Brief regering : Voortgang implementatie Wet vereenvoudiging beslagvrije voet en Verbreding beslagregister
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 468
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN FINANCIËN
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 februari 2019
In onze brief van 15 november 20181 hebben wij u, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, moeten berichten dat
                     de voortgang van de implementatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet helaas
                     een aanzienlijke vertraging heeft opgelopen. Zoals toegezegd in deze brief willen
                     wij u, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, informeren over de voortgang
                     van zowel de implementatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet als het traject
                     verbreding van het beslagregister. Daarmee geven we tevens invulling aan het verzoek
                     van Kamerlid Peters (CDA) d.d. 15 januari 2019 om een brief inzake uitstel van de
                     vereenvoudiging beslagvrije voet (Handelingen II 2018/19, nr. 40, item 7) en de motie van Kamerlid Renkema c.s. (GL) over snelle implementatie van de Wet
                     vereenvoudiging beslagvrije voet (Kamerstuk 35 000 XV, nr. 47).
                  
In de brief van 15 november hebben we tevens toegezegd u begin 2019 nader te informeren
                     over de inwerkingtredingsdatum van de wet en over te treffen tussenmaatregelen. Met
                     deze tussenmaatregelen zetten wij daar waar dit mogelijk is op korte termijn stappen
                     richting het door de wet voorgestane systeem. Stappen die effect hebben voor de groep
                     die op dit moment geconfronteerd wordt met een te laag vastgestelde beslagvrije voet.
                     Op 10 december 2018 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
                     (SZW) een brief van Sociaal Werk Nederland2 ontvangen met suggesties voor tussenmaatregelen. Ook op deze suggesties willen wij
                     in deze brief ingaan.
                  
Wij zijn ons er van bewust dat we met deze tussenmaatregelen niet alles wat de wet
                  beoogt te realiseren, weten te bereiken. Ons oogmerk is echter wel om met de tussenmaatregelen
                  op zo kort mogelijke termijn de situatie van eerder genoemde groep te verbeteren.
                  Het gaat dan om maatregelen die een direct effect hebben op hun bestedingsmogelijkheden.
                  Maatregelen die op die manier het verschil kunnen maken tussen extra schulden maken
                  om rond te komen en voldoende overhouden om in het levensonderhoud te voorzien. Daarom
                  zetten wij ons in om de tussenmaatregelen met spoed te realiseren.
               
De Staatssecretaris van SZW heeft in eerdergenoemde brief uit november tevens aangegeven
                     opdracht te hebben gegeven tot een zogenaamde Gateway Review op het Programma tot
                     implementatie. Met deze brief wil zij u ook informeren over de door het Gateway Team
                     gedane aanbevelingen en de wijze waarop daaraan gevolg wordt gegeven. Zoals aangekondigd
                     in de beantwoording van de door de leden Peters en Omtzigt (beiden CDA) op 2 januari
                     2019 ingediende vragen over
                  
de vertraging van de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet
                     (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1339) hebben wij het Gateway Rapport als bijlage bij deze brief opgenomen3.
                  
Ten slotte informeren wij u, conform de toezegging in de brief uit november, over
                  de voortgang van het traject verbreding beslagregister.
               
Datum Inwerkingtreding
Zoals aangegeven, hebben wij u in november 2018 geïnformeerd over de ook in onze ogen
                  onwenselijke vertraging bij de implementatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije
                  voet (Kamerstuk 24 515, nr. 453). Binnen het huidige stelsel is het vaststellen van een juiste hoogte van de beslagvrije
                  voet in te hoge mate afhankelijk van informatie die de schuldenaar zelf dient te verstrekken.
                  Informatie die deze schuldenaar – zo blijkt uit de cijfers4 – maar moeilijk, en vaak ook niet, weet aan te leveren. De Wet vereenvoudiging beslagvrije
                  voet brengt daarin verbetering. Hierin wordt de huidige informatie uitvraag bij de
                  schuldenaar vervangen door raadpleging van in de Basis Registratie Personen (BRP)
                  en de polisadministratie aanwezige gegevens. Een innende instantie die bij haar incasso
                  te maken heeft met de beslagvrije voet kan deze bepalen door de gegevens handmatig
                  te verwerken in een verkorte rekenmodule, maar voor massale processen waar onder meer
                  Belastingdienst, SVB, UWV en ook uitvoerders van de Participatiewet5 mee te maken hebben, leent zich deze handmatige vorm niet. Een gedegen ICT-matige
                  inbouw van enerzijds de voor de berekening noodzakelijke datastroom, en anderzijds
                  de in de wet opgenomen berekening is onontbeerlijk. Dat willen wij de komende periode
                  verder vormgeven.
               
De stuurgroep Implementatie beslagvrije voet, waarin alle betrokken partijen6 zijn vertegenwoordigd, heeft in kaart gebracht op welke datum alle partijen de wet
                  kunnen uitvoeren. In dat kader zijn partijen bevraagd op de haalbaarheid en randvoorwaarden
                  voor implementatie. UWV en de Belastingdienst hebben ook een herijkte uitvoeringstoets
                  uitgebracht op zowel de wet als de lagere regelgeving. Zij hebben daarin aangegeven
                  wat zij op welk moment – ook van elkaar – nodig hebben om een algehele uitvoering
                  per 1 januari 2021 te kunnen realiseren en alle partijen hebben hun commitment richting
                  genoemde datum uitgesproken. De Gateway Review heeft ons bevestigd dat dit – indien
                  aan de aanbevelingen van het Gateway Team gevolg wordt gegeven – voor alle partijen
                  ook een reële inwerkingtredingdatum is. Daar zullen wij dan ook als harde deadline
                  op sturen.
               
De Belastingdienst heeft naar de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet in totaal drie
                  uitvoeringstoetsen gedaan. De eerste toets heeft u gelijktijdig met het wetsvoorstel
                  ontvangen, in december 2016. De tweede toets, naar de lagere regelgeving – de algemene
                  maatregel van bestuur die bij de wet hoort – is halverwege 2018 opgeleverd. Deze zal
                  op korte termijn samen met de lagere regelgeving openbaar worden gemaakt. In deze
                  toets wordt 2020 nog als mogelijk inwerkingtredingsmoment genoemd. Die datum gold
                  echter slechts voor de uitvoering van de lagere regelgeving, uitgaande van een tijdelijke
                  voorziening. Het bovenliggende wettelijk kader was voor deze voorziening niet volledig
                  in ogenschouw genomen. Vervolgens heeft de Belastingdienst een integrale herijkte
                  uitvoeringstoets naar het hele regelcomplex (wet en algemene maatregel van bestuur)
                  uitgevoerd. Ook die herijkte toets zal samen met de toets naar de lagere regelgeving
                  openbaar worden gemaakt, en vervangt beide voorgaande toetsen. De herijkte toets bevestigt
                  dat inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2021 mogelijk is, mits tijdig aan de
                  in de uitvoeringstoets genoemde noodzakelijke randvoorwaarden is voldaan.
               
Tussenmaatregelen
Wij zijn ons er van bewust dat de problematiek rond de huidige beslagvrije voet urgent
                  is en om een oplossing vraagt. Daarom willen we waar mogelijk met een aantal tussenmaatregelen
                  reeds effect sorteren bij de groep mensen die op dit moment met een te lage beslagvrije
                  voet wordt geconfronteerd. We hebben daarbij specifiek gekeken naar maatregelen die
                  ook bij inwerkingtreding van de wet goeddeels van kracht kunnen blijven en die los
                  van de op dit moment spelende ICT-matige uitdagingen, in gang kunnen worden gezet.
                  Wij zijn daarbij ook Sociaal Werk Nederland erkentelijk voor de door hen gedane suggesties.
                  Wij hebben deze nadrukkelijk bij ons onderzoek betrokken. De volgende tussenmaatregelen
                  zetten wij met spoed in gang:
               
Beslagvrije voet bij inzet overheidsvordering
Nog in 2019 zal de Belastingdienst afstappen van de huidige praktijk om een beslagvrije
                  voet7 bij overheidsvorderingen achteraf én slechts op verzoek van een belastingschuldige
                  toe te passen. De overheidsvordering is het met een soort «automatische incasso» afschrijven
                  van een bedrag van maximaal € 500 van de bankrekening van een belastingschuldige.
                  De Belastingdienst gaat deze beslagvrije voet bij een dergelijke vordering voortaan
                  standaard vooraf toepassen, zoals ook is toegezegd om te gaan doen na inwerkingtreding
                  van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. Dat wil zeggen dat de Belastingdienst
                  eerst een beslagvrije voet van een belastingschuldige berekent, alvorens een overheidsvordering
                  wordt gedaan. Slechts voor zover deze beslagvrije voet niet wordt aangetast, zet de
                  Belastingdienst de overheidsvordering door. De Belastingdienst gebruikt voor het vaststellen
                  van de hoogte van deze beslagvrije voet hetzelfde proces als bij het doen van loonvorderingen.
               
Beslagvrij bedrag bij vereenvoudigd bankbeslag
In het verlengde van de voorgaande maatregel wijzen wij graag nog naar een separaat
                  traject waarop in de 22ste Halfjaarsrapportage van de Belastingdienst al is ingegaan (Kamerstuk 31 066, nr. 438). Het betreft een maatregel waarbij de Belastingdienst voorafgaand aan het leggen
                  van vereenvoudigd derdenbeslag, waaronder in de toekomst ook bankbeslag valt8, een beslagvrij bedrag vrij laat op een bankrekening. Deze systematiek volgt uit
                  het wetsvoorstel herziening beslag- en executierecht, dat thans voor advies bij de
                  Raad van State ligt. Als zowel de beslagvrije voet bij inzet overheidsvordering, als
                  het beslagvrij bedrag bij vereenvoudigd bankbeslag zijn doorgevoerd, wordt door de
                  Belastingdienst in het reguliere dwanginvorderingstraject nog slechts beslag op banksaldi
                  gelegd als vooraf rekening is gehouden met het bestaansminimum.
               
Beslagvrije voet bij dwangverrekening toeslagen
Dwangverrekening van toeslagen vormt voor mensen met problematische schulden vaak
                     een probleem. Van dwangverrekening is sprake als zonder voorafgaande instemming van
                     de burger, bijvoorbeeld een huurtoeslagschuld wordt verrekend met een voorschot voor
                     de zorgtoeslag. Komt de schuldenaar door deze dwangverrekening onder het bestaansminimum
                     terecht dan vraagt de huidige werkwijze dat de burger hierop zelf actie onderneemt.
                  
De Wet vereenvoudiging beslagvrije voet regelt dat de beslagvrije voet bij dwangverrekening
                     van toeslagen proactief, dus vooraf, wordt toegepast. Wij streven ernaar die pro-actieve
                     bescherming via een tussenmaatregel nog dit jaar te realiseren. Momenteel doen we
                     onderzoek naar de uitvoerbaarheid van deze tussenmaatregel. We streven ernaar u nog
                     in dit kwartaal nader te informeren.
                  
Uniforme wijze van berekening beslagvrije voet
Sociaal Werk Nederland wijst in zijn brief aan de Staatssecretaris van SZW van 10 december
                     2018 erop dat met name UWV op bepaalde onderdelen een afwijkende berekening van de
                     beslagvrije voet hanteert. Het gaat dan ten eerste om de wijze waarop bij de berekening
                     van de beslagvrije voet rekening wordt gehouden met een eventuele verrekening van
                     de huur- of zorgtoeslag. UWV heeft, daar naar gevraagd, aangegeven dat de werkinstructie
                     reeds eerder is aangepast. Het geconstateerde probleem zou niet meer moeten optreden.
                  
Daarnaast wijst Sociaal Werk Nederland erop dat UWV bij de berekening van de correctie
                     in verband met kosten zorgverzekering, enkel corrigeert indien deze zorgkosten door
                     de beslagene zelf (en bijvoorbeeld niet door zijn partner) worden voldaan. Aan deze
                     handelwijze ligt een wetsinterpretatie ten grondslag waarvoor het huidig wettelijk
                     kader ruimte biedt. De werkwijze heeft in specifieke situaties echter een lagere beslagvrije
                     voet voor betrokkene tot gevolg. UWV heeft aangegeven te zullen onderzoeken of de
                     werkwijze kan worden aangepast.
                  
Geen standaard gebruik laagste beslagvrije voet
Een punt waarvoor onder meer de Nationale ombudsman9 eerder aandacht vroeg is het gebruik van de laagste beslagvrije voet indien sprake
                  is van meerdere beslagen bij dezelfde derde-beslagene10. Dit vraagt enige uitleg. Elke beslagleggende partij geeft bij haar beslag de door
                  haar berekende beslagvrije voet aan.11 Afhankelijk van de mate waarin deze partij informatie heeft (gekregen) over de omstandigheden
                  van de schuldenaar (denk aan kosten zorgverzekering, hoogte woonlasten etc.) valt
                  deze beslagvrije voet hoger of lager uit. Krijgt de derde-beslagene te maken met samenloop
                  van meerdere beslagen op het inkomen van dezelfde persoon dan kan dit betekenen dat
                  niet duidelijk is welke beslagvrije voet hij moet hanteren. De beslagen derde is verantwoordelijk
                  voor de afdracht en kan er door een beslagleggende partij op aangesproken worden indien
                  hij een hogere beslagvrije voet hanteert dan hem door de desbetreffende partij is
                  meegedeeld. Het systeem van de huidige wet bevordert in die zin dat een derde-beslagene
                  – vanuit risicobeperking – bij de afdracht de laagst gecommuniceerde beslagvrije voet
                  hanteert. Een oplossing hiervoor is niet eenzijdig vorm te geven, maar vraagt om inzicht
                  in de verschillende invorderingsmaatregelen van alle beslagleggende partijen. Hiervoor
                  is de verbreding van het beslagregister noodzakelijk. Daarnaast loopt er op dit moment
                  een traject om te komen tot algemene afspraken met betrekking tot het in de Wet vereenvoudiging
                  beslagvrije voet vormgegeven coördinerende deurwaarderschap. Wij onderzoeken of onderdelen
                  van deze afspraken ook eerder tot uitvoering kunnen komen, zodat bovenstaande problematiek
                  kan worden opgelost. De Staatssecretaris van SZW streeft ernaar u voor de zomer hierover
                  te berichten.
               
Beslagvrije voet bij jongvolwassenen
Voor jongvolwassenen (18 tot en met 20 jaar) wordt binnen het huidige stelsel bij
                  de berekening van de beslagvrije voet aangesloten bij de specifieke jongerennorm binnen
                  de Participatiewet. Dit zijn relatief lage normen, omdat uitgegaan wordt van een bijdrage
                  vanuit de ouders in het levensonderhoud van de jongere. Dat laat onverlet dat de aldus
                  berekende beslagvrije voet de jongere terugwerpt op een zeer minimaal inkomen, van
                  waaruit zeker de jongere die niet langer bij zijn ouders woont of niet terug kan vallen
                  op zijn ouders, in de regel niet alle kosten samenhangend met levensonderhoud kan
                  dragen.12 In de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet is er daarom voor gekozen om bij de vaststelling
                  van de beslagvrije voet voor jongeren aan te sluiten bij de bijstandsnorm voor 21-jaren
                  en ouder. In haar brief verzoekt Sociaal Werk Nederland om dit vervroegd te realiseren.
                  Hiervoor zijn geen ICT aanpassingen nodig maar dit vergt wel wijziging van wetgeving
                  en is in die zin als tussenmaatregel op korte termijn moeilijk te realiseren. De inzet
                  van de Staatssecretaris van SZW is – juist omdat een en ander ook in lijn is met de
                  toekomstige wetgeving – om in een u binnenkort toekomend wetsvoorstel een wijzigingsbepaling
                  op te nemen, zodat dit alsnog eerder dan de algehele inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging
                  beslagvrije voet, gerealiseerd kan worden.
               
In inrichting verblijvenden
Tevens kaart Sociaal Werk Nederland aan dat er nog steeds beslagleggende partijen
                  zijn die bij beslag op het inkomen van een in een inrichting verblijvende in weerwil
                  van de bedoeling van de wetgever13 deze beslagvrije voet te laag vaststellen. Ook hiervoor is een verduidelijking in
                  de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet opgenomen. De Staatssecretaris van SZW zal
                  ook deze verduidelijking in een u binnenkort toekomend wetsvoorstel opnemen.
               
Terugwerkende kracht indien schuldenaar alsnog informatie verstrekt
Ten slotte haalt Sociaal Werk Nederland in haar brief een specifieke casus aan waarin
                  de Belastingdienst de beslagvrije voet niet heeft aangepast vanaf het moment dat de
                  belastingschuldige zich bij de Belastingdienst meldde. De Belastingdienst paste daarentegen
                  de beslagvrije voet aan vanaf het moment dat zij van deze belastingschuldige de informatie
                  ontving om de beslagvrije voet juist vast te stellen. Wij vinden dit onwenselijk,
                  aangezien hierdoor onderscheid ontstaat tussen burgers die zich melden met de informatie
                  die nodig is om de beslagvrije voet goed vast te stellen en burgers die dit – om wat
                  voor reden dan ook – niet doen. De Staatssecretaris van Financiën is voornemens het
                  beleid van de Belastingdienst op dit punt aan te scherpen. Belastingschuldigen die
                  zich melden, krijgen de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn de juiste informatie
                  aan te leveren. Indien zij dit doen, wordt hun beslagvrije voet met ingang van het
                  meldingsmoment – dus met een beperkte terugwerkende kracht – vastgesteld.
               
Beslagvrije voet bij verrekening
Veelal onbekend met factoren die de beslagvrije voet kunnen verhogen, vallen gemeenten
                  bij de verrekening van schulden met de bijstandsuitkering van de schuldenaar terug
                  op een beslagvrije voet gelijk aan een bepaald percentage (minimaal 90%) van de van
                  toepassing zijnde bijstandsnorm voor een alleenstaande of gehuwde. In het door de
                  Wet vereenvoudiging beslagvrije voet te introduceren stelsel komt bij bijstandsgerechtigden
                  de beslagvrije voet standaard op 95% van de bijstandsnorm terecht. In dit percentage
                  is de gemiddelde ophoging verdisconteerd waarmee een bijstandsgerechtigde binnen het
                  huidige systeem te maken zou moeten krijgen. De Staatssecretaris van SZW zal dan ook
                  gemeenten oproepen om, anticiperend op de wet minimaal uit te gaan van een percentage
                  gelijk aan 95% van de bijstandsnorm voor respectievelijk een alleenstaande of gehuwde.14
Met bovenbeschreven tussenmaatregelen willen wij al een aantal gedegen stappen zetten
                  richting het door de wet vereenvoudiging beslagvrije voet beoogde systeem. Het is
                  daarbij ons oogmerk om deze maatregelen met spoed te realiseren.
               
Gateway Review
In 2017 is gestart met de implementatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet.
                  In deze periode is een verkenning naar de ondersteuningsbehoefte vanuit de betrokken
                  partijen uitgevoerd en de lagere regelgeving bij de wet nader uitgewerkt. Begin 2018
                  is daarnaast vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een programma
                  ingesteld voor de implementatie van de beslagvrije voet. Het programma heeft tot doel
                  gezamenlijk en in samenhang met de keten te komen tot implementatie van de Wet vereenvoudiging
                  beslagvrije voet bij en door de betrokken partijen, zodat de beslagvrije voet op een
                  efficiëntie en eenduidige manier wordt vastgesteld en gecommuniceerd. Het programma
                  moet er voor zorgen dat alle beslagleggende partijen15 vanaf datum inwerkingtreding over dezelfde gegevens kunnen beschikken, op gelijke
                  wijze met deze gegevens de beslagvrije voet berekenen en daarbij hun incasso ook in
                  enige mate op elkaar afstemmen. Het programma kent een stuurgroep waarin directeuren
                  van de uitvoerende divisies van alle betrokken partijen zitting hebben. Daarnaast
                  is aan het programma een programmamanager verbonden en wordt vanuit ICTU ondersteuning
                  bij ICT-matige vraagstukken geboden.
               
Om verdere mogelijke vertragingsrisico’s voor te zijn, heeft de Staatssecretaris van
                  SZW in november 2018 een zogenaamde Gateway Review16 laten uitvoeren op het programma. Over de opdracht tot uitvoering van een Gateway
                  Review hebben wij u geïnformeerd in de brief van 15 november 2018. Het Gateway Team
                  heeft het programma doorgelicht en op basis daarvan het in de bijlage bij deze brief
                  opgenomen rapport opgeleverd. Het is een kritisch rapport, met een aantal zeer dringende
                  aanbevelingen. Er spreekt echter ook het vertrouwen uit dat, mits een aantal uitgangspunten
                  en randvoorwaarden in acht wordt genomen, inwerkingtreding van de wet per 1 januari
                  2021 voor alle partijen mogelijk is.
               
Naar aanleiding van de aanbevelingen hebben wij verschillende maatregelen genomen.
                  Onder andere is ter bevordering van de ketensturing en programmaorganisatie per 1 februari
                  2019 – in lijn met aanbeveling 4 – een programmadirecteur gestart. Tevens is – in
                  lijn met aanbeveling 6 – in de stuurgroepvergadering van 6 februari 2019 een planning
                  besproken, die binnen afzienbare termijn moet leiden tot de noodzakelijke detailplanning
                  voor de resterende implementatieperiode.
               
Ten slotte zijn in dezelfde stuurgroep ook de resultaten besproken van een nader onderzoek
                  naar mogelijke beheer- en ontwikkelpartijen, wat – in lijn met aanbeveling 8 – dit
                  voorjaar nog moet leiden tot een definitieve keuze.
               
Vanuit de stuurgroep is het expliciete verzoek om via periodieke voortgangsrapportages
                  te sturen op de realisatie van de in het Gateway Rapport opgenomen aanbevelingen.
                  Een en ander vanuit de dringende wens om de voortgang van de implementatie op zijn
                  verschillende onderdelen te bewaken. Daarmee wordt nauwlettend gestuurd op het waarborgen
                  van een inwerkingtreding van de Wet vereenvoudigde beslagvrije voet per 1 januari
                  2021.
               
Voortgang verbreding beslagregister
In de eerder genoemde brief uit november 2018 berichtte de Staatssecretaris van SZW
                  u, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, over de uitkomsten van een kwalitatieve
                  businesscase waarin vier alternatieven voor een betere gegevensuitwisseling tussen
                  overheidsorganisaties en gerechtsdeurwaarders inzake (vereenvoudigd) derdenbeslag
                  op hun effecten zijn getoetst17. Het onderzoek liet twee reële scenario’s over en stelde vast dat aanvullend onderzoek
                  nodig is om een zorgvuldige keuze uit deze twee te kunnen maken.
               
Aanvullend onderzoek: de verrijkte businesscase
Inmiddels is die aanvullende studie uitgevoerd. Op basis van aanvullende gegevens
                  van de uitvoeringsorganisaties en een uitwerking van de twee scenario’s heeft KPMG
                  in opdracht van SZW een verrijkte businesscase opgesteld18. Het onderzoek laat over het geheel genomen een voorkeur voor het scenario «Routeervoorziening»
                  zien. In vergelijking met het scenario «Centrale Database» scoort dit scenario beter
                  op privacyaspecten, robuustheid en toekomstvastheid en geniet het grootste draagvlak
                  onder de betrokken uitvoeringsorganisaties. De businesscase geeft ook een eerste indicatie
                  van de te verwachten generieke kosten en de organisatie specifieke baten. De organisatie
                  specifieke kosten zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gebleven; deze kunnen pas
                  later in het kader van uitvoeringstoetsen inzichtelijk worden gemaakt.
               
Scenariokeuze en verdere uitwerking ervan
Na het verschijnen van het KPMG-rapport «Verrijking businesscase gegevensuitwisseling
                  derdenbeslag»19 hebben alle betrokken uitvoeringsorganisaties hun opvatting over het voorkeursscenario
                  kenbaar gemaakt. Alhoewel het kostenaspect voor veel partijen een belangrijk aandachtspunt
                  is, steunen partijen de voorkeur voor het scenario «Routeervoorziening». Gelet op
                  het rapport en de opvattingen van de uitvoeringsorganisaties daarover leent het scenario
                  «Routeervoorziening» zich het beste voor het tot stand brengen van een robuuste, toekomstvaste
                  en privacybestendige ict-voorziening. Grote landelijke uitvoeringsorganisaties als
                  Belastingdienst, UWV, SVB, CJIB, en LBIO, gemeenten, waterschappen en gerechtsdeurwaarders
                  kunnen met deze voorziening relevante gegevens met betrekking tot het leggen van (vereenvoudigd)
                  derdenbeslag met elkaar delen. Op basis van de hierdoor verkregen betere informatiepositie
                  kan ieder van de genoemde partijen een betere afweging maken omtrent het al dan niet
                  leggen van (vereenvoudigd) derdenbeslag. Naar verwachting verlopen hierdoor werkprocessen
                  efficiënter en vermindert het aantal opgelegde beslagen, zodat schuldenaren en derde-beslagenen
                  minder vaak door beslagleggende partijen worden benaderd.
               
Op basis van deze scenariokeuze wordt gewerkt aan een plan van aanpak voor de uitwerkingsfase
                  van het project. Het definitieve besluit tot realisatie van een routeervoorziening
                  volgt als alle uitvoeringstoetsen zijn gerealiseerd en een completer beeld van kosten
                  is opgesteld.
               
Het streven van de Staatssecretaris van SZW is er op gericht in het derde kwartaal
                  2019 een wetsontwerp voor internetconsultatie voor te leggen en uitvoeringsorganisaties
                  om een uitvoeringstoets te verzoeken. De streefdatum voor de inwerkingtreding van
                  deze wet is 1 januari 2021. Op die datum kan nog geen sprake zijn van een volledig
                  functionerende gegevensuitwisseling. Gelet op ict-releasekalenders en beschikbare
                  budgetten, zullen nog niet alle uitvoeringsorganisaties met een eigen koppelvlak op
                  de routeervoorziening zijn aangesloten en hun eigen systemen en processen waar nodig
                  hebben aangepast.
               
Mede namens de Minister voor Rechtsbescherming zal de Staatssecretaris van SZW uw
                  Kamer op geëigende momenten over de voortgang in de uitvoering van het uitwerkingsplan
                  informeren.
               
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  T. van Ark
De Staatssecretaris van Financiën,
                  M. Snel
Indieners
- 
              
                  Indiener
 T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 
              
                  Medeindiener
 M. Snel, staatssecretaris van Financiën
