Brief regering : Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 49
29 754 Terrorismebestrijding
Nr. 491
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 februari 2019
Bijgaand bied ik u het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 49 aan1, opgesteld door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV).
De terroristische dreiging is «substantieel» en de kans op een terroristische aanslag
in Nederland is reëel (dreigingsniveau vier op een schaal van vijf). Aan deze vaststelling
liggen diverse, deels tegenstrijdige, ontwikkelingen ten grondslag. Hoewel het aantal
jihadistische aanslagen in Europa sinds oktober 2017 steeds verder afnam, was het
dreigingsbeeld in Nederland het afgelopen jaar onrustig. De jihadistische dreiging
blijft aanwezig en is nog altijd prominent. De dreiging van ISIS aangestuurde aanslagen
is structureel verminderd, maar al Qa’ida netwerken in Syrië zijn bereid en in staat
om in Europa toe te slaan. Aanvullend is sprake van een heroriëntatie van de Nederlandse
jihadistische beweging, waarvan niet duidelijk is in welke richting deze zich ontwikkelt.
Zo legt de beweging meer nadruk op propaganda en werving, maar tegelijkertijd blijft
daarbij een voortdurende gewelddreiging van hen uitgaan. Er zijn nog steeds aanhangers
van deze beweging die zich bezighouden met aanslagplanning binnen Nederland, hetgeen
echter tot op heden niet tot concrete dreiging heeft geleid. Het dreigingsbeeld laat
zien wdat sprake is van veel onstabiele en onzekere factoren en dat de situatie snel
kan omslaan. Door de veranderlijkheid van omstandigheden is het van belang om zeer
alert te zijn op (nieuwe) signalen.
Onderstaand licht ik de belangrijkste elementen uit dit dreigingsbeleid en de aanpak
daarvan toe.
De Nederlandse jihadistische beweging
De groei van de Nederlandse jihadistische beweging stagneert, maar nog altijd is de
beweging vele malen groter dan vóór de oorlog in Syrië. Dit maakt dat de jihadistische
dreiging nog steeds aanwezig is in Nederland. De Nederlandse jihadistische beweging
bevindt zich daarbij in een heroriëntatiefase waarbij de Nederlandse jihadisten meer
nadruk leggen op propaganda en werving. Dit beeld werd ook al geschetst in DTN 48.
De zorg over mogelijk gewelddadige intenties van Nederlandse jihadisten blijft bestaan,
ondanks deze heroriëntatie. Dit komt doordat Nederlandse jihadisten intrinsiek geweldsbereid
zijn, omdat ze de overtuiging aanhangen dat geweld legitiem of noodzakelijk is om
te komen tot een «kalifaat». Daarbij komt dat de onderlinge verbondenheid binnen de
beweging groot is, er contacten zijn met jihadisten uit andere landen en binnen afzienbare
tijd een aantal veroordeelde jihadisten vrijkomt uit detentie, wat kan leiden tot
een nieuwe dynamiek in de beweging.
Door deze aanhoudende dreiging is het noodzakelijk dat het kabinet blijft investeren
in maatregelen, zoals omschreven in de integrale aanpak terrorisme. Deze integrale
aanpak omvat zowel maatregelen gericht op het bestrijden van de jihadistische beweging
als het voorkomen van nieuwe aanwas, Met de extra middelen die het kabinet heeft gereserveerd
voor de aanpak van terrorisme wordt tevens het voorveld en de achterkant van de aanpak
verder versterkt.2
De benodigde inzet op deradicalisering en re-integratie van jihadisten die vrijkomen
uit detentie maakt deel uit van de intensivering, zoals aangekondigd in het Regeerakkoord
«Vertrouwen in de toekomst». De beschikbare gelden worden ingezet voor de ontwikkeling
van een meerjarenaanpak. Deradicalisering en re-integratie is een langdurig en individueel
proces en vraagt om een intensieve samenwerking en afstemming tussen de diverse partners
in de keten. De aanpak richt zich dan ook op het verbinden, versterken en structureren
van de samenwerking tussen detentie, reclassering, gemeenten en experts vanaf het
begin van de detentieperiode tot enkele jaren na detentie.3 Ook wordt de komende jaren geïnvesteerd in de ontwikkeling van good practices en interventies -ook in internationaal verband- waaronder een netwerkgerichte aanpak.
Het doel van de deradicalisering- en re-integratieaanpak is dat gedetineerden gecontroleerd
-buiten hun extremistische netwerk- terugkeren in de maatschappij, zoals ook in de
Kamerbrief over radicalisering in gevangenissen naar voren komt4.
De inzet op deradicalisering en re-integratie is ook van belang in het licht van de
problematiek rondom terugkeerders. Het uitgangspunt is dat het Nederland niet actief
Nederlandse uitreizigers terughaalt. Het kabinet neemt echter de recente bevelen tot
gevangenneming van de rechtbank Rotterdam uiterst serieus en onderzoekt de mogelijkheid
gevolg te geven aan de beschikking van de rechtbank, zie ook de recent verstuurde
kamerbrief.5 Verder houdt het kabinet de internationale ontwikkelingen nauwlettend in de gaten
en is op dit thema voortdurend in overleg met andere Europese landen.
Vermenging jihadistische en salafistische netwerken
In deze DTN-periode blijkt dat de invloed van het salafisme in Nederland groeit. Een
deel van de salafistische beweging (politiek-salafisten) propageert en legitimeert
onverdraagzaamheid en antidemocratische activiteiten. Met succes zamelen zij in binnen-
en buitenland gelden in, waarmee onder andere nieuwe onderwijsprojecten worden gefinancierd.
Deze ontwikkeling is zorgelijk omdat op deze manier in toenemende mate minderjarigen
op jonge leeftijd kunnen worden blootgesteld aan onverdraagzaamheid en antidemocratisch
gedachtegoed en gedragingen. Bovendien is soms sprake van een halfslachtige of vergoelijkende
houding ten aanzien van jihadistisch geweld. Het gevaar bestaat dat deze jongeren
zich op termijn zullen afkeren van de Nederlandse samenleving en mogelijk een dreiging
zullen vormen tegen de nationale veiligheid. Onderzoekers van het Verweij-Jonker Instituut
pleiten voor afschaffing van de term salafisme6. Om de bovengeschetste risico’s van salafisme ten minste in alle scherpte te blijven
onderkennen, benoemen en tegengaan helpt het echter niet om de term salafisme taboe
te verklaren.
Het kabinet zet in op een integrale aanpak in het tegengaan van problematisch gedrag
en ongewenste buitenlandse financiering. Deze aanpak bestaat in de kern uit het versterken
van de informatiepositie van Rijk en gemeenten en het verder ontwikkelen van een handelingsperspectief
indien zorgwekkende signalen zich voordoen. Er is een Taskforce Problematisch gedrag
en Ongewenste Buitenlandse Financiering opgericht die hieraan bijdraagt. Binnen de
aanpak wordt casuïstiek geduid en multidisciplinair van handelingsperspectief voorzien.
Naast deze Taskforce is ook de pilot Buitenlandse Financiering binnen het project
Terrorismefinanciering van het Financieel Expertise Centrum (FEC) met twee jaar verlengd.
Verder heeft het kabinet op 21 december 2018 een conceptwetsvoorstel in consultatie
gebracht dat tot doel heeft buitenlandse geldstromen naar maatschappelijke organisaties
meer transparant te maken.7
Iedereen heeft het recht op vrijheid van religie of levensbeschouwing. Het kabinet
acht het niet de rol van de overheid om zich te mengen in religieuze of levensbeschouwelijke
discussies. Het kabinet ziet wel een rol voor zichzelf de verspreiding van onverdraagzaamheid
en antidemocratisch gedachtengoed tegen te gaan en groepen in de samenleving hiertegen
weerbaarder te maken. De overheid wil actief kunnen ingrijpen bij signalen dat er
in (informeel) onderwijs antidemocratische opvattingen en een actieve afkeer van de
Nederlandse samenleving worden verspreid of een parallelle samenleving wordt aangeprezen
die haaks staat op de waarden van de Nederlandse samenleving. De rijksoverheid voert
hierover overleg met onder andere gemeenten en de onderwijsinspectie om de controle
op antidemocratisch onderwijs aan te kunnen scherpen.
Polariserende wisselwerking rechts-populisme/extremisme en salafisme
Het DTN schetst dat een relatief kleine groep rechts-extremistische individuen via
internet een groot internationaal publiek bereikt. Dit internetdiscours wordt bovendien
steeds agressiever en opruiender – ook richting politici en bestuurders. Salafistische
voormannen verwijzen naar islamofobe narratieven om hun eigen boodschap kracht bij
te zetten en de intimiderende en radicale acties van rechts-extremisten lokken reacties
uit van linksextremisten. Deze wisselwerking draagt bij aan maatschappelijke polarisatie.
Recente rapporten van de AIVD en de NCTV8 over rechts-extremisme, waarschuwen voor de impact van het gepolariseerde maatschappelijke
debat op zogeheten «lone wolves». Dit beeld wordt ondersteund in dit DTN.
De internationale trend van toenemende polarisatie kan een voedingsbodem zijn voor
extremisme, maar kan ook worden gezien als een poging om verandering tot stand te
brengen. De overheid moet dan ook stimuleren dat deze polarisatie een positieve invulling
krijgt binnen de kaders van de democratische rechtsorde. Er is meer en meer aandacht
voor het vroegtijdig onderkennen van signalen van extremisme. De kracht van de Nederlandse
aanpak zit in de samenwerking tussen Rijk en gemeenten, het maatwerk binnen de lokale
context en de blijvende dialoog, niet alleen tussen Rijk en gemeenten maar ook met
de gemeenschappen op lokaal niveau. Maatregelen op verschillende bestuurlijke niveaus
vergroten de weerbaarheid tegen extremisme en polarisatie en geven handelingsopties
om (uitingen van) extremisme en polarisatie tegen te gaan. Lokale professionals worden
geëquipeerd om signalen van extremisme en radicalisering te herkennen, zodat er op
lokaal niveau een goede signaleringsstructuur is. Hiervoor zijn nieuwe trainingen
ontwikkeld. De persoonsgerichte aanpak, eventueel aangevuld met enkele ideologisch-specifieke
interventies, is van toepassing op personen met extremistisch gedachtegoed van welke
ideologische signatuur dan ook. Bedreigingen en vernielingen uit ideologisch motief
zijn ontoelaatbaar of ze nu vanuit het opkomen voor dierenrechten, milieu, of politieke
doelen gepleegd worden. Belangrijk is dat slachtoffers altijd aangifte doen, zodat
kan worden opgetreden.
Tot slot
Recente arrestaties in verband met terrorisme laten zien dat het belangrijk is de
aandacht te behouden. Verschillende elementen in dit dreigingsbeeld zijn bovendien
onzeker. Het kabinet blijft dan ook investeren in maatregelen op het gebied van radicalisering,
extremisme en terrorisme en zal deze waar nodig versterken.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid