Brief regering : Medezeggenschap in het funderend onderwijs
31 293 Primair Onderwijs
31 289
Voortgezet Onderwijs
Nr. 433
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 februari 2019
Middels deze brief informeer ik u namens het kabinet over de introductie van het instemmingsrecht
op hoofdlijnen van de begroting voor de medezeggenschapsraad (hierna: MR) in het funderend
onderwijs. Met de op 1 januari 2017 inwerking getreden Wet versterking bestuurskracht
is de rol van de medezeggenschap verstevigd en aangescherpt. Om hier verder invulling
aan te geven introduceert het kabinet, zoals vastgelegd in het regeerakkoord (bijlage
bij Kamerstuk 34 700, nr. 34), nu dit instemmingsrecht.
Medezeggenschap is een belangrijk onderdeel van goed bestuur. Ook in het onderwijs
is medezeggenschap nodig om de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid te waarborgen.
Met de MR als kritische partner kan de bestuurder of schoolleider zijn visie scherpen,
de koers bepalen of bijstellen en dilemma’s delen. Om invulling te geven aan de rol
van kritische partner zijn in de wet bepalingen opgenomen die de taken, bevoegdheden
en rol van de MR borgen. Met deze aanpassing breidt het kabinet deze borging uit.
Het kabinet beoogt deze wijziging van de Wet Medezeggenschap Scholen in 2021 van kracht
te laten worden. Met deze brief informeer ik u hier verder over.
Introduceren instemmingsrecht MR op hoofdlijnen begroting
Het is van belang om voortdurend te bezien of de taken, bevoegdheden en rol voldoende
passen bij ontwikkelingen die zich binnen en rondom de sector voordoen. Ontwikkelingen
in de onderwijswereld hebben immers impact op de vragen en eisen die aan de MR worden
gesteld. Voorbeelden hiervan zijn de maatschappelijke en politieke vraag om stevigere
verantwoording door besturen en opgaven die worden gesignaleerd rondom de kwaliteitscultuur
op scholen. Ook ontwikkelingen als leerlingdaling en de ambitie het techniekonderwijs
te versterken horen hier bij. Op dit moment is de positie van de MR in het funderend
onderwijs ten aanzien van de financiën onvoldoende. In het regeerakkoord is daarom
afgesproken dat het kabinet gaat zorgen voor instemmingsrecht op hoofdlijnen van de
begroting voor de MR.
De invoering van dit instemmingsrecht heeft kortom tot doel de waarborgen rondom het
schoolbestuur in het funderend onderwijs ten aanzien van de financiën te versterken.
Hiervoor bewandelt het kabinet drie sporen. Allereerst door een wetswijziging waarmee
het instemmingsrecht wordt geregeld. Het tweede spoor richt zich op het vergroten
van de kwaliteit van de MR, onder andere door in te zetten op het project Versterking
Medezeggenschap.
Het derde spoor is erop gericht om met het veld te bezien hoe met alle bij de medezeggenschap
betrokken partijen eraan kan worden gewerkt dat het samenspel met de MR zo constructief
mogelijk verloopt. Bij deze gesprekken vraag ik ook verschillende afgevaardigden van
besturen, experts en MR-en om tafel om de nadere uitwerking van het instemmingsrecht
op hoofdlijnen van de begroting vorm te geven.
Belangrijkste resultaten veldconsultatie
Bij deze uitwerking wil ik recht doen aan de lessen die te trekken zijn uit de in
het najaar van 2017 door Oberon en Panteia uitgevoerde veldconsultatie «Instemmingsrecht
op de hooflijnen van het meerjarig financieel beleid». De veldconsultatie vindt u
in de bijlage en is reeds openbaar1. Hieronder geef ik de belangrijkste uitkomsten voor u weer. Deze uitkomsten zal ik
betrekken in de invulling van de drie sporen die ik hierboven heb genoemd.
Uit de veldconsultatie blijkt dat de invoering van instemmingsrecht op hoofdlijnen
van de begroting een waardevolle stimulans kan zijn om het goede gesprek tussen het
bestuur en de MR over het financieel beleid te voeren, zo blijkt uit het onderzoek.
Een versterking van de waarborgen is ook de wens van het veld.
Er is echter behoefte om de onderwerpen die tot «de hoofdlijnen van de begroting»
behoren nader te beschrijven, zo komt uit de veldconsultatie. Het is niet de wens
van het veld dat OCW ook vastlegt in welke vorm deze onderwerpen in het beleidsproces
van de scholen terugkomen. Hierbij hebben MR’en meestal wel praktische handvatten
nodig om de nieuwe rol goed te kunnen pakken. Vraag hierbij is onder andere hoe het
instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting op een goede manier kan verbonden
aan het meerjarige karakter van begrotingsbeleid. Het gesprek met de MR over de begroting
zal namelijk niet alleen over de korte termijn moeten gaan. Een goede informatiepositie,
met tijdige toegang tot de benodigde stukken is hierbij onontbeerlijk zo concluderen
Oberon en Panteia. Deze wetwijziging ziet er op dat hiervoor de voorwaarden geborgd
zijn. Afspraken hierover zullen uiteindelijk door de MR en de bestuurder gemaakt worden.
De veldconsultatie maakt goed zichtbaar dat het cruciaal is dat de MR voldoende financieel
deskundig is. De constatering is dat dit extra scholing en ondersteuning vergt.
Versterking medezeggenschap
Het project versterking medezeggenschap speelt daarom een belangrijke rol in de plannen
van het kabinet. Het kabinet ziet dat er nog te winnen valt als het gaat om (financiële)
deskundigheid. De uitkomsten van de veldconsultatie onderschrijven dit beeld. Ik zet
erop in goed te onderzoeken welke behoefte er bij zowel medezeggenschapsraden als
bij bestuurders is rondom het goed laten uitwerken van dit instemmingsrecht en op
welke wijze in deze behoeften kan worden voorzien. Voor de versterking van de positie
van medezeggenschapsraden is het gesprek met scholen van groot belang.
In het kader van het project versterking medezeggenschap wordt een handreiking opgesteld
met betrekking tot financiële kwesties die van belang zijn binnen de MR’en. Het project
versterking medezeggenschap wordt in ieder geval met één jaar verlengd voor de periode
2019–2020. De ondersteuning van de medezeggenschapsraden ten behoeve van versterking
van de medezeggenschap wordt hiermee dit jaar in elk geval voortgezet.
Op dit moment heb ik contact met de stuurgroep van het project over de verlenging
van het project na 2019 en de invulling die het project zou moeten krijgen in het
licht van actuele ontwikkelingen binnen de medezeggenschap. Ik bezie hoe deze verlenging
en invulling van het project er uit moeten gaan zien zal ik uw Kamer hierover informeren.
Planning en toezeggingen die in het wetsvoorstel worden meegenomen
Bij deze wetswijziging maken we steeds expliciet wanneer een onderdeel niet of op
andere wijze geldt voor de GMR of de ondersteuningsplanraad (hierna: OPR).
Een wijziging die het kabinet met deze wetswijziging zal meenemen, is het instemmingsrecht
van de OPR op de hoofdlijnen van de begroting bij het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband
passend onderwijs. Deze toezegging heb ik eerder aangekondigd in de brief Passend
Onderwijs van 25 juni dit jaar (Kamerstuk 31 497, nr. 262).
Een laatste onderwerp dat in deze wijziging wordt meegenomen is het adviesrecht over
de groepsgrootte. Deze wens van de Tweede Kamer sluit aan bij de versterking van de
positie van de MR op voor ouders en docenten wezenlijke onderwerpen in de dagelijkse
werkzaamheden. Dit is conform mijn toezegging in het algemeen overleg van 18 april
jl. over werkdruk (Kamerstukken 27 923 en 31 293, nr. 306).
De voorbereidingen om dit instemmingsrecht in te voeren en deze wijzigingen toe te
passen zullen starten in 2019 zodat 1 januari 2021 de vernieuwde wet van kracht kan
worden.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.