het voortgezet
onderwijs2. De gemiddelde kosten voor tweetalig onderwijs zijn volgens scholen € 238 in het
vmbo, € 368 in het havo en € 388 in het vwo. Scholen geven aan deze bijdragen vooral
te gebruiken voor het bekostigen van studiereizen, professionalisering van docenten
en lesmateriaal.
Betalingsgedrag en informatievoorziening
Ongeveer negen op de tien ouders geven aan geïnformeerd te zijn over de hoogte van
de vrijwillige ouderbijdrage, acht op de tien zijn geïnformeerd over de besteding
van de vrijwillige ouderbijdrage. Hierin is nauwelijks verschil te zien tussen verschillende
onderwijsniveaus binnen het voortgezet onderwijs. De meerderheid van de ouders ervaart
de vrijwillige ouderbijdrage niet als vrijwillig terwijl scholen wel verplicht zijn
hierover te informeren.
Ook ten aanzien van ICT-benodigdheden ervaren ouders druk om kosten te maken. Zo vraagt
72 procent van de scholen ouders om zelf ICT-middelen, meestal een laptop of tablet,
aan te schaffen. Daarnaast geeft ongeveer de helft van de ouders aan dat de aanschaf
van bepaalde ICT-benodigdheden verplicht wordt gesteld door de school.
De kosten van excursies en schoolreizen kunnen voor ouders ook flink oplopen. Ruim
drie kwart (78 procent) biedt een kosteloos alternatief als leerlingen niet kunnen
of willen deelnemen aan reizen en excursies. Op de meeste scholen is dit alternatief
een aangepast programma of een aangepaste activiteit op school. Gemiddeld gaat 7 procent
van de leerlingen niet mee op excursies of reizen vanwege de kosten hiervan. Dit vinden
we onacceptabel.
De consequenties voor het niet betalen van de ouderbijdrage voor tweetalig onderwijs
verschillen tussen scholen. Een derde van alle scholen die tweetalig onderwijs aanbiedt,
geeft aan dat de leerling wordt uitgesloten van deelname wanneer ouders de bijdrage
niet betalen. De meerderheid van de scholen (70 procent) die tweetalig onderwijs aanbiedt,
geeft aan een voorziening te hebben voor ouders die de kosten hiervoor niet kunnen
betalen. Echter geeft 73 procent van de ouders aan niet te weten dat de school een
dergelijke voorziening heeft. Daarnaast ervaart 77 procent van de ouders de bijdrage
voor tweetalig onderwijs als verplicht.
Middelbaar beroepsonderwijs
Totale schoolkosten
Ouders/studenten in het mbo geven aan voor het schooljaar 2018/2019 tussen € 490 en
€ 901 uit te geven aan schoolkosten. Scholen schatten de kosten veel lager in, tussen
€ 325 en € 421. Ten opzichte van de meting in 2015–2016 wordt alleen voor bol-opleidingen
op niveau 1 en 2 een daling gevonden, maar deze is niet statistisch significant. Voor
bol-opleidingen niveau 3 en 4 en bbl-opleidingen op alle niveaus blijkt uit de opgaven
van ouders dat er een stijging is ten opzichte van de meting in 2015/2016. De kosten
voor de bbl-opleidingen blijven wel onder het niveau dat ze in 2009–2010 hadden. Het
volgen van een bol-opleiding gaat gepaard met meer bijkomende kosten dan het volgen
van een bbl-opleiding, omdat bbl-studenten vaak gebruik kunnen maken van de voorzieningen
van hun werkgever.
ICT-benodigdheden
Na uitsplitsing van de totale kosten in de vrijwillige ouder/studentbijdrage, studieboeken,
bijdragen aan gereedschappen en materialen, bijdragen voor ICT-benodigdheden en bijdragen
voor extra activiteiten en reisjes, blijken de genoemde stijgingen vooral toe te schrijven
aan hogere kosten van ICT-benodigdheden. De ouders geven ook hier aanzienlijk hogere
bedragen op dan de instellingen. De bedragen variëren van gemiddeld € 295 bij de technische
bbl-opleidingen tot € 599 euro in de technische bol-opleidingen. In de technische
bol-opleidingen geeft bovendien bijna de helft van de studenten aan meer dan € 500
uit te geven aan ICT. De kosten die instellingen rapporteren komen maximaal op € 51
uit, voor bol niveau 3 en 4.
Gereedschappen, materialen en boeken
Tegenover de stijging van de kosten van ICT-benodigdheden staat volgens de opgaven
van de ouders een daling van de gemiddelde kosten voor gereedschappen en materialen,
alhoewel de dalingen niet altijd significant zijn. In de bol-opleidingen Economie
en Zorg en Welzijn is dat wel het geval, en zijn er dalingen van respectievelijk € 154
naar € 79 en € 197 naar € 95. In de technische bbl-opleidingen is een significante
stijging gemeten van € 82 naar € 91. Als we naar de spreiding van de kosten kijken,
dan blijken de kosten voor gereedschappen voor een ruime meerderheid van de studenten
redelijk beperkt te blijven: minder dan € 50. De hoogste kosten worden gemaakt in
de sector Techniek, waar bijna 30 procent van de studenten meer dan € 100 betaalt.
De gemiddelde kosten voor boeken zijn niet noemenswaardig gedaald of gestegen
Vrijwillige ouder/studentbijdrage
Vrijwillige ouder/studentbijdragen zijn in het mbo minder gebruikelijk dan in het
po en vo. In het mbo vraagt 22 procent van de instellingen een vrijwillige bijdrage,
tegenover 96 procent in het vo. Bij de bol-opleidingen wordt gemiddeld iets meer dan
€ 30 betaald, in de bbl minder dan € 10. Ruim 70 procent van alle mbo-studenten betaalt
geen vrijwillige bijdrage. De vrijwillige bijdragen zijn qua hoogte niet beduidend
veranderd ten opzichte van eerdere metingen.
Extra activiteiten
De bijdragen voor extra activiteiten als reisjes en excursies zijn gestegen in de
bol en gelijk gebleven in de bbl. Gemiddeld 11 procent van de studenten neemt niet
deel aan extra activiteiten vanwege de kosten.
Betalingsgedrag en informatievoorziening
Hoewel 97 procent van de instellingen aangeeft de ouders te informeren over de hoogte
van de schoolkosten, zegt ongeveer een kwart van de ouders hierover niet geïnformeerd
te zijn. 60 procent van de ouders/studenten van bol-opleidingen geeft aan de kosten
van opleidingen hoog te vinden. Bij ouders/studenten van bbl-opleidingen ligt dit
op 35 procent.
Ondanks de kostenstijging die ouders rapporteren (met uitzondering van bol 1 en 2),
is het percentage ouders/studenten dat aangeeft dat de schoolkosten van invloed zijn
geweest op de opleidingskeuze, gedaald: bij de meting in 2015/2016 ging het om een
kwart van het aantal respondenten, nu om een achtste. Dit neemt niet weg dat rond
de 60 procent van de ouders/studenten een bol-opleiding duur vindt. Dit is duidelijk
meer dan in het vo (40 procent).
Reactie op de bevindingen in de Schoolkostenmonitor
Het is niet acceptabel dat een ruime meerderheid van de ouders zich verplicht voelt
om de vrijwillige bijdrage te betalen. De vrijwillige ouderbijdrage moet altijd expliciet
vrijwillig zijn. Uit de praktijk blijkt dat ouders dit lang niet altijd zo ervaren.
Ouders moeten hierover geïnformeerd worden. Daarnaast moet er een cultuur zijn binnen
scholen die het ook toelaat dat ouders daadwerkelijk niet betalen.
Wij accepteren niet dat leerlingen worden uitgesloten van activiteiten, excursies,
reizen of extra programma’s die een school aanbiedt. Uit de schoolkostenmonitor blijkt
dat er nog steeds scholen zijn die leerlingen uitsluiten van activiteiten, excursies
of reizen. Het past niet bij onze samenleving dat kinderen niet mogen meedoen met
de rest van de groep omdat hun ouders niet willen of kunnen betalen.
Het bemoedigt ons dat zowel de PO-Raad als de VO-raad hebben aangegeven actie te zullen
ondernemen. Ze hebben daarvoor twee uitgangspunten geformuleerd. Beide sectorraden
gaan in hun gedragscode voor goed onderwijsbestuur opnemen dat schoolbesturen, conform
de wettelijke verplichting, duidelijk naar ouders communiceren over de expliciet vrijwillige
aard van de vrijwillige ouderbijdrage. De Inspectie van het Onderwijs ziet hier bij
hun toezicht ook op toe. Daarnaast nemen ze in de gedragscode op dat het niet betalen
van de vrijwillige ouderbijdrage geen reden mag zijn voor uitsluiting van activiteiten
die door onder verantwoordelijkheid van een school worden georganiseerd. Wij kijken
uit naar de uitwerking van de gedragscode en welke handvatten dit biedt voor ouders.
De VO-raad maakt daarbij nog wel twee uitzonderingen die ze in bijgevoegde brief3 hebben toegelicht: ten aanzien van extra onderwijsprogramma’s en ten aanzien van
laptops en tablets. We vinden dit niet ver genoeg gaan. Veel scholen in het voortgezet
onderwijs vragen een verplichte bijdrage voor extra onderwijsprogramma’s, zoals tweetalig
onderwijs of Technasium. Uit het onderzoek naar de kosten van tweetalig onderwijs
in het voortgezet onderwijs blijkt dat een derde van deze scholen leerlingen uitsluit
als ouders de gevraagde bijdrage niet betalen. Dit leidt tot tweedeling in het onderwijs
en dat vinden we onacceptabel. Daarom gaan we regelen dat leerlingen nooit mogen worden
uitgesloten van onderwijs vanwege het niet betalen van een bijdrage. Scholen mogen
dus nog steeds een vrijwillige bijdrage vragen om extra activiteiten en programma’s
te organiseren, maar het niet betalen van deze bijdrage mag nooit leiden tot uitsluiting.
Verrijkende programma’s en maatwerk mogen niet alleen beschikbaar zijn voor degenen
die daar extra voor kunnen betalen.
Een andere belangrijke kostenpost voor ouders in het voortgezet onderwijs is de aanschaf
van een laptop of tablet voor hun kind. Hoewel volledig digitaal werken geen doel
op zich is, moet ieder kind de kansen die digitale leermiddelen bieden kunnen benutten.
Werken op papier is daarbij geen volwaardig alternatief van een digitale leeromgeving.
Op het moment dat het bezit van een laptop of tablet voor het leerproces noodzakelijk
is geworden, dienen scholen hierin zelf te voorzien als ouders deze zelf niet kunnen
aanschaffen. Ook in het mbo zien we dat de kosten van ICT-middelen toenemen.
Hoewel het om een klein percentage gaat in het geval van het primair en voortgezet
onderwijs en het percentage studenten dat zijn opleidingskeuze mede heeft laten bepalen
door de schoolkosten is gehalveerd, vinden wij het verder zorgelijk dat sommige ouders
aangeven dat de hoogte van de kosten van invloed is geweest op de school- of opleidingskeuze
voor hun kind. Wij staan voor de toegankelijkheid van de school. Het funderend onderwijs
moet gratis zijn voor elk kind en de bijdragen die een school vraagt mogen geen belemmering
vormen bij de schoolkeuze.
Wij vragen scholen dan ook om hier alert op te zijn en hun beleid ten aanzien van
de vrijwillige ouderbijdrage en overige schoolkosten, uiteraard via de medezeggenschapsraad
of studentenraad, geregeld onder de loep te nemen en in het licht van vrijheid van
onderwijs en kansengelijkheid te bezien.
Voor het mbo hebben wij in juli 2018 in samenwerking met de MBO Raad en JOB het Servicedocument
schoolkosten vastgesteld. Hierin is verduidelijkt in welke uitrusting de school zelf
moet voorzien en welke onderwijsbenodigdheden van de student gevraagd mogen worden.
Mbo-instellingen moeten het onderwijs bekostigen uit de rijksbijdrage en het cursus-
en lesgeld. Daarnaast mag de school in beperkte mate van studenten vragen te beschikken
over zelf aan te schaffen onderwijsbenodigdheden. De oproep aan mbo-instellingen is
en blijft om redelijkheid en billijkheid te betrachten bij het vragen van onderwijsbenodigdheden
aan studenten. De school moet zelf voorzien in de basisuitrusting die nodig is om
een opleiding te kunnen volgen en examen te kunnen doen. De kosten van onderwijsbenodigdheden
mogen geen reden zijn om van een opleiding af te zien.
Het servicedocument is nog niet lang genoeg van kracht om al een duidelijk effect
te hebben op de hoogte van de schoolkosten. Dit schooljaar moeten alle instellingen
het servicedocument volledig implementeren en verscherpt de Inspectie van het Onderwijs
het toezicht op dit onderwerp. Het servicedocument zal in de zomer van 2020 worden
geëvalueerd. Een van de doelen van het servicedocument is de schoolkosten omlaag te
brengen, opdat deze geen factor vormen bij de keuze van een opleiding.
Dat het aantal studenten in het mbo voor wie de hoogte van de schoolkosten van invloed
is geweest op opleidingskeuze is gedaald is positief. Dit is mede toe te schrijven
aan twee maatregelen die sinds de meting in 2015/2016 zijn doorgevoerd en die de kosten
van een mbo-opleiding voor 16- en 17-jarige studenten hebben beperkt. Allereerst hebben
16- en 17-jarige mbo-studenten per 1 januari 2017 recht gekregen op een studentenreisproduct.
Daarnaast is de Tijdelijke regeling voorziening leermiddelen voor 16- en 17-jarige
studenten uit minimagezinnen in 2017 geïntroduceerd. Deze regeling maakt het mogelijk
studenten die de schoolkosten niet kunnen betalen, tegemoet te komen. Het kabinet
heeft zich voorgenomen deze regeling vanaf augustus 2020 te laten opgaan in een structurele
voorziening, het mbo-studentenfonds.
Wij hebben er vertrouwen in dat, nu alle mbo-instellingen het Servicedocument schoolkosten
hebben geïmplementeerd of dat binnenkort zullen doen en de Inspectie van het Onderwijs
haar toezicht verscherpt, ouders en studenten minder vaak geconfronteerd zullen worden
met verplichte hoge schoolkosten.
Wij vinden het van belang dat elke jongere de opleiding kan volgen die bij hem of
haar past. Bovendien zijn we blij met de afspraken die de PO-Raad heeft gemaakt met
zijn achterban. Deze zullen de tweedeling in de klas en uitsluiting van kinderen sterk
doen afnemen. Wij hopen dat ook het voortgezet onderwijs dankzij ons voornemen om
geen verplichte ouderbijdrage meer toe te staan, toegankelijk blijft voor alle kinderen,
ongeacht de financiële situatie van hun ouders. Een inclusieve samenleving begint
bij inclusief onderwijs; daar zetten wij ons dan ook vandaag, morgen en in de verdere
toekomst voor in.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.