Brief regering : Beleid inzake versterking lokale rekenkamers
35 000 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2019
Nr. 86
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 januari 2019
Tijdens een Algemeen Overleg over het sociaal domein op 14 november jl. heb ik toegezegd
uw Kamer te zullen informeren over mijn beleid om lokale rekenkamers te versterken.
Dit beleid is tot stand gekomen naar aanleiding van een motie van het lid Fokke c.s.1 Uw Kamer is de afgelopen jaren een aantal keer over de voortgang geïnformeerd en
recentelijk is er met mij, en ook met mijn ambtsgenoot van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport over het belang van rekenkameronderzoek gesproken.2 Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van BZK voor het jaar 2019 bleek
er steun voor dit beleid te zijn.3
Het lid Den Boer (D66) vroeg tijdens het AO van 14 november jl. hoe zou kunnen worden
omgegaan met de lessen vanuit lokale rekenkamers om raadsleden in positie te brengen
en het lid Özütok (GroenLinks) vroeg naar de controle op samenwerkingsverbanden door
lokale rekenkamers. Tevens vroeg het lid Ellemeet (GroenLinks) in een AO van 3 oktober
jl. over de financiën sociaal domein aan de Minister van VWS of hij met mij in gesprek
kan gaan over de vraag of rekenkamers een grotere rol kunnen spelen om gemeenteraden
te ondersteunen bij hun rol als controleur van het college en hoe hun rol versterkt
zou kunnen worden. In deze brief ga ik tevens in op deze punten.
Democratische verantwoording op orde
Als Minister van BZK ben ik verantwoordelijk voor goed openbaar bestuur en voor de
organieke wetgeving. In de brief van 5 juli jl. aan uw Kamer over het plan van aanpak
versterking lokale democratie en bestuur heb ik verschillende maatregelen aangekondigd
ter versterking van de verbinding tussen inwoners en het bestuur, de weerbaarheid
van het bestuur en de ondersteuning van volksvertegenwoordigers.4 Voor de effectiviteit van de gemeentelijke taakuitvoering is het van belang om meer
maatwerk en ruimte voor verschillen mogelijk te maken, onder voorwaarde dat de democratische
verantwoording op orde is en er voldoende «checks and balances» aanwezig zijn.
Rekenkameronderzoek is een essentieel instrument van de raad om de democratische verantwoording
van het bestuur vorm te geven. Rekenkameronderzoek naar de doelmatigheid, doeltreffendheid
en rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur biedt het bestuur
en raadsleden in het bijzonder, de mogelijkheid om te leren van het verleden, inzicht
te verkrijgen in geleverde prestaties van het gemeentebestuur en de besteding van
belastinggeld. Gemeenteraden hebben de verantwoordelijkheid om deze wettelijke taak
van rekenkamers mogelijk te maken, door een actieve rekenkamer in te stellen en deze
voldoende toe te rusten.
Uit verschillende onderzoeken blijkt echter dat in veel gemeenten de positie van rekenkamers
onder druk staat. In circa vijftig gemeenten wordt niet of nauwelijks invulling gegeven
aan de rekenkamerfunctie.5 Dat vraagt om actie, nu het belang van gedegen rekenkameronderzoek is toegenomen
nu gemeenten door de decentralisaties in het sociaal domein en binnenkort met de Omgevingswet
complexe nieuwe taken en daarbij horende middelen hebben gekregen die voor gemeenteraden
lastig te doorgronden kunnen zijn. Het beleid van de regering is erop gericht dat
het instituut rekenkamer in elke gemeente een belangrijk en onmisbaar onderdeel wordt
van het gemeentebestuur en van groot belang en toegevoegde waarde is voor het functioneren
daarvan.
Inzet op versterking onafhankelijke positie rekenkamers en verdere professionalisering
Mijn beleid heeft tot doel om, conform de vraag van het lid-Den Boer, de lessen van
lokale rekenkamers beter te benutten, zodat raadsleden beter in positie worden gebracht.
Daartoe heb ik allereerst tussen juni en september jl. een conceptwetsvoorstel versterking
decentrale rekenkamers in consultatie gegeven, conform de toezegging aan uw Kamer.6 Het wetsvoorstel is een noodzakelijke voorwaarde voor gedegen rekenkameronderzoek
in elke gemeente. Het wetsvoorstel versterkt de onafhankelijkheid van de rekenkamer,
breidt de wettelijke bevoegdheden uit en positioneert de rekenkamer als het enige
instituut dat belast is met het doen van onderzoek naar de doelmatigheid, doeltreffendheid
en rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur.7 Onderzoeksbevoegdheden van rekenkamers worden uitgebreid zodat de rekenkamer ook
onderzoek kan doen naar inkoop- en contractrelaties, zoals zorgaanbieders in het sociaal
domein. Hierdoor wordt, conform de vragen van de leden Ellemeet en Özütok inzake de
financiën van het sociaal domein en de controle op samenwerkingsverbanden, de rol
van rekenkamers ter ondersteuning van de controlerende rol van gemeenteraden vergroot.
Momenteel verwerk ik de uitkomsten van de consultatie in het wetsvoorstel. Ik ben
voornemens het wetsvoorstel het eerste kwartaal van 2019 voor advies naar de Afdeling
advisering van de Raad van State te zenden.
Voorts verleent het Ministerie van BZK sinds 2016 een subsidie aan de Nederlandse
vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR). In 2018 is er 157.100 euro
subsidie verstrekt. Dankzij deze subsidie heeft de NVRR de afgelopen jaren stappen
kunnen zetten naar een verdere professionalisering van lokale rekenkamers. De NVRR
biedt scholings- en opleidingsactiviteiten aan voor rekenkamers en ontwikkelt handreikingen
met tips over het uitvoeren van rekenkameronderzoek, bijvoorbeeld naar het sociaal
domein en de Omgevingswet. De NVRR investeert in meer en betere samenwerking tussen
rekenkamers om van elkaar te kunnen leren en beheert een website met daarin een bibliotheek
aan rekenkamerrapporten en andere relevante informatie, die ook door raadsleden kan
worden gebruikt. Met behulp van de subsidie van BZK verkent de NVRR hoe de website
verder verbeterd en toegankelijk gemaakt kan worden.
Begin 2018 heb ik een onafhankelijke werkgroep lokale rekenkamers ingesteld. De werkgroep,
bestaande uit vertegenwoordigers vanuit het lokaal bestuur, vervult een aanjagende
rol door gesprekken te voeren met circa 40 gemeenten over het belang van lokaal rekenkameronderzoek.
Doel is te bevorderen dat gemeenten de meerwaarde van gedegen rekenkameronderzoek
gaan inzien en dat slapende rekenkamers weer actief worden. De werkgroep haalt onder
andere op dat rekenkamers inactief zijn omdat de raad slechte ervaringen heeft met
de rekenkamer, omdat de raad zelf voldoende grip ervaart waardoor een rekenkamer niet
nodig wordt geacht of dat door een monistische bestuurscultuur een sterk controlerende
rol van de raad niet nodig wordt geacht. De werkgroep geeft de gemeenten waar dit
speelt adviezen mee voor het activeren van hun rekenkamer en geeft adviezen voor verdere
professionalisering. Benadrukt wordt dat een goede relatie met het gemeentebestuur
daarbij erg belangrijk is. De werkgroep haalt dan ook tevens «good practices» op over
een goed functionerende relatie tussen rekenkamer, raad en college met aandacht voor
het profiel van rekenkamerleden, het toekennen van voldoende budget aan de rekenkamer
en het bewerkstelligen van doorwerking van aanbevelingen van de rekenkamer in het
beleid van de gemeente. Naast de werkgroep is een klankbordgroep ingesteld, bestaande
uit vertegenwoordigers van de VNG, de Nederlandse Vereniging van Raadsleden, de Vereniging
van Griffiers en de Algemene Rekenkamer. Naar verwachting stuurt de werkgroep mij
eind maart 2019 een rapport met hun bevindingen.
In samenwerking met de VNG en de beroepsverenigingen is er in aanloop naar de raadsverkiezingen
van maart 2018 een digitale leeromgeving voor raadsleden opengesteld, waar actuele
informatie en verdiepende kennis kan worden gevonden die voor hun raadswerk van belang
is. De e-learningmodule «rollen en instrumenten» biedt raadsleden informatie en lessen
over het toepassen van het controlerende en kaderstellende instrumentarium, waaronder
informatie over de lokale rekenkamer.8
Structureel het gesprek voeren
Ik wil de bevindingen van de werkgroep lokale rekenkamers gebruiken om te verkennen
hoe er de komende periode op meer structurele wijze het gesprek tussen raadsleden,
bestuurders en rekenkamers kan worden vormgegeven over het belang van democratische
verantwoording en de rol van rekenkamers daarbij. Daar blijkt behoefte aan te zijn.
Raadsleden hebben vooral behoefte aan informatie die is toegesneden op hun lokale
situatie. Ook met de NVRR wil ik bespreken hoe er de komende jaren door middel van
het subsidie-instrument een verdere impuls kan worden gegeven aan de professionalisering,
in het bijzonder ten aanzien van rekenkameronderzoek naar het sociaal domein en de
Omgevingswet.
Voor onafhankelijke rekenkamers gelden alle wettelijke waarborgen die nodig zijn voor
een goede taakuitoefening, waaronder een wettelijke norm over het toekennen van de
benodigde middelen door de raad, in overleg met de rekenkamer, voor een goede uitoefening
van de werkzaamheden. Ik ga, na ontvangst van het rapport van de werkgroep, met alle
betrokken organisaties om tafel om deze norm verder handen en voeten te geven. Vanuit
gemeenten is er behoefte aan duidelijkheid over het benodigde budget voor een rekenkamer.
Ten slotte heb ik de stichting Decentraalbestuur.nl opdracht gegeven een kwalitatief
onderzoek te verrichten naar de werking van het controlerende en kaderstellende instrumentarium
en of de raad met dit instrumentarium in staat is zijn taken waar te maken. De afgelopen
jaren is er naar de werking van deze instrumenten in den brede weinig tot geen onderzoek
verricht. Gelet op de bestuurlijke en maatschappelijke ontwikkelingen die sindsdien
hebben plaatsgevonden, is het belangrijk om vast te kunnen stellen in hoeverre het
instrumentarium nog is toegesneden op de huidige situatie.
Op basis van de uitkomsten, die ik binnenkort verwacht, ga ik, in samenhang met de verschillende acties die in het kader van Democratie in Actie worden uitgevoerd,
in gesprek met gemeenten over de vraag of het nodig is het instrumentarium van de
raad op bepaalde punten aan te passen of dat andere maatregelen nodig zijn ter versterking
van de positie van de raad.9 Zodra dit onderzoek is afgerond zal ik uw Kamer over de uitkomsten en de vervolgstappen
informeren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties