Brief regering : Voorstel van de Europese Commissie voor een verordening over spoorwegveiligheid bij een no-deal Brexit
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2777
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2019
Op 12 februari jl. publiceerde de Europese Commissie een wetgevend voorstel over spoorveiligheid
                  voor het scenario waarin het Verenigd Koninkrijk (VK) zich terugtrekt uit de Europese
                  Unie zonder terugtrekkingsakkoord (no-deal Brexit). Het gaat hier om een zogenaamde
                  contingency maatregel voor het waarborgen van de spoorverbinding tussen het VK en de Europese
                  Unie in geval van een no-deal Brexit.
               
Dit voorstel maakt onderdeel uit van het bredere pakket aan maatregelen dat door de
                  Commissie is gepresenteerd ter voorbereiding van een no-deal Brexit. De snelheid van
                  het Brusselse onderhandelingsproces noopt er in dit geval toe af te wijken van de
                  gebruikelijke procedure en uw Kamer via deze brief in plaats van via een BNC-fiche
                  te informeren. Dit is in lijn met de werkwijze voor gevallen waar een spoedige reactie
                  van Nederland noodzakelijk is (Kamerstuk 22 112, nr. 2232).
               
Hierbij komt, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de kabinetsappreciatie
                  van het voorstel van de Commissie voor een verordening over bepaalde aspecten van
                  spoorwegveiligheid en connectiviteit in geval van een no-deal Brexit (COM (2019) 88)
                  uw Kamer toe.
               
Inhoud voorstel
Het voorstel moet de continuïteit van de spoorverbinding tussen het VK en de Europese
                  Unie (Kanaaltunnel) waarborgen in geval van een no-deal Brexit. Daartoe wordt voorgesteld
                  om de geldigheid van de in het VK afgegeven veiligheidsvergunningen voor het beheer
                  en de exploitatie van de grensoverschrijdende spoorinfrastructuur die het VK met de
                  Unie verbindt, met 3 maanden te verlengen. Het voorstel is gericht op de binationale
                  veiligheidsautoriteit die belast is met de toepassing van de veiligheidsvoorschriften
                  van de Unie op de Kanaaltunnel. De overgangsperiode van 3 maanden moet gebruikt worden
                  om het veiligheidssysteem van de Kanaaltunnel aan te passen aan de situatie waarbij
                  het VK een derde land is geworden. Voorwaarde voor deze tijdelijke verlenging is dat
                  het VK dezelfde veiligheidsnormen voor de spoorinfrastructuur in de Kanaaltunnel hanteert
                  zoals die gelden in de EU.
               
Nederlandse positie
Nederland staat positief tegenover het voorstel. Nederland kent een spoorverbinding
                  voor passagiers via de Kanaaltunnel met het VK (Eurostar) en heeft er direct belang
                  bij dat de continuïteit van de spoorverbinding via de Kanaaltunnel bij een no-deal
                  Brexit zoveel mogelijk wordt gewaarborgd. Daarnaast is het van belang dat er met het
                  VK als derde land afspraken worden gemaakt over de spoorveiligheid van de Kanaaltunnel.
               
Krachtenveld
Het voorstel is politiek weinig controversieel. Wel is een aantal lidstaten voorstander
                  om de voorgestelde duur van drie maanden met een aantal maanden op te rekken en om
                  de reikwijdte van het voorstel uit te breiden tot het veiligheidscertificaat van ondernemingen
                  en tot vergunningen voor machinisten. Mocht deze aanpassing noodzakelijk zijn om de
                  continuïteit van de spoorverbinding te waarborgen dan kan Nederland zich hier flexibel
                  in opstellen.
               
Bevoegdheid
Het voorstel is gebaseerd op art. 91(1) VWEU (gemeenschappelijk vervoerbeleid). Nederland
                  kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Het voorstel volgt de gewone wetgevingsprocedure,
                  hetgeen betekent dat de Raad zal moeten instemmen met gekwalificeerde meerderheid,
                  en dat het EP een medebeslissingsbevoegdheid heeft.
               
Subsidiariteit en proportionaliteit
Nederland heeft een positief oordeel over de subsidiariteit van het voorstel. Het
                  voorstel biedt een tijdelijke maatregel voor de vergunningen over spoorveiligheid
                  waar reeds Europese regels over bestaan. Het (tijdelijk) optreden van de Unie met
                  het oog op een no-deal Brexit vergemakkelijkt de uniforme toepassing van de veiligheidseisen
                  op spoorgebied. Deze maatregel vormt een aanvulling op bestaand Unierecht in het licht
                  van een no-deal Brexit. Een dergelijke maatregel kan alleen op het niveau van de Unie
                  worden genomen.
               
Nederland heeft een positief oordeel over de proportionaliteit van het voorstel. Het
                  voorstel heeft een tijdelijk karakter (3 maanden) en zal niet van toepassing zijn
                  wanneer een terugtrekkingsakkoord met het VK in werking is getreden op de datum dat
                  de Verdragen krachtens artikel 50 VEU niet meer van toepassing zijn op en in het VK.
                  Het voorstel is bedoeld om continuering van de spoorverbinding door de Kanaaltunnel
                  direct na de Brexit te waarborgen.
               
Financiële gevolgen
Op nationaal niveau zijn er geen financiële gevolgen, dit geldt ook voor het EU-budget.
Implicaties voor handhaving en uitvoering
Het voorstel heeft voor Nederland geen implicaties voor de handhaving en uitvoering.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
                  S. van Veldhoven-van der Meer
Indieners
- 
              
                  Indiener
 S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
