Brief regering : Rapport “Het lekken van vertrouwelijke politie-informatie”
28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie
Nr. 169 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 februari 2019
Bij deze brief bied ik uw Kamer het rapport «Het lekken van vertrouwelijke politie-informatie»
aan1. Dit onderzoek is in opdracht van de korpsleiding door de Politieacademie uitgevoerd
en beoogt het ongeoorloofde gedrag van politieambtenaren (het onrechtmatig kijken
in de politiesystemen ofwel het onrechtmatig delen van informatie) in kaart te brengen.
Het onderzoek
Gedurende het vooronderzoek zijn alle dossiers over integriteitskwesties uit 2015
en 2016 doorgenomen. Hierbij zijn 761 dossiers met gevallen van verdenking van het lekken van vertrouwelijke informatie aangetroffen. Vervolgens is door middel
van een steekproef 20% van deze dossiers nader geanalyseerd (161 dossiers). Bij de
analyse is gekeken naar het dossier (welke middelen zijn ingezet bij het onderzoek
en de afdoening), het onderzoeksproces en de gelekte informatie, de verdachte politieambtenaar,
en de ontvanger en context (informatie voor eigen gebruik of gedeeld met derden).
De onderzoekers concluderen onder meer dat het lekken van vertrouwelijke informatie
in alle eenheden van de politie op een relatief kleine schaal lijkt voor te komen,
in een mate die onderling niet erg sterk uiteenloopt. Daarbij hanteren de afdelingen
Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) van de politie een reactieve werkwijze en
zijn ze afhankelijk van de meldingsbereidheid van het personeel.
De onderzoekers concluderen dat onder de verdachten zich relatief veel hoofdagenten
en brigadiers bevinden. Mogelijk zitten zij in een kwetsbare positie, door hun uitvoerende
rol en toegang tot informatie en hun zichtbare plaats in de basispolitiezorg.
Vaak blijkt het lekken van vertrouwelijke politie-informatie voort te komen uit onoplettendheid
in de alledaagse, uitvoerende politiepraktijk. In een beperkt aantal gevallen komt
de gelekte informatie bedoeld of onbedoeld criminaliteit ten goede. Voor zover daar
sprake van is, gaat het initiatief vrijwel altijd uit van de lekkende medewerkers.
In een zeer beperkt aantal gevallen is sprake van gericht initiatief van de criminele
ontvanger. In de gevallen dat gelekt wordt aan criminelen, heeft de gelekte informatie
meestal betrekking op lopende onderzoeken en wordt door het lekken daar schade aan
toegebracht. Deze bevindingen geven echter volgens de onderzoekers geen aanleiding
te denken dat er sprake is van een toename daar waar het gaat om het aantal pogingen
tot (georganiseerde) infiltratie binnen de politie.
Verder geeft het onderzoek aan dat het – weliswaar geringe – aantal gevallen van lekken
dat als zeer ernstig kan worden beschouwd, een meer proactieve aanpak van de onderzoeken
zou rechtvaardigen. De onderzoekers geven aan dat een begin van zo’n aanpak kan bestaan
uit een systematische registratie van de blijkens incidenten kwetsbare plekken in
de organisatie. In het algemeen valt een gunstiger resultaat te behalen met voortgezet
preventief optreden in de vorm van training en voorlichting en meer aandacht van leidinggevenden
voor het fenomeen.
Reflectie
Integriteit is een kernwaarde van de politieorganisatie. De politie moet ook integer
zijn. Dit is essentieel voor het vertrouwen van de samenleving en de legitimiteit
van de politie. De samenleving mag verwachten dat de politie zorgvuldig en vertrouwelijk
met politie-informatie omgaat. In veruit de meeste gevallen gebeurt dit ook, maar
helaas gaat het soms mis. Ik hecht er dan ook aan dat de politie onderzoek laat verrichten
naar fenomenen zoals het lekken van politie-informatie, zodat met de inzichten uit
een dergelijk onderzoek integriteitsschendingen verder kunnen worden aangepakt.
Dit onderzoek overlapt gedeeltelijk het onderzoek dat eerder door het WODC is uitgevoerd
naar georganiseerde criminaliteit en integriteit van rechtshandhavingsinstanties (2017)2. Een aantal bevindingen uit het onderzoek van de Politieacademie, dat zich ook richt
op dossiers uit 2015 en 2016, zijn dan ook herkenbaar, zoals het belang van goed leiderschap
en het nemen van preventieve maatregelen. De preventieve maatregelen zien onder meer
op het weerbaarder maken van politieambtenaren, bijvoorbeeld door het leren van ervaringen
en het elkaar aanspreken en door integriteit onderdeel uit te laten maken van het
basis politieonderwijs. Ik vind het belangrijk dat de politie dergelijke voorlichting
blijft uitvoeren. Daarnaast stimuleert de politie het melden van signalen bij bijvoorbeeld
leidinggevenden, medewerkers van de afdeling VIK, als ook bij het Landelijk Meldpunt
Misstanden of door middel van de klokkenluidersregeling. Ik acht het van belang dat
medewerkers zich bereid en veilig voelen meldingen te maken van eventuele misstanden
binnen de organisatie.
Daarnaast laat het onderzoek zien dat in de geanalyseerde dossiers de registraties
en wijze van documenteren uiteen liepen. Inmiddels hanteren alle afdelingen VIK eenzelfde
registratiesysteem, zodat de werkwijze van de afdelingen VIK meer uniform plaatsvindt.
De korpschef heeft mij laten weten de onderzoekers van de Politieacademie te hebben
gevraagd op welke punten de interne registratie verbeterd kan worden.
Verder geeft het onderzoek weer dat er geen oververtegenwoordiging is van medewerkers
met een niet-Nederlandse achternaam in dossiers waarin een verdachte is geïdentificeerd.
Daar komt bij dat meldingen bij een medewerker met een niet-Nederlandse achternaam,
de verdenking vaker wordt weerlegd dan bij medewerkers met een Nederlandse achternaam.
De constatering dat medewerkers met een niet-Nederlandse achternaam eerder ten onrechte
van het lekken worden verdacht, is onwenselijk. De korpschef heeft mij laten weten,
dat mochten er ooit signalen komen dat collega’s doelbewust valselijk worden beschuldigd,
hij hier tegen op zal treden.
Samen met deze brief en het rapport stuur ik u ook de reactie van de korpschef op
het rapport3. De politie heeft aangekondigd nader onderzoek naar het fenomeen lekken te willen
laten uitvoeren, waarin nog dieper wordt ingegaan op de achtergronden en drijfveren
van politieambtenaren die informatie hebben gelekt en waarin naar verklaringen voor
dit fenomeen wordt gezocht. Dit laat zien dat de politie kritisch naar zichzelf blijft
kijken en wil leren van incidenten die in het verleden hebben plaatsgevonden. Dit
is een houding die ik zeer waardeer en stimuleer.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Indieners
-
Indiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid