Brief regering : Reactie op DNB analyse van aanvullende verzekeringen
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 957 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 januari 2019
Op 5 december 2017 verscheen het DNB-rapport: «Visie op de toekomst van de Nederlandse
Zorgverzekeraars»1. De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport verzocht mij om direct
te reageren op de bewering dat de houdbaarheid van aanvullende zorgverzekeringen onder
druk staat.
Hoewel aanvullende verzekeringen niet binnen mijn bevoegdheid liggen, heb ik in mijn
reactie aangegeven deze door DNB gesignaleerde trend serieus te nemen en heb ik toegezegd
om dit nader te analyseren alvorens met een reactie te komen.2 Daarom heb ik Zorgweb en Vektis gevraagd naar een cijfermatige toets op de veronderstelde
ontwikkelingen. Die vindt u in de bijlage3.
De hoofdpunten van deze brief zijn:
• Er zijn op dit moment geen risico’s voor de toegankelijkheid van aanvullende zorgverzekeringen.
• De uitgevoerde analyse laat zien dat er nog steeds een ruim aanbod van aanvullende
polissen met een uitgebreide dekking is.
• In 2017 was 84,1% van de mensen aanvullend verzekerd (tegenover 88% in 2012). Hiermee
blijft de vraag naar aanvullende verzekeringen aangetoond.
• Zoals DNB constateerde, is het wel van belang dat zorgverzekeraars oog houden voor
de productontwikkeling van de aanvullende zorgverzekeringen.
Analyse van Zorgweb en Vektis
DNB signaleerde dat steeds meer mensen alleen een aanvullende zorgverzekering kiezen
als zij verwachten daarvan gebruik te gaan maken en deze weer aanpassen als de zorg
is geleverd. Daardoor komt het verzekeringsprincipe, en daarmee de duurzaamheid van
het product, onder druk te staan. Op dit moment zouden zorgverzekeraars zich al genoodzaakt
zien om de dekking te verkleinen, waarmee ook de toegankelijkheid van zorg in het
geding kan komen.
Naar aanleiding van deze signalen zijn Zorgweb en Vektis op basis van een uitgebreid
databestand – met onder andere informatie over de dekking en premies van alle individuele
aanvullende verzekeringen – nagegaan hoe de aanvullende verzekering zich in de periode
2007–2018 heeft ontwikkeld.4 Hierbij dient te worden opgemerkt, dat het voor Vektis niet mogelijk is om per individu
de gedeclareerde aanvullende zorg te koppelen aan diens polis. Daarom is het consumptiegedrag
van de aanvullend verzekerde niet volledig geanalyseerd. Het onderzoek van Zorgweb
en Vektis laat de volgende relevante ontwikkelingen zien:
Ontwikkeling smalle en brede polissen
– Het aanbod «smalle» polissen met dekking op 1 of een beperkt aantal onderdelen is
de afgelopen 11 jaren sterk toegenomen. Het aanbod van «brede» polissen met een uitgebreide
set aan dekkingsonderdelen is ongeveer even groot gebleven. Hier is nog steeds sprake
van een ruim aanbod.
De maximale vergoeding per onderdeel
– Een analyse per dekkingsonderdeel laat zien dat het aantal polissen met de meest uitgebreide tot onbeperkte vergoeding voor fysiotherapie, tandheelkunde en orthodontie de afgelopen 11 jaren
is afgenomen.
– Het aantal polissen met een beperkte vergoeding per onderdeel is de afgelopen 11 jaren bij fysiotherapie, tandheelkunde
en orthodontie toegenomen.5
– Voor brillen en contactlenzen is er de afgelopen 10 jaar weinig veranderd qua vergoedingsniveau.
In 2018 is wel sprake van een sterke groei van het aantal polissen met een hogere
vergoeding en een afname van het aantal polissen met een lagere vergoeding. Tegelijkertijd
is het aantal aanbieders waar verzekerden terecht kunnen ingeperkt.
Schadelast
– De gemiddelde vergoede zorgkosten per verzekerde ten laste van de aanvullende verzekering
zijn de afgelopen jaren met ongeveer 68 euro toegenomen. De grootste stijging van
de vergoede kosten vond plaats bij tandheelkundige zorg en paramedische zorg.
Premie ontwikkeling en resultaten
– De premie van de aanvullende verzekering is gestegen.6 De premies van polissen met hoge vergoedingen op dekkingsonderdelen stijgen over
de afgelopen 11 jaar harder (4,9%) dan die van de polissen met lagere vergoedingen
(2,4%).
– Gemiddeld is er sprake van een lichte afname van de dekking. Daarmee is de prijs-kwaliteit
verhouding licht afgenomen.
– Deze ontwikkelingen uiten zich niet in hogere winstmarges van zorgverzekeraars, die
over de afgelopen 10 jaar geen stijgende lijn laten zien. In de analyse wordt geconcludeerd
dat de oorzaak logischerwijs zal liggen in een combinatie van gestegen prijzen van
de zorg en een toename van het volume van de gedeclareerde zorg.
Toegang
– Slechts een beperkt aantal zorgverzekeraars hanteerden de afgelopen jaren wachttijden
of medische selectie voor de aanvullende verzekering. Ook het aantal aanvullende verzekeringen
waarvoor premiedifferentiatie wordt toegepast is stabiel.
Beleidsreactie
We hebben in Nederland een uitgebreid en solidair basispakket. Dat vind ik van groot
belang. Ook de toegankelijkheid van aanvullende zorg neem ik serieus. Tegelijkertijd
is aanvullende zorg met een reden niet in het pakket opgenomen: voor deze voorzieningen
is bepaald dat deze voor rekening en verantwoordelijkheid van de verzekerde zelf komen.
Ook zijn de juridische sturingsmogelijkheden op de aanvullende zorgverzekeringen beperkt,
omdat het gaat om particuliere verzekeringen zonder grondslag in de Zorgverzekeringswet.
Pakketsamenstelling, polisvoorwaarden, acceptatiebeleid en premiestelling behoren
tot de eigen bevoegdheden van de verzekeraar.
Er is, zeker voor de kortere termijn, geen aanleiding om vraagtekens te zetten bij
de houdbaarheid van aanvullende zorgverzekeringen of de verzekerbaarheid van aanvullende
zorg. Hoewel het verzekeren van uitgebreide aanvullende zorg duurder wordt, is er
nog steeds een gevarieerd aanbod. Bovendien worden instrumenten als wachttijd en medische
selectie niet in toenemende mate ingezet.
In 2017 was 84,1% van de mensen aanvullend verzekerd (tegenover 88% in 2012). Hiermee
blijft de vraag naar aanvullende verzekeringen ruimschoots aangetoond.
Er bestaat een zekere spanning tussen voorspelbaarheid en planbaarheid van zorggebruik
en de verzekerbaarheid ervan. Verzekerden zijn in toenemende mate kritischer op het
verzekeringsproduct dat ze kiezen, waarbij de vraag of het product aansluit bij het
verwachte zorggebruik meer leidend wordt. Daarnaast worden verzekerden aan het einde
van het jaar door (sommige) zorgaanbieders herinnerd of de aanvullende verzekering
wel ten volle is benut. Het is een gegeven dat aanvullende pakketten, door de voorzienbaarheid
en planbaarheid van sommige aanspraken, voor veel mensen geen prototype risico’s afdekken.7 Zoals DNB omschrijft, gaat het in die gevallen eerder om een abonnement. DNB constateert
hiermee dat het verzekeringsprincipe van de aanvullende verzekering onder druk komt
te staan. Zoals uit de analyse blijkt, beslaat deze trend echter niet de hele markt.
Ook brede pakketten worden aangeboden en afgesloten.
Voor de bestendigheid van de aanvullende zorgverzekering is het uiteraard relevant
hoe de aanspraken in de basisverzekering zich in de toekomst ontwikkelen. Als bijvoorbeeld
omvangrijke aanspraken zoals mondzorg of fysiotherapie integraal aan het basispakket
zouden worden toegevoegd, dan versmalt het aanvullend verzekerbare pakket. Naarmate
dit pakket smaller wordt, wordt de kans op zelfselectie van verzekerden in spé groter
(zoals zich nu al kan voordoen bij het aanbieden van losse modules). Als vooral personen
met hoge risico’s zich verzekeren, zal de schade toenemen en de gemiddelde premie
omhoog gaan. Dit kan juist degenen met lage risico’s ertoe brengen om zich minder
te verzekeren, waardoor de gemiddelde schade nog verder omhoog gaat.
Een dergelijke spiraal kan de aanvullende verzekering destabiliseren. In de huidige
beleidspraktijk worden op dit terrein echter alleen aanspraken aan de basisverzekering
toegevoegd voor groepen met specifieke aandoeningen die door het afzien van bepaalde
zorg, omdat deze in beginsel niet vanuit het basispakket wordt vergoed (bijvoorbeeld
fysio- of oefentherapie), uitwijken naar zwaardere zorgvormen die wel uit de basisverzekering
worden vergoed. Er is dan geen sprake van zinnige en zuinige zorg, maar van ongewenste
substitutie naar duurdere zorgsoorten uit de basisverzekering.
Voor de lange termijn vragen de geschetste ontwikkelingen om een kritische blik van
zorgverzekeraars ten aanzien van de behoeften van polishouders en de mogelijkheden
om daarbij passende en duurzame producten voor de lange termijn te ontwikkelen. Zij
zijn hierop reeds alert en actief. Een aantal verzekeraars introduceert pure verzekeringsproducten,
namelijk verzekeringen die een onvoorspelbaar risico, met een (relatief) kleine kans,
maar met hoge kosten als gevolg dekken. Deze ontwikkeling toont aan dat de sector
zelf in staat is met duurzame producten te komen. Ik waardeer het dat zorgverzekeraars
innovatief blijven in de productontwikkeling en productmix, zodat juist het risico
op kostbaardere aanvullende zorg verzekerbaar blijft.
De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg