Brief regering : Kabinetsappreciatie inzake het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees parlement en de Raad over contingency maatregelen op het terrein van coördinatie van sociale zekerheid na terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk en Noord-Ierland uit de EU (COM (2019) 53)
23 987 Lidmaatschap van de Europese Unie
Nr. 316
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2019
Op 30 januari jl. publiceerde de Europese Commissie drie wetgevende voorstellen voor
het scenario dat het Verenigd Koninkrijk (VK) zich terugtrekt uit de Europese Unie
(EU) zonder dat een terugtrekkingsakkoord tot stand komt. Het gaat om contingency maatregelen voor Erasmus+, de coördinatie van sociale zekerheid en de EU-begroting.
Deze voorstellen maken onderdeel uit van het bredere pakket aan maatregelen dat door
de Commissie is gepresenteerd ter voorbereiding op een no deal scenario. Hierbij bied ik uw Kamer, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken,
de kabinetsappreciatie aan van het voorstel van de Commissie voor een verordening
van het Europees Parlement en de Raad over contingency maatregelen op het terrein van coördinatie van sociale zekerheid na terugtrekking
van het VK en Noord-Ierland uit de EU (COM (2019) 53).
De snelheid van het Brusselse onderhandelingsproces noopt er in dit geval toe om af
te wijken van de gebruikelijke procedure en uw Kamer via deze brief in plaats van
via een BNC-fiche te informeren. Dit is in lijn met de werkwijze voor gevallen waar
een spoedige reactie van Nederland noodzakelijk is (Kamerstuk 22 112, nr. 2232).
Inhoud voorstel
De inhoud van het voorstel moet gezien worden tegen de achtergrond van de onzekerheid
over het in werking treden van het terugtrekkingsakkoord tussen het VK en de EU en
is alleen bedoeld voor de situatie dat dit uitblijft.
De voorgestelde verordening zorgt voor een minimumniveau van bescherming van de socialezekerheidsrechten
van personen die vóór de terugtrekkingsdatum gebruik hebben gemaakt van hun recht
op vrij verkeer. Het gaat daarbij om sociale zekerheidsaanspraken voor zover die gebaseerd
zijn op feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden en tijdvakken van verzekering,
werk of verblijf die voltooid zijn in het VK voorafgaand aan de terugtrekkingsdatum.
Onderwerpen die in de voorgestelde verordening geregeld worden zijn de gelijkstelling
van deze prestaties, inkomsten, feiten en gebeurtenissen, gelijke behandeling en de
samentelling van tijdvakken. Deze onderwerpen worden geregeld conform de aanpak in
de Coördinatieverordening sociale zekerheid 883/2004. Het voorstel dekt niet de export
van uitkeringen en heeft tevens geen betrekking op zorg. Dat wordt aan de lidstaten
gelaten.
Nederlandse positie
Nederland staat in beginsel positief ten aanzien van de voorgestelde verordening.
Ten behoeve van burgers die zich uitsluitend hebben verplaatst tussen Nederland en
het VK is de voorgestelde verordening niet strikt noodzakelijk. Nederland heeft namelijk
een ontwerpbesluit tot wijzigen van sociale zekerheidswetten in verband met no deal Brexit in voorbereiding.1 Het ontwerpbesluit zal eveneens voorzien in de bescherming van sociale zekerheidsaanspraken
van deze burgers. Daar staat tegenover dat een uniforme aanpak vanuit de EU voor een
minimumniveau aan bescherming van sociale zekerheidsaanspraken meer rechtszekerheid
biedt voor burgers, ook voor burgers die zich tussen Nederland, een andere lidstaat
en het VK hebben verplaatst. Lidstaten kunnen aanvullend op de verordening zelf een
hoger niveau van bescherming bieden.
De door de Commissie voorgestelde verordening heeft geen gevolgen voor de inhoud van
het ontwerpbesluit of de bepalingen die zien op zorg uit de Verzamelwet Brexit; de
instrumenten sluiten goed op elkaar aan. Complementair aan de Verordening regelt het
ontwerpbesluit overgangsrecht voor de export van bepaalde uitkeringen. In de Verzamelwet
Brexit is geregeld dat voor wat betreft zorg, Nederlandse verdragsgerechtigden in
het VK hun behandeling buiten het VK af mogen maken ten laste van Nederland.
Inhoudelijk bestaan er geen bezwaren tegen de onderwerpen die het voorstel regelt.
Het beginsel van gelijke behandeling vormt reeds een integraal onderdeel van de Nederlandse
socialezekerheidswetten. Deze wetten maken geen onderscheid naar nationaliteit. Ook
is er geen bezwaar tegen de samentelling van tijdvakken van verzekering, werk of verblijf
die vervuld zijn in het VK voorafgaand aan de terugtrekkingsdatum. Dit is een onderwerp
dat het kabinet ook voornemens is te regelen in het ontwerpbesluit no deal Brexit en sociale zekerheid. Verder bestaat er geen bezwaar tegen de gelijkstelling
van prestaties en inkomsten verkregen en feiten en gebeurtenissen voorgedaan in het
VK voorafgaand aan de dag van terugtrekking. Wel heeft Nederland enige vragen over
de formulering van sommige bepalingen. Dit betreft met name artikel 5 lid 3 van de
voorgestelde verordening. Het is van belang dat deze duidelijk zijn, goed uitvoerbaar
zijn, en geen ruimte voor interpretatie laten. De inzet van het kabinet zal daarop
gericht zijn.
Tot slot zijn de lidstaten exclusief bevoegd wat betreft de export van sociale zekerheidsuitkeringen
naar landen waarop de Coördinatieverordeningen niet van toepassing zijn. Het kabinet
is het er dan ook mee eens dat deze verordening niet op de export van uitkeringen
ziet. Dit is aan de lidstaten zelf.
Krachtenveld
Een groot aantal lidstaten heeft de Commissie in een eerder stadium opgeroepen om
een voorstel te publiceren voor contingency maatregelen op het terrein van coördinatie van sociale zekerheid na terugtrekking
van het VK uit de EU. De verwachting is dan ook dat er brede steun zal zijn voor het
voorstel.
Bevoegdheid
De Commissie heeft het voorstel gebaseerd op het artikel 48 VWEU (coördinatie van
sociale zekerheidsstelsels). Dit is hetzelfde artikel als waarop de coördinatieverordening
sociale zekerheid 883/2004 is gebaseerd. Nederland kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.
Het voorstel volgt de gewone wetgevingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) en
is onderworpen aan de medebeslissingsprocedure.
Subsidiariteit en proportionaliteit
De voorgestelde verordening beoogt een minimumniveau aan bescherming te bieden voor
burgers die voorafgaand aan de terugtrekking van het VK uit de EU van hun recht op
vrij verkeer gebruik hebben gemaakt. Hoewel lidstaten ook zelf de nodige maatregelen
kunnen treffen, biedt een uniforme aanpak met een minimumniveau aan bescherming de
burger rechtszekerheid over feiten en gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden en
verzekeringstijdvakken die zijn vervuld voor de terugtrekking. Een dergelijke gecoördineerde
aanpak kan alleen op Unieniveau worden geregeld. Het voorstel voldoet daarmee aan
het vereiste van subsidiariteit.
De verordening zal niet van toepassing zijn wanneer er een terugtrekkingsakkoord met
het VK in werking treedt. Het voorstel voorziet uitsluitend in een minimumniveau aan
bescherming. Daarmee is dit voorstel proportioneel. Lidstaten kunnen zelf aanvullende
maatregelen treffen.
Financiële gevolgen
Op nationaal niveau zijn er geen financiële gevolgen. Onderwerpen die in de voorgestelde
verordening geregeld worden zijn de gelijkstelling van de prestaties, inkomsten, feiten
en gebeurtenissen, gelijke behandeling en de samentelling van tijdvakken. Deze onderwerpen
worden geregeld conform de bestaande aanpak in de Coördinatieverordening sociale zekerheid
883/2004. Omdat er een gelijke aanpak wordt gehanteerd zijn er geen financiële implicaties.
Het voorstel heeft tevens geen financiële gevolgen voor het EU-budget.
Implicaties voor handhaving en uitvoering
In Verordening 883/2004 gaat het beginsel van de samentelling van tijdvakken gepaard
met afspraken over gegevensuitwisseling: de lidstaat die het recht op uitkering beoordeelt,
vraagt gegevens op bij de lidstaat onder wiens wetgeving de tijdvakken van verzekering
zijn vervuld. Gelet op het unilaterale karakter van de door de Commissie voorgestelde
verordening ontbreken afspraken over gegevensuitwisseling met het VK. Dit betekent
dat de uitvoeringsorganen bewijsstukken rechtstreeks bij de betrokkenen zullen opvragen.
Dit vergroot de uitvoeringscomplexiteit.
Het voorstel gaat niet verder dan het ontwerpbesluit tot wijzigen van socialezekerheidswetten
in verband met no deal Brexit dat het kabinet in voorbereiding heeft. Het UWV, de SVB en de Belastingdienst
hebben aangegeven het ontwerpbesluit uitvoerbaar te achten.
Ook het onderhavige voorstel moet uitvoerbaar worden geacht. Hierbij geldt als voorwaarde
dat alle bepalingen voldoende duidelijk zijn en het kabinet zal zich daarvoor inzetten.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid