Brief regering : Antwoorden op aanvullende vragen naar aanleiding van het concept Programma van Eisen voor de treindienst Eindhoven-Düsseldorf
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 816 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 februari 2019
Tijdens het algemeen overleg over internationaal spoorvervoer van 6 februari jl. heeft
uw Kamer een aantal aanvullende vragen gesteld naar aanleiding van het concept Programma
van Eisen voor de treindienst Eindhoven-Düsseldorf. Ik heb toegezegd u hierover voor
het VAO dat naar aanleiding van dit debat is aangevraagd te informeren. Ik wil nogmaals
benadrukken dat het voorliggende voorkeursalternatief een breed gedragen besluit is,
dat tot stand is gekomen door een intensieve samenwerking tussen IenW, het Verkehrsverbund
Rhein Ruhr (VRR) en de provincies Noord-Brabant en Limburg.
Gelijk speelveld
Tijdens het algemeen overleg stelde het lid Ziengs (VVD) de vraag of er sprake is
van een gelijk speelveld bij de nieuwe treindienst Eindhoven-Düsseldorf. Er is een
aantal belangrijke waarborgen in het proces en de inhoud van de aanbesteding ingebouwd
om een gelijk speelveld te borgen. De treindienst Eindhoven-Düsseldorf is een nieuwe
aanbesteding van een bestaande Duitse treindienst (RE13) en de treindienst één maal
per uur tussen Eindhoven en Venlo v.v. Deze treindienst zal starten na afloop van
de huidige HRN-concessie. Er is dus geen sprake van eventuele compensatie aan de huidige
hoofdrailnetvervoerder. Daarnaast wordt aan Nederlandse zijde in de nieuwe HRN-concessie
na 2025 expliciet ruimte geboden voor één treindienst per uur tussen Eindhoven-Venlo
en verder. Hiermee ontstaat tussen Eindhoven en Venlo samenloop tussen een IC-dienst
op het hoofdrailnet en een internationale treindienst die ook de binnenlandse markt
bedient. Met deze constructie is er geen sprake van een open toegang treindienst waarvoor
de ACM zou moeten beoordelen of met de treindienst het economische evenwicht van een
bestaande concessie zou worden aangetast. Ook in de toekomst zal er dus geen sprake
zijn van eventuele compensatie.
Zoals in het concept programma van eisen wordt gemeld, zal de treindienst worden aanbesteed
door de Duitse regionale vervoersautoriteit Verkehrsverbund Rhein Ruhr (VRR). In beginsel
kan iedere (trein)vervoerder zich inschrijven voor deze aanbesteding. Op voorhand
is er dus sprake van een gelijk speelveld. Het resultaat van de aanbesteding staat
zoals gebruikelijk open voor bezwaar- en beroep bij ACM als een vervoerder daar aanleiding
toe ziet. Op die manier is er ook achteraf een waarborg op het goed verlopen van de
aanbesteding met gelijk speelveld voor de vervoerders die een bod doen.
De vervoerder richt zich op het uitvoeren van de concessieafspraken tegen zo laag
mogelijke kosten en baseert het bod bij de aanbesteding daarop. Dit is een model dat
ook bij verschillende regionale vervoerconcessies in Nederland wordt gehanteerd. De
opbrengsten vallen toe aan de concessieverlenende overheden aan beide kanten van de
grens. Ik ben voornemens om de opbrengsten van de reizigers in de internationale trein
die op het Nederlandse deel reizen toe te delen aan het hoofdrailnet. Hiermee worden
prikkels weggenomen, zodat zowel de (toekomstige) vervoerder op het hoofdrailnet als
de (toekomstige) vervoerder van de internationale treindienst tussen Eindhoven en
Düsseldorf worden gestimuleerd om de treindiensten op het traject tussen Eindhoven
en Venlo zo veel mogelijk complementair aan elkaar uit te voeren. Het is een borging
voor afstemming tussen de verschillende treindiensten. De concessiehouder van het
hoofdrailnet heeft immers ook een belang bij goed presteren van de directe trein tussen
Eindhoven en Venlo. Daardoor zal rekening worden gehouden met o.a. de aansluiting
van de dienstregeling van de internationale trein op die van het HRN en waar nodig
afstemming worden gezocht. Een minder goede aansluiting betekent immers minder reizigers
en daarmee minder opbrengsten. Kortom; ook de gekozen systematiek ten aanzien van
de toedeling van de opbrengsten staat een gelijk speelveld niet in de weg.
Vervolgstappen
Het lid Laçin vroeg naar het advies van ProRail over het concept programma van eisen.
Dit advies is abusievelijk niet meegestuurd met de beantwoording van het schriftelijk
overleg, hoewel dit wel mijn bedoeling was. Ik heb het advies van ProRail als bijlage
aan deze brief alsnog toegevoegd1. Zoals ik in mijn beantwoording op uw inbreng op het schriftelijk overleg (Kamerstuk
29 984, nr. 810) heb aangegeven is bij de planvorming rond Eindhoven-Düsseldorf waaraan ProRail heeft
meegewerkt, rekening gehouden met de op dat moment bekende autonome ontwikkelingen
op het spoor. Op basis van deze informatie is met inachtneming van een aantal beheersbare
risico’s een maakbare treindienst ontworpen. Echter de ontwikkelingen rond de toekomstige
dienstregelingen en de daarvoor benodigde capaciteit zijn dynamisch. Zo zijn bijvoorbeeld
met het Toekomstbeeld OV nadere ontwikkelrichtingen geschetst. Hierin herken ik de
zorg die ProRail in haar advies uitspreekt. Daarover heb ik goed contact met ProRail.
Ik heb ProRail naar aanleiding van het advies gevraagd om de benodigde maatregelen
verder uit te werken en daarbij ook te duiden op welke wijze de treindienst kan worden
geïntegreerd. In het BO MIRT van najaar 2017 zijn hier, zoals ook gemeld in het algemeen
overleg van woensdag 6 februari, middelen gereserveerd van zowel Rijk als regio.
Ten slotte
Zoals ik tijdens het debat heb aangegeven wil ik u nogmaals attenderen op het belang
van een spoedige besluitvorming. Voor de treindienst Eindhoven-Düsseldorf werk ik
samen met VRR, dat concessiehouder is voor de verbinding Düsseldorf tot aan de grens
met Nederland. Een samenwerking die noodzakelijk is voor een directe treindienst vanuit
Eindhoven naar Düsseldorf waarmee voor de internationale reiziger een kwaliteitsverbetering
wordt gerealiseerd. VRR neemt de verantwoordelijkheid voor het aanbestedingsproces
voor deze treindienst op zich, maar moet hier wel tijdig mee starten. Hiervoor wachten
zij op groen licht vanuit Nederland. Wanneer een akkoord vanuit Nederland uit blijft,
komt de kans om binnen de VRR concessie vanaf 2025 een directe verbinding te realiseren
te vervallen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat