Brief regering : Uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Van den Berg c.s. over één kwaliteitssysteem (Kamerstuk 25242-449)(herdruk)
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 454 HERDRUK1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, P. BLOKHUIS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2019
Op 20 december jl. heeft uw Kamer de gewijzigde motie van het lid Van den Berg c.s.
(Kamerstuk 25 424, nr. 449) over één kwaliteitssysteem voor de geestelijke gezondheidszorg (ggz) aangenomen
(Handelingen II 2018/19, nr. 39, item 35) en mij verzocht uw Kamer te informeren over de wijze waarop ik uitvoering geef aan
de motie. Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek.
De motie van het lid Van den Berg c.s. verzoekt de regering te onderzoeken of en hoe
er gekomen kan worden tot één kwaliteitssysteem waardoor er gestuurd kan worden op
kwalitatief goede behandelmethodes en in hoeverre deelname aan één kwaliteitssysteem
verplicht kan worden gesteld. Daarnaast verzoekt de motie de regering in gesprek te
gaan met ggz-instellingen met als doel dat ze gaan deelnemen aan het «drang en dwang-gegevenssysteem
zoals opgezet door partijen uit het veld», de Kamer over het resultaat voor medio
april 2019 te informeren en indien niet alle instellingen deelnemen een wettelijke
verplichting voor te bereiden.
Ik ga hieronder in op beide delen van het dictum.
Eén kwaliteitssysteem
Ik vind het belangrijk dat de ggz-sector werkt aan het inzichtelijk maken van kwaliteit.
De expertise hierover ligt in het veld. Ik heb er vertrouwen in dat er voldoende kennis
is opgebouwd om een beeld te geven van de kwaliteit van geleverde ggz-zorg. Met die
kennis en expertise werkt de sector zelf ook aan meer inzicht in kwaliteit door bijvoorbeeld
de Alliantie kwaliteit in de geestelijke gezondheidszorg (Akwa ggz). Akwa werkt op
dit moment aan een eenduidig kwaliteitssysteem gedragen door patiënten en professionals.
Akwa heeft mij geïnformeerd dat komend najaar een gedragen indicatorenset klaar is.
Tevens verwacht Akwa in het najaar gereed te zijn om uitwisseling van kwaliteitsinformatie
op basis van deze indicatoren te kunnen ondersteunen, voor die informatie waarvoor
de individuele patiënt toestemming heeft gegeven. Ik ben verheugd over deze ontwikkeling.
Tegelijk constateer ik dat op dit complexe onderwerp niet zonder slag of stoot vooruitgang
wordt geboekt. Daarom ben en blijf ik in gesprek met partijen om de voortgang in de
gaten te houden en waar nodig te stimuleren.
Ten aanzien van het stellen van een verplichting om deel te nemen aan dit kwaliteitssysteem
wil ik het volgende melden. Het doel is dat er zoveel mogelijk gebruik gemaakt wordt
van het instrumentarium. Daarom zie ik graag dat Akwa samen optrekt met samenwerkingsverbanden
in het ggz-veld om deze standaarden, indicatoren en meetinstrumenten toe te snijden
op de praktijk. Ook kan het bijdragen aan het shared decision making tussen patiënt en zorgprofessional. Een belangrijke rol wordt bijvoorbeeld verwacht
van speciaal daarvoor aangewezen professionals die zich op borging gaan richten en
die persoonlijk betrokken zijn geweest bij de ontwikkeling van zorgstandaarden in
het delen van hun ervaringen met collega’s. Daarnaast hebben partijen in de ggz in
het hoofdlijnenakkoord voor de ggz met elkaar afspraken gemaakt over hoe zij wensen
te werken aan continue kwaliteitsverbetering en transparantie van kwaliteit. Ik hecht
eraan om op grond van deze recente afspraken het veld in staat te stellen om dit waar
te maken. Daarom vind ik het niet opportuun om op dit moment een landelijke verplichting
voor één kwaliteitssysteem voor te schrijven.
Gegevens over dwangmaatregelen
Wat betreft de gegevens over dwangmaatregelen ben ik momenteel in gesprek met ggz-instellingen
over het zo efficiënt mogelijk inrichten van de registratie van dwangmaatregelen onder
de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) per 1 januari 2020. De Wvggz
eist van zorgaanbieders dat zij gegevens over verleende verplichte zorg registreren
en de Inspectie hiervan zesmaandelijks een overzicht verstrekken. Dit overzicht wordt
vergezeld van een analyse om dit overzicht te kunnen duiden. Met het veld wordt momenteel
gekeken hoe deze analyse het beste kan worden ingericht. Deze afspraken kan ik vastleggen
in een ministeriele regeling op grond van artikel 8:25 van de Wvggz, die een grondslag
biedt om nadere regels te stellen over de inhoud en wijze van verstrekken van de analyse.
Daarmee verplicht ik ggz-instellingen niet om deel te nemen aan een specifiek systeem,
maar kan ik wel waarborgen dat dwangtoepassingen door de zorgaanbieders op vergelijkbare
wijze worden geregistreerd.
Hierbij neem ik ook de vraag van Uw Kamer naar de openbaarmaking van dwangmaatregelen
mee. In mijn brief van 29 maart 2018 (Kamerstuk 25 424, nr. 393) heb ik geschetst hoe ik hieraan uitvoering wil geven. Het lijkt mij niet wenselijk
om met de inwerkingtreding van de Wvggz op 1 januari aanstaande in het vooruitzicht
nog een verplichting te introduceren om deel te nemen aan een drang en dwang-gegevenssysteem
onder de huidige wet.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport