Brief regering : Preventie milieubelastende stoffen autobanden en rubbergranulaat
30 234 Toekomstig sportbeleid
28 089 Gezondheid en milieu
Nr. 209 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 februari 2019
Hierbij bied ik u het onderzoek «de productie van autobanden zonder milieubelastende
stoffen» aan1. Het RIVM heeft de studie gecoördineerd en uitvoering en rapportage van de wetenschappelijke
analyse uitbesteed aan Wageningen Universiteit Food & Biobased Research (WUR FBR).
Het onderzoek is mijn invulling van de motie2 van de leden Van Eijs en Kröger waarin verzocht is om in kaart te brengen hoe milieubelastende
stoffen in de toekomst zo veel mogelijk geweerd kunnen worden uit het ontwerp van
banden om schoon hergebruik van materialen te stimuleren en daarmee de transitie naar
een circulaire economie te bevorderen. Hieronder geef ik aan welke resultaten uit
het onderzoek naar voren komen en wat mijn reactie op het rapport is.
Tevens geef ik invulling aan mijn toezegging om u te informeren over de resultaten
van het overleg met de betrokken organisaties om de gevolgen van het gebruik van rubbergranulaat
op kunstgrasvelden te voorkomen of te beperken.
Mogelijkheden voor het weren van milieubelastende stoffen
In 2018 is door het RIVM en de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) aangegeven
dat het gebruik van rubbergranulaat op kunstgrasvelden schadelijk kan zijn voor de
bodem- en waterkwaliteit. In het RIVM-briefrapport over de milieueffecten van rubbergranulaat
bij kunstgrasvelden3 kwam naar voren dat op diverse locaties waar metingen zijn uitgevoerd, normen uit
het Besluit bodemkwaliteit worden overschreden. Het gaat hierbij om de concentraties
zink, kobalt en minerale olie. Naar aanleiding van deze uitkomst zijn deze stoffen
als milieubelastend beschouwd, en meegenomen in de beantwoording van de vraag of deze
geweerd kunnen worden bij de productie van autobanden.
In het kader van de studie is literatuur geraadpleegd en zijn verschillende partijen
met kennis op het gebied van bandentechnologie en recycling benaderd met specifieke
vragen. Het rapport stelt dat het op korte termijn vervangen van deze stoffen in rubber
autobanden niet eenvoudig is. Autobanden bestaan uit een complex mengsel van stoffen,
de rubberformulering, met elk hun specifieke functie. Veranderingen in de concentratie
van een component kunnen van invloed zijn op het gedrag van het totale mengsel en
de eigenschappen van de band.
RIVM constateert op basis van het rapport van WUR FBR dan ook dat vervanging technisch
wellicht mogelijk is, maar dat aanvullend onderzoek uitsluitsel zal moeten geven over
de bredere context, waarin naast de vraag over milieubelastende stoffen in banden
ook andere aspecten een rol spelen, zoals verkeersveiligheid, rolweerstand en brandstofverbruik,
slijtage en geluid. De nadere onderbouwing van deze conclusie door het RIVM stuur
ik u als bijlage toe4.
Het verminderen of weren van milieubelastende stoffen is dus geen eenvoudige zaak.
Verlaging van de concentraties kan ten goede komen aan schoon materiaalhergebruik
van banden, maar kan nadelen geven op andere terreinen. Deze bredere aspecten zouden
door producenten meegenomen moeten worden om te bepalen welke ontwikkelingsrichtingen
in bandenproductie en in het hergebruik van banden het meest wenselijk zijn. Voor
wat betreft het beperken van de risico’s van minerale oliën in autobanden is er daarnaast
al sprake van een specifieke maatregel onder de REACH-verordening5, die ziet op het maximale gehalte PAK’s in olie die voor bandenproductie wordt ingezet.
Vanwege de internationale markt ligt het voor de hand dat verdere regulering van autobanden
ook op Europees of internationaal niveau plaatsvindt.
Preventie verspreiding milieubelastende stoffen bij kunstgrasvelden
Zoals in de motie van de leden Van Eijs en Kröger (Kamerstuk 30 234, nr. 175) wordt aangegeven is het van belang dat latere kosten bij waterschappen en sportverenigingen
veroorzaakt door milieuverontreinigingen zoveel mogelijk voorkomen worden. Naast het
weren van milieubelastende stoffen uit het ontwerp van banden, is het hiertoe met
name van belang dat het materiaal op de juiste wijze wordt toegepast.
Om nadelige effecten van zink, kobalt en minerale oliën uit rubbergranulaat op de
bodem- en waterkwaliteit te voorkomen of beperken vindt daarom overleg plaats tussen
mijn ministerie, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Unie van
Waterschappen (UvW) en de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG). Ik heb toegezegd u
over de resultaten van dit overleg te informeren. Door de VSG wordt samen met de Branchevereniging
sport en cultuurtechniek (BSNC) informatie verspreid over de best practices bij de
aanleg, beheer en afvoer van kunstgras sportvelden, om zo te kunnen voldoen aan de
zorgplicht uit de Wet Bodembescherming. Bij deze informatie zitten praktische handreikingen
om de verspreiding van granulaat te beperken. Ook wordt in dit kader door de BSNC,
Rijkswaterstaat en vertegenwoordigers van gemeenten, adviseurs, aannemers en leveranciers
gewerkt aan de totstandkoming van een nieuw Zorgplichtdocument ten behoeve van verantwoorde
toepassing van rubbergranulaat. De UvW heeft haar leden gewezen op de noodzaak om
de water- en waterbodemkwaliteit nabij kunstgrasvelden nauwkeurig te monitoren vanwege
uitspoeling van stoffen afkomstig van rubbergranulaat en de onderlaag van kunstgrasvelden
en zo nodig een lozingsvergunning af te geven. Tevens heeft de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat tijdens het bestuurlijk overleg Water de zorgen van uw Kamer over dit
onderwerp overgebracht.
Over de initiatieven ter preventie van de verspreiding van rubbergranulaat en milieubelastende
stoffen bij kunstgrasvelden blijf ik met de genoemde partijen in gesprek.
Hoe nu verder
Op grond van het verkennende onderzoek van RIVM en WUR concludeer ik dat er technische
mogelijkheden zijn om concentraties milieubelastende stoffen in rubber te verlagen,
maar dat het onzeker is of dit haalbaar is gezien het bredere pakket aan eisen waaraan
een band moet voldoen. Ik vind het wenselijk dat de haalbaarheid nader onderzocht
wordt. Daartoe zal ik deze onderzoeksresultaten onder de aandacht van alle betrokken
partijen brengen en met hen in overleg treden om te verkennen of het mogelijk is om
nadere afspraken te maken.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
BIJLAGE: Conclusies RIVM.
RIVM trekt de volgende conclusies uit de analyse van WUR FBR en de informatie verkregen
vanuit verschillende partijen:
• Op basis van de wetenschappelijke literatuur lijkt reductie van de hoeveelheid zink(oxide)
technisch haalbaar te zijn door efficiënter gebruik van deze stof in het vulkanisatieproces
van rubber. Meer onderzoek zal moeten uitwijzen of de bevindingen op kleine schaal
in model systemen ook vertaalbaar zijn naar complexe reële autoband formuleringen.
In hoeverre zink volledig uit banden kan worden geweerd is onzeker en vraagt substantieel
meer onderzoek naar alternatieven van zink in rubberformuleringen voor banden.
• Kobalt is cruciaal voor de veiligheid van banden omdat het een belangrijke rol speelt
in de hechting van de stalen verstevigingskoorden aan de rubbermatrix. Daarom kan
kobalt niet volledig weggelaten worden. Functionele vervanging van kobalt door andere
chemische componenten is onzeker en vergt meer onderzoek. Reductie van de hoeveelheid
kobalt is mogelijk door het alleen toe te voegen daar waar het een functie heeft,
namelijk op het grensvlak tussen de staalkoorden in banden en het bandenrubber. Een
dergelijke kobalt bevattende coating is commercieel beschikbaar. Het is echter onduidelijk
op welke schaal het op dit moment al wordt toegepast in banden die op de Nederlandse
markt worden verkocht.
• Minerale oliën hebben een functie als weekmaker in banden. In het verleden zijn al
maatregelen genomen om concentraties schadelijke Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen
(PAKs) in minerale oliën gebruikt voor bandenproductie te verlagen. Op dit moment
worden hoofdzakelijk bewerkte minerale oliën toegepast in banden waarin PAK concentraties
zijn verlaagd. De toepassing van plantaardige oliën (zonder PAKs) in bandenproductie
is beperkt omdat deze niet goed compatibel zijn met het bandenrubbermengsel. Het verminderen
of geheel vervangen van minerale oliën is in principe mogelijk maar dit vergt intensief
onderzoek naar de ontwikkeling van biobased oliën en weekmakers met een voldoende
hoge compatibiliteit met de rubberformulering.
• Naast bronmaatregelen om de hoeveelheid milieubelastende stoffen in banden te verlagen
is er groeiende aandacht voor meer hoogwaardige recycling van banden. De processen
pyrolyse (verhitting in afwezigheid van zuurstof) en de-vulkanisatie (een proces waarbij
kruisverbindingen tussen de rubbermoleculen worden verwijderd) lijken veelbelovend
in het kader van een circulaire economie, omdat hiermee vanuit afval grondstoffen
kunnen worden verkregen waaruit nieuwe rubberproducten gemaakt kunnen worden. De-vulkanisatie
is nog niet commercieel beschikbaar maar verwacht wordt dat dit over een aantal jaar
operationeel zal zijn. Pyrolyse is een beschikbare techniek. Milieutechnische- en
veiligheidsaspecten van beide technieken zullen goed moeten worden onderzocht voordat
deze op bredere schaal worden toegepast.
Het RIVM onderschrijft de conclusies die worden getrokken in de wetenschappelijke
analyse van WUR FBR en constateert dat verlaging van de concentraties zink, kobalt
en minerale olie in rubber technisch mogelijk is maar aanvullend onderzoek uitsluitsel
zal moeten geven over de technische en commerciële toepasbaarheid in autobanden formuleringen.
In de toekomst kan het gebruik van milieubelastende stoffen in banden worden verminderd.
Dit zal ten goede komen aan schoon hergebruik van banden en een circulaire economie.
Naast schoner hergebruik van banden is een ander resultaat van een schonere autoband
een reductie van directe milieuvervuiling van metalen en andere milieubelastende stoffen
als gevolg van bandenslijtage.
Aanvullend constateert RIVM dat de vraag naar het vervangen van milieubelastende stoffen
uit banden speelt in een bredere context. In die context spelen naast de vraag over
milieubelastende stoffen in banden ook andere (milieu)aspecten een rol, zoals verkeersveiligheid,
rolweerstand en brandstofverbruik, slijtage en geluid. Deze bredere aspecten zouden
meegenomen moeten worden om te bepalen welke ontwikkelingsrichtingen in bandenproductie
en in het hergebruik van banden het meest wenselijk zijn voor de (Nederlandse) samenleving.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat