Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Van Gerven, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 15 januari 2019, over het bericht dat de minister de Kamer onjuist zou hebben geïnformeerd door foutieve informatie van Zilveren Kruis Achmea over onderzoek naar de werkzaamheid van taperingstrips voor de afbouw van psychofarmaca (Ftm.nl, 22 december 2018)
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 559
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 maart 2019
In deze brief ga ik in op ik verschillende verzoeken van uw Kamer op het gebied van
afbouwmedicatie afdoen. Er is mij verzocht een reactie te geven op de werkzaamheid
van afbouwmedicatie en het onderzoek dat in dit kader is uitgevoerd door zorgverzekeraar
Zilveren Kruis (Handelingen II 2018/19, nr. 40, item 7). In recente Kamervragen, gesteld door de Kamerleden Van Gerven (SP) en Geleijnse
(50PLUS), ben ik hier reeds uitgebreid op in gegaan.1 Ik vermoed dat uw verzoek om een reactie en de beantwoording van de Kamervragen elkaar
gekruist hebben. Hieronder treft u daarom een korte weergave van mijn reactie op dit
onderwerp. Daarnaast heeft u mij gevraagd om, ten aanzien van ditzelfde onderwerp,
mijn reactie op een brief van een hoogleraar en een onderzoeker/ervaringsdeskundige
(d.d. 31 januari 2019) met u te delen. Ook hierop zal ik ingaan. Tot slot geef ik
u een reactie op het multidisciplinair document «Afbouw van SSRI’s en SNRI’s», zoals
ik heb toegezegd tijdens het Algemeen Overleg Geneesmiddelenbeleid van 7 februari
jl. (Kamerstuk 29 477, nr. 557).
Allereerst, ten aanzien van het punt van de informatie over afbouwmedicatie die door
Zilveren Kruis met mij is gedeeld. In recente Kamerstukken heb ik twee maal de reactie
van Zilveren Kruis over het door hen uitgevoerde onderzoek weergegeven zoals deze
aan mij is gestuurd.2 Uit de informatie die op andere wijze over het onderzoek van Zilveren Kruis publiek
is gemaakt, waaronder via het nieuwsbericht waar deze Kamervragen uit volgden, volgt
geen strijdigheid, namelijk dat het onderzoek van Zilveren Kruis heeft bestaan uit
de bestudering van literatuur en een aanvullende veldconsultatie. Ik zie dan ook geen
reden om aan te nemen dat ik, dan wel u via mij, verkeerd ben geïnformeerd door Zilveren
Kruis. Mogelijk dat er op grond van de communicatie van Zilveren Kruis enige onduidelijkheid
is ontstaan over het door hen uitgevoerde onderzoek. Zoals aangegeven ga ik ervan
uit dat eventuele onduidelijkheid inmiddels is weggenomen.
Voorts, ten aanzien van de werkzaamheid van afbouwmedicatie verwijs ik u naar het
multidisciplinair document «afbouw van SSRI’s en SNRI’s». Hierin geven de betreffende
beroepsgroepen in gezamenlijkheid met patiënten handvatten aan voorschrijvers en patiënten
voor het afbouwen van antidepressiva.
Het document geeft aan dat afbouwen van antidepressiva het uitgangspunt is voor verantwoord
stoppen met deze geneesmiddelen. Voorts wordt in het betreffende document gesteld
dat «het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing voor de manier van afbouwen van
antidepressiva maakt dat daar in de huidige richtlijnen/standaarden geen concrete
evidence-based aanbevelingen over gedaan kunnen worden». Daarom geven de opstellers
van het multidisciplinaire document aan dat het van belang is om ervaringen met de
in dit document voorgestelde afbouwschema’s te bundelen en te onderzoeken. Dit is
relevant voor het vraagstuk over de werkzaamheid, en in het verlengde daarvan de vergoeding,
van afbouwmedicatie, waarbij vergoeding alleen mogelijk is indien er sprake is van
«rationele farmacotherapie».
Zorgverzekeraars mogen namelijk bepaalde geneesmiddelen zoals apotheekbereidingen,
alleen vergoeden indien deze voldoen aan de criteria van rationele farmacotherapie,
waaronder dat de werkzaamheid en effectiviteit blijkt uit wetenschappelijke literatuur.
Indien hieraan niet wordt voldaan is er geen grondslag voor een vergoeding vanuit
het basispakket. Ik heb ook begrepen dat op basis van het multidisciplinair document,
verzekeraars in individuele gevallen al magistraal bereidde afbouwmedicatie vergoeden.
Namelijk als gebruikers aantoonbaar niet uitkomen met de geregistreerde middelen en
mits voldaan wordt aan de voorwaarden volgend uit het multidisciplinair document.
Ten aanzien van een inhoudelijke reactie op het multidisciplinair document «afbouwen
van SSRI’s en SNRI’s» moet ik u naar de beroepsgroep zelf verwijzen. De kennis hierover
en de verantwoordelijkheid om dergelijke documenten op te stellen, ligt bij de beroepsgroep.
Het is niet aan mij om een inhoudelijke mening over de inhoud van dit document te
hebben. Wel ben ik blij dat de beroepsgroep in gezamenlijkheid met de patiënten tot
dit document is gekomen.
Ten aanzien van de brief van een hoogleraar en een onderzoeker/ervaringsdeskundige,
welke is gestuurd aan de voorzitter van het Zorginstituut, en in afschrift aan mij
(d.d. 31 januari 2019), heb ik enkel de ontvangst ervan bevestigd en geen verdere
inhoudelijke reactie verstuurd. Recentelijk heb ik hen beide uitgenodigd voor een
gesprek op het departement. Dit wordt nu gepland.
Ik vertrouw er op dat ik hiermee aan uw verzoeken en mijn toezegging heb voldaan.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg