Brief regering : Wijziging van het Protocol inzake gespecialiseerde recherchesamenwerking tussen de landen van het Koninkrijk
29 628 Politie
               29 279
                Rechtsstaat en Rechtsorde
         
Nr. 861
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 februari 2019
Op 23 januari jongstleden heb ik met mijn ambtgenoten van Aruba, van Curaçao, en van
                  Sint Maarten en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                  een wijziging van het Protocol inzake gespecialiseerde recherchesamenwerking tussen
                  de landen van het Koninkrijk (wijzigingsprotocol) ondertekend en marge van het Justitieel
                  Vierpartijen Overleg (hierna: JVO) in Aruba. Hierbij zend ik, mede namens de Staatssecretaris
                  van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, uw Kamer het wijzigingsprotocol1 toe en informeer ik u over de belangrijkste wijzigingen. Daarmee wordt eveneens voldaan
                  aan mijn toezegging, bij brief van 16 januari 2019 (Kamerstuk 29 628, nr. 856), u na het JVO nader te informeren over recherchesamenwerking in het gebied en de
                  wijziging in het protocol.
               
Noodzaak tot wijziging protocol
Tijdens het JVO van januari 2018 hebben de ministers van Justitie van de vier eerder
                  genoemde landen, op voorstel van het College van korpschefs, de opdracht gegeven om
                  te komen tot een nieuwe visie op de recherchesamenwerking in het gebied. Criminaliteit
                  heeft, meer dan voorheen, een grensoverschrijdend karakter. Daardoor zijn de opsporingsdiensten
                  genoodzaakt tot meer regionale en internationale samenwerking ten aanzien van onder
                  andere de inzet van capaciteit en specialismen. Zo investeren de korpschefs in de
                  landen al enige tijd in een vergaande onderlinge regionale samenwerking, ondersteund
                  door de Nederlandse politie en mijn departement. Samenwerken door het delen van elkaars
                  expertise en capaciteit vergroot immers de slagkracht van de opsporing in de regio.
                  Dit staat centraal in de nieuwe visie op (versterkte) recherchesamenwerking. Daarmee
                  wordt tevens opvolging gegeven aan de Koninkrijksreactie op de evaluatie van de justitiële
                  rijkswetten, bij brief van 27 maart 2018 (kamerstuk 34 775 IV, nr. 35) en de beleidsdoorlichting van artikel 1 «de Waarborgfunctie»2 om de samenwerking tussen de lokale korpsen en het Recherche Samenwerkingsteam (hierna:
                  RST) te verbeteren. Deze opdracht is uitgevoerd in samenspraak met de landen, met
                  de Openbaar Ministeries, met de korpschefs van de afzonderlijke politiekorpsen, met
                  het RST en met de Nederlandse politie.
               
In het JVO van juli 2018 hebben (uiteindelijk) alle landen voor het Koninkrijk deze
                  nieuwe visie op (versterkte) recherche samenwerking onderschreven en besloten deze
                  tot uitvoering te brengen. Onderdeel daarvan was de herziening van het Protocol inzake
                  gespecialiseerde recherchesamenwerking van de landen van het Koninkrijk van november
                  2001. Ook de inrichting en het beheer van het RST behoefde verdergaande aanpassingen.
               
Nauwere recherchesamenwerking met de landen in het Koninkrijk
De wijziging van het protocol maakt het mogelijk te komen tot een nauwere en bredere
                  recherchesamenwerking op het gebied van beschikbaarheid van capaciteit en expertise,
                  mede ter ondersteuning van de recherche van de landen zelf.
               
Het RST blijft belast met de bestrijding van grensoverschrijdende en zware criminaliteit
                  in Aruba, Curaçao, Sint Maarten, alsmede Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het RST
                  zal bestaan uit centrale teams en in elk van de landen een decentraal team. Centrale
                  teams, onder operationele aansturing van de teamchef RST, staan ter beschikking van
                  alle landen. Elk decentraal team zal bij elk van de politiekorpsen samen met een onderdeel
                  van dat korps een eenheid vormen, onder operationele aansturing van de lokale korpschef
                  of het hoofd Landsrecherche.
               
Scheiding beleid, gezag en beheer
Het gewijzigde protocol regelt een effectievere verdeling van verantwoordelijkheden
                  over het (opsporings-)beleid, het gezag en het beheer.
               
Het beleid wordt bepaald door de ministers van Justitie van de landen met een, ten
                  minste eenmaal in de vier jaar, vastgesteld meerjarig beleidsplan. In dit beleidsplan
                  zal worden ingegaan op de jaarlijkse beschikbare recherchevoorzieningen bij de afzonderlijke
                  politiekorpsen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan voor de komende jaren alsook
                  de daaruit resulterende beschikbare recherchecapaciteit, op de beschikbaarheid van
                  capaciteit en expertise in het RST, op de verdeling van sterkte over de onderdelen
                  van het RST en op de behoefte van de politiekorpsen aan gekwalificeerde ondersteuning.
                  De procureurs-generaal zien toe op de uitvoering van het beleidsplan.
               
Jaarlijks zullen de ministers van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en
                     Koninkrijksrelaties overleggen,3 mede op basis van het criminaliteitsbeeld van de landen, over de te behalen resultaten
                     in het komende jaar met betrekking tot de samenwerking ten aanzien van de beschikbaarheid
                     van capaciteit en expertise, en over de behaalde resultaten van deze samenwerking
                     in het afgelopen jaar.
                  
In dit overleg worden ook het ontwerpbeheerplan, de ontwerpbegroting en het ontwerp
                     van de meerjarenraming van het RST alsmede het vastgestelde jaarverslag en de financiële
                     verantwoording van het RST besproken.
                  
Het gezag over het RST bij de uitvoering van voornoemde taak is ongewijzigd en ligt
                  bij de procureur-generaal van Aruba respectievelijk de procureur-generaal van Curaçao,
                  van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
               
Het beheer van het RST wordt formeel bij mij belegd. Dat betreft de verantwoordelijkheid
                     voor de zorg voor en instandhouding van het RST.
                  
In deze rol stel ik voortaan het beheerplan, de begroting, de meerjarenraming, het
                     jaarverslag en de financiële verantwoording van het RST vast.
                  
Gelet op de aard van het protocol (een vormvrije onderlinge regeling op grond van
                  het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden) is bij de wijziging van het protocol
                  uitgegaan van de bestaande staatskundige verhoudingen, zoals vastgelegd in het Statuut
                  voor het Koninkrijk der Nederlanden, alsmede de voor Curaçao, Sint Maarten en Nederland,
                  voor wat betreft Bonaire, Sint Eustatius en Saba, geldende Rijkswet politie van Curaçao,
                  van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en in elk van de landen geldende
                  wet- en regelgeving. De strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde is immers een
                  autonome aangelegenheid van de landen van het Koninkrijk.
               
Adequaat beheer van het recherchesamenwerkingsteam
Om uitvoering te geven aan een adequaat beheer van het RST zal de korpschef van de
                     Nederlandse politie zorg dragen voor het beheer en instandhouding van het RST.
                  
De korpschef zal deze taak uitvoeren door, ten laste van zijn korps en daarmee de
                     begroting van zijn korps, personeel en middelen aan het RST ter beschikking te stellen.
                     Dat biedt de korpschef de mogelijkheid zijn operationele sterkte te verhogen en op
                     deze wijze de Nederlandse inzet voor het RST te verduurzamen.
                  
Om dit mogelijk te maken stelt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
                     met behoud van zijn politieke verantwoordelijkheid voor de relaties binnen het Koninkrijk,
                     opnieuw de middelen beschikbaar voor de Nederlandse inzet in het RST ten laste van
                     Hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties. Deze middelen stel ik vervolgens als bijzondere
                     bijdrage beschikbaar aan de politie.
                  
Het gewijzigde protocol stelt de korpschef van de Nederlandse politie eveneens in
                  staat om nauwer samen te werken met de politiekorpsen door hen, indien onvoldoende
                  in de regio aanwezig, te ondersteunen met expertise en middelen.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid,
                  F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid