Brief regering : Reactie op jaarverslag 2018 van de Europese Commissie over de uitvoering van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2778
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 maart 2019
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft het kabinet per brief verzocht een reactie
te geven op het derde jaarlijkse verslag van de Europese Commissie over de uitvoering
van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen in de programmaperiode 2014–2020
(COM (2018) 816). Met deze brief ga ik op dit verzoek in.
Het verslag van de Europese Commissie is gebaseerd op de jaarlijkse verslagen van
alle in de lidstaten uitgevoerde programma’s, en geeft een samenvatting van de stand
van zaken van de toewijzingen en uitgaven, alsmede van de behaalde resultaten in de
jaren 2014 tot en met 2017.
Toewijzingen en bestedingen
Eind 2017 was 53% van de in de programmaperiode 2014–2020 beschikbare middelen toegewezen
aan projecten. Op 30 september 2018 was dat percentage toegenomen tot 67%. Het kabinet
is blij om te zien dat er sprake is van een aanhoudende versnelling in de selectie
van projecten. Hoewel ook bij de uitgaven (de implementatie van projecten) sprake
is van een duidelijke versnelling (van 16% aan het einde van 2017, naar 23% aan het
eind van oktober 2018) blijft het, met name ten behoeve van de begrotingsdiscipline,
een punt van aandacht om actief te trachten de declaraties verder naar voren te halen
in de programmaperiode. Het kabinet steunt de eerder gedane oproep van de Europese
Commissie aan de programmabeheerders hiertoe.
In het verslag schrijft de Europese Commissie dat de regelgeving de lidstaten in de
periode 2014–2020 te beperkte prikkels heeft geboden om snel met de uitvoering van
de programma’s te starten. De Europese Commissie verwijst hierbij specifiek naar de
bepalingen omtrent het voorfinancieringspercentage en decommittering.1
Ingevolge de decommitteringsbepaling is, ondanks het relatief lage uitvoeringspercentage,
Europa breed tot dusver slechts € 30 miljoen van de aan de lidstaten gealloceerde
middelen geannuleerd.
Het kabinet stelt zich op het standpunt dat de late start van de uitvoering van programma’s
in grote mate het gevolg is van de late publicatie van de Europese wetgevingskaders,
maar onderschrijft dat de huidige decommitteringsbepaling en voorfinancieringspercentages
onvoldoende aanzetten tot financiële discipline. Tijdens de onderhandelingen voor
de programmaperiode 2021–2027 zal het kabinet zich daarom inzetten voor lagere voorfinancieringspercentages
en een striktere decommitteringsbepaling. Hierbij blijft de kwaliteit van de uitvoering
en een hoog ambitieniveau van de projecten prioriteit voor het kabinet. Het kabinet
streeft dan ook naar een goede balans tussen een solide begrotingsdiscipline en ruimte
voor het effectief inrichten en opstarten van ambitieuze programma’s.
Resultaten
De in het verslag opgenomen totaalcijfers van de door de projecten aangeleverde gegevens
geven een positief beeld over de voortgang van de verwezenlijking van de programmadoelstellingen
op het gebied van onderzoek en innovatie, het concurrentievermogen van mkb’s, koolstofarme
economie, klimaatverandering en risicopreventie, milieu en efficiënt hulpbronnengebruik,
strategische netwerken en werkgelegenheid, sociale inclusie en onderwijs.
De Europese Commissie constateert dat de programmaverslagen van 2018 in de meeste
gevallen een rijkere bron van informatie over prestaties geven dan in de voorgaande
jaren, maar merkt op dat het cruciaal is om zekerheid te verkrijgen over de juistheid
van de gerapporteerde prestatiegegevens voor toekenning van de prestatiereserve in
2019. Het kabinet onderschrijft hiertoe het belang van controles volgens internationale
standaarden, door de auditautoriteiten op de betrouwbaarheid van de door de programma’s
aangeleverde gegevens.
De Europese Commissie concludeert tenslotte in het verslag dat de prestatie-evaluatie,
inclusief het al dan niet toekennen van de prestatiereserve2, in 2019 verder zal aanzetten tot een zodanig gebruik van de ESI-fondsen dat de programmadoelstellingen
beter kunnen worden verwezenlijkt.
Het kabinet onderschrijft het belang van de prestatie-evaluatie, maar heeft, mede
gelet op de kritiek die is geuit door de Europese Rekenkamer (speciaal rapport 2017/15)
over het nut van de prestatiereserve bij het sturen op resultaten, minder hoge verwachtingen
van het effect van de prestatiereserve op de verwezenlijking van de programmadoelstellingen.
Het kabinet stuurt er bij de Europese Commissie op aan een analyse van de voortang
van de prestaties op te nemen in het Annual Management and Performance Report for
the EU Budget (AMPR), en kijkt uit naar het strategisch verslag van de Europese Commissie
over de realisatie van financiële en materiële mijlpalen dat eind 2019 wordt verwacht.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat