Brief regering : Toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs 2018
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 391
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 januari 2019
De kracht van het Nederlandse onderwijsstelsel rust mede op een sterke autonomie voor
scholen waarbij de kwaliteit van het onderwijs geborgd is door stevige ijkpunten.
Het eindexamen – dat bestaat uit het school- én het centraal examen – is een dergelijk
ijkpunt. Met deze brief informeer ik u over de staat van het eindexamen en de verbetering
daarvan.
Elk jaar stuur ik uw Kamer een brief met de resultaten van de eindexamens en de lopende
acties met betrekking tot de versterking van het centraal examen. Niet alleen in deze
brief en in uw Kamer, maar ook in de examenketen en in de schoolpraktijk heeft de
nadruk de afgelopen jaren gelegen op (de kwaliteit van) het centraal examen. Het eindexamen
is daarmee in de beeldvorming wellicht teveel synoniem geworden aan het centraal examen.
Door onder andere de gebeurtenissen bij VMBO Maastricht wordt er terecht meer aandacht
gevraagd voor de borging van een goede organisatie van het schoolexamen. Daarom wil
ik er voor zorgen dat er een betere balans ontstaat tussen de aandacht voor het schoolexamen
en voor het centraal examen. Dit is conform de toezegging die ik uw Kamer heb gedaan
tijdens het Algemeen Overleg Vmbo-Maastricht van 18 december jongsleden.
Ten aanzien van de versterking van de kwaliteitsborging van de centraal examens heeft
het College voor Toetsen en Examens (CvTE) de afgelopen jaren volop gewerkt aan het
vergroten van de docentbetrokkenheid bij en transparantie over het examenproces. Deze
acties beginnen hun vruchten af te werpen. De eindexamenresultaten zijn na de aanscherping
van de exameneisen nu op een hoog niveau gestabiliseerd. Ik zie dit als een prestatie
van zowel de leerlingen, leraren en de scholen, als diegenen die het centraal examen
organiseren.
Leeswijzer
In deze examenbrief ga ik net als vorig jaar in op drie thema’s, en beschrijf ik per
thema hoe ik invulling geef aan de bijbehorende moties en toezeggingen:
I. Toets- en examenresultaten voortgezet onderwijs;
II. Proces van totstandkoming en beoordeling van (toetsen en) examens;
III. Naar een goede balans in de eindexaminering.
In deze brief ga ik ten aanzien van de schoolexamens in blok II in op de organisatie
door scholen van de kwaliteitsborging van deze examens. In blok III zal ik mij richten
op de positie van het schoolexamen als onderdeel van het eindexamen.
In de bijlage vindt u de rapportage examenmonitor 2018 van DUO1. Ook zijn de uitkomsten van het onderzoek naar de inhoudsvaliditeit van een tweetal
centraal examens voortgezet onderwijs, de correctiemonitor 2018 en de tussenevaluatie
van Project Ieders Examen (PIEx) van het CvTE bijgevoegd2. Tot slot treft u in de bijlage een samenvatting aan van het onderzoek van de Vrije
Universiteit Amsterdam (VU) naar «Teacher Discretion»3.
I. Toets- en examenresultaten voortgezet onderwijs
De examenresultaten laten in 2018 zowel voor het centraal als het schoolexamen een
goed en stabiel niveau van prestaties zien, over het geheel en bij de kernvakken.
Ook is er een stijgende lijn te zien in het aantal leerlingen dat het judicium cum
laude behaalt. Wel wordt uit de resultaten zichtbaar dat de verschillende maatwerkmogelijkheden
om te verdiepen of te versnellen nog relatief weinig door leerlingen en scholen worden
gebruikt. In 2018 waren er bijna 196.000 eindexamenkandidaten. Meer dan de helft van
deze leerlingen bevond zich in het vmbo, iets meer dan een kwart in het havo en de
rest in het vwo.
a. Algemene resultaten 2018
In 2018 is het gemiddelde slagingspercentage 92,1 procent. Het slagingspercentage
is daarmee vrijwel gelijk gebleven aan dat van 2017 (92,0 procent). Er heeft na de
aanscherping van de exameneisen in 2012 een stijgende trend plaatsgevonden in het
slagingspercentage, die zich de afgelopen drie jaar op hoog niveau gestabiliseerd
heeft. Ik zie het als een aanhoudende uitdaging om dit hoge niveau vast te houden.
Ontwikkeling gemiddeld slagingspercentage
Jaar
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
%
89,8
91,4
91,8
92,6
92,7
92,0
92,1
In het vmbo zakt het slagingspercentage licht, terwijl in het havo en vwo het slagingspercentage
stijgt. In het havo is de grootste stijging onder leerlingen met het profiel natuur
en gezondheid, en in het vwo onder leerlingen met het profiel cultuur en maatschappij.
Het gemiddelde eindcijfer (van het school- en centraal examen samen) blijft over het
geheel genomen met een 6,58 stabiel in 2018. Het gemiddelde schoolexamencijfer is
al jaren stabiel voor alle vakken en schoolsoorten maar is in 2018 in het vmbo-kb
gestegen omdat deze leerlingen relatief hoog scoren op de nieuwe profielvakken. In
de afgelopen jaren zijn ook de gemiddelde centraal examencijfers gestabiliseerd. Het
gemiddelde vmbo-bb centraal examencijfer is genormaliseerd na de stijging van vorig
jaar.
Resultaten kernvakken & rekenen
In het algemeen zijn sinds de invoering van de kernvakkenregel4 de resultaten voor de kernvakken door de tijd stabiel gebleven (Nederlands), dan
wel gestegen (Engels, de meeste wiskunde vakken en rekenen). Hieronder ga ik in op
de resultaten voor de individuele kernvakken.
Bij het kernvak Nederlands zijn de centraal examenresultaten over het geheel genomen
stabiel. Er is dit afgelopen examenjaar een lichte daling te zien in het vmbo-kb en
het havo, en een lichte stijging in het vwo en vmbo-gt. Een uitzondering betreft vmbo-bb.
In 2017 was het centraal examen Nederlands in het vmbo-bb relatief erg goed gemaakt.
In 2018 is het resultaat voor dit examen weer lager, al is er nog wel een lichte stijging
te zien ten opzichte van 2016.
Bij het kernvak Engels is sinds de aanscherping van de exameneisen een stijgende trend
te zien in de gemiddelde examencijfers. Deze resultaten lijken in de afgelopen drie
jaar op dit hogere niveau te stabiliseren. In 2018 zijn de gemiddelde resultaten in
het vmbo-gt licht gedaald.
De centraal examenresultaten voor wiskunde havo en vmbo-gt en-kb zijn na de daling
in 2017 in het afgelopen examenjaar weer gestegen. De daling van vorig jaar was wellicht
(deels) te wijten aan de introductie van het nieuwe examenprogramma wiskunde in het
havo, hetgeen vaker zorgt voor een tijdelijke daling van de resultaten omdat leerlingen,
docenten en examenmakers moeten «wennen» aan dit nieuwe programma. Het is goed om
te zien dat de daling in deze schoolsoort in 2018 niet doorzet. In het vmbo-bb is
het cijfer voor het centraal examen wiskunde wel enigszins gedaald en in het vwo blijft
het cijfer relatief stabiel.
In 2018 was de afname van de rekentoets in alle schoolsoorten verplicht, maar vormde
het resultaat geen onderdeel van de slaag-/zakregeling. In de eerste jaren na de invoering
van de rekentoets was er bij alle schoolsoorten een sterke stijging in het gemiddelde
resultaat voor rekenen. Vanaf 2016 leken de resultaten bij meeste schoolsoorten te
stabiliseren. In het vmbo-gt stijgt het gemiddelde resultaat voor rekenen in 2018
met 0,1 punt. In de overige schoolsoorten is het resultaat dit afgelopen examenjaar
voor het eerst licht gedaald. Aangezien rekenen ook komend schooljaar geen onderdeel
uitmaakt van de slaag/zakregeling zullen de rekenresultaten niet meer specifiek meegenomen
worden in de examenmonitor 2019. Ik ga bekijken wat in de toekomst de meest passende
manier is om deze informatie met uw Kamer te delen.
b. Maatwerkmogelijkheden
Vakken op een hoger niveau
Sinds de invoering van de mogelijkheid om vakken op een hoger niveau af te ronden
in 2008 wordt er in toenemende mate, zij het geleidelijk, gebruik van gemaakt. In
2018 betreft het in totaal 3.016 leerlingen.
Met name het aantal vmbo-bb leerlingen dat één of meerdere vakken op vmbo-kb niveau
afsluit is meer dan verdubbeld in de afgelopen twee jaar. Ook het aantal vmbo-kb leerlingen
dat één of meerdere vakken op vmbo-gt niveau afsluit neemt de afgelopen vier jaar
gestaag toe. In het vmbo-gt en havo wordt echter zeer beperkt gebruik gemaakt van
deze maatwerkmogelijkheid. Een mogelijke reden hiervoor kan zijn dat vmbo-gt of havo
leerlingen die een vak op een hoger niveau willen afronden (dus respectievelijk op
havo of vwo niveau) dit vak in een jaar minder moeten afronden dan er op het hogere
niveau voor staat. Een andere reden is wellicht dat vaak de organisatie van de schoolpraktijk,
waaronder de (digitale) vorm van de examens, het voor scholen binnen de vmbo-bb en
-kb leerwegen gemakkelijker maakt om het afsluiten van een vak een hoger niveau in
te passen.
Vakken afsluiten in het (voor-)voorlaatste schooljaar
In 2018 registreerden scholen een totaal van 136 leerlingen die gebruik maakten van
de mogelijkheid tot het afronden van een of meerdere vakken in het (voor-) voorlaatste
schooljaar. Doordat scholen in hoofdzaak de gegevens van de leerlingen in het examenjaar
in het Basisregistratiesysteem Onderwijs (BRON) vastleggen en beduidend minder in
het voorexamenjaar is aannemelijk dat meer leerlingen daadwerkelijk gebruik maken
van deze mogelijkheid dan deze registratie aantoont.
Judicium Cum Laude
Sinds 2016 is het mogelijk om cum laude te slagen in het voorgezet onderwijs en dit
resultaat wordt sinds 2017 geregistreerd in BRON. Voor 2017 werd het aantal leerlingen
met cum laude berekend op basis van de vakkenpakketten en cijfers van leerlingen,
omdat er nog geen registratie mogelijk was. Hierdoor kunnen de resultaten uit 2016
niet één op één worden vergeleken met de resultaten uit 2017 en 2018.
In 2018 is het aantal leerlingen dat cum laude slaagt in het vwo het hoogst, en licht
gestegen vergeleken met 2017 (van 6,3 naar 6,6 procent). In het gymnasium slaagt net
als vorige jaar 14,4 procent van de leerlingen cum laude. In de overige schoolsoorten
zijn er net als voorgaande jaren minder leerlingen die cum laude slagen.
Voortgang pilot «Recht op Maatwerk» van de VO-Raad
In de pilot Recht op Maatwerk zijn de afgelopen twee jaar dertig scholen de uitdaging
aangegaan om meer ervaring op te doen met maatwerktrajecten.
De pilot is in november afgerond. Op basis van de eindrapportage van de pilot die
ik in het voorjaar 2019 naar uw Kamer stuur, zal ik bekijken of en welke volgende
stappen kunnen worden gezet om meer maatwerk in de school mogelijk te maken.
In de pilot konden scholen ervaring opdoen met het aanbieden van extra vakken (verbreden),
van vakken op een hoger niveau (verdiepen) en van versnelde examens (versnellen).
Daarnaast geven deze scholen leerlingen relatief meer inspraak over en rechten op
hun eigen onderwijsaanbod. Uit de voorlopige resultaten van deze pilot bleek dat het
aantal maatwerktrajecten op deze scholen significant is toegenomen, maar dat dit grote
druk meebrengt op de schoolorganisatie. Dit vertaalt zich ook in meer werklast voor
docenten en schoolleiders. Schoolleiders en docenten ervaren over het algemeen een
verhoogde motivatie bij leerlingen die aan een maatwerktraject hebben meegedaan.
Voortgang Pilot «Verrijkt en/of versneld vwo»
Om scholen de kans te geven om excellente vwo’ers meer uitdaging te bieden is in 2015
de pilot «Verrijkt en/of versneld vwo» gestart. Deelnemende scholen krijgen ontheffing
van enkele wettelijke bepalingen, waardoor zij kunnen schuiven met lesstof van de
bovenbouw naar de onderbouw. Scholen krijgen hierdoor de ruimte om een verrijkt vwo
of een versneld vijfjarig vwo aan te bieden. In 2015 begon de pilot met 26 scholen.
In de drie jaren daarna zijn hier nog 9 scholen bijgekomen.
Uit het monitoronderzoek tot nu toe blijkt dat vooral gebruik gemaakt wordt van de
variant verrijkt vwo. Zowel scholen als leerlingen maken binnen de pilot weinig gebruik
van de mogelijkheid voor versneld vwo. Ik rapporteer in het voorjaar 2019 aan uw Kamer
over de voortgang van de pilot middels een volgende monitorrapportage.
Aanpassingen in examinering voor leerlingen met een beperking
Conform de toezegging die ik uw Kamer gedaan heb, ben ik samen met de Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in gesprek gegaan met het Jongerenpanel FNO Zorg
én Perspectief over mogelijke aanpassingen in examinering voor leerlingen met een
beperking. Uit dit gesprek is naar voren gekomen dat onvoldoende bekend is wat de
mogelijkheden voor leerlingen met een beperking of chronische ziekte zijn. In afstemming
met het CvTE ga ik bezien hoe de communicatie hierover verbeterd kan worden, ook voor
leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs die deelnemen aan het eindexamen.
II. Proces van totstandkoming en beoordeling van (toetsen en) examens
Vanwege de grote maatschappelijk waarde van het vo-diploma is het essentieel dat het
eindexamen van goede kwaliteit is. Leerlingen, ouders, scholen, en vervolgopleidingen
moeten erop kunnen vertrouwen dat de totstandkoming, afname en beoordeling van zowel
de school- als het centraal examens op een eerlijke en transparante wijze plaatsvindt.
Hiervoor is een goede organisatie binnen de school essentieel. Daarnaast wordt er
binnen de examenketen continu gewerkt aan de verbetering van de bijbehorende processen
om centraal examens van goede kwaliteit te kunnen blijven bieden. In het advies «Toets Wijzer» geeft de Onderwijsraad aan tevreden te zijn met de stappen die het CVTE hier de afgelopen
jaren op heeft gezet, en moedigt het college aan om dit nieuwe beleid voort te zetten
en verder aan te scherpen.5
Hieronder bespreek ik als eerste het belang van een goede examenorganisatie op scholen.
Hierbij betrek ik de uitkomsten van het onderzoek van de door de VO-raad ingestelde
Commissie Kwaliteit Schoolexaminering naar de organisatie van het schoolexamen. Ook
neem ik uw Kamer mee in de organisatie van het correctieproces (van het centraal examen)
binnen scholen. Vervolgens ga ik in op de kwaliteitsborging van de totstandkoming
en uitvoering van het centraal examen. Hierbij ga ik onder andere in op de voortgang
van de uitvoering van de motie van het lid Van Meenen over het onderzoek naar de verschillen
in vaardigheidsontwikkeling van leerlingen zoals gemeten door PISA en in het centraal
examen. Daarna rapporteer ik net als in de examenbrief van 2017 over de voortgang
van het Project Ieders Examen van het CvTE. Tot slot ga ik in dit blok in op een toezegging
die ik uw Kamer heb gedaan tijdens het AO Schaduwonderwijs van 17 oktober 2018.
a. Versterken organisatie eindexamens in scholen
De organisatie van de eindexamens vraagt niet alleen veel van de examenketen, maar
ook van scholen zelf. Voor een goede afname en correctie van zowel het school- als
het centraal examen is een geolied examenproces binnen de school met duidelijke afspraken
en een heldere rolverdeling een vereiste.
Agenda versterking kwaliteitsborging schoolexamens
Zoals aangegeven in de Kamerbrief «De lessen van VMBO Maastricht» en de reactie op het rapport «Een volwaardig schoolexamen» van de onafhankelijke Commissie Kwaliteit Schoolexaminering zijn bij het schoolexamen,
in tegenstelling tot het centraal examen, de scholen verantwoordelijk voor de gehele
totstandkoming en de organisatie van de schoolexamens.6,
7 Ik hecht sterk aan deze autonomie van scholen bij de invulling van schoolexamens.
Daarom ben ik blij dat de Commissie Kwaliteit Schoolexaminering aanbevelingen doet
die gericht zijn aan de sector met als doel om bewuster invulling te geven aan de
bestaande ruimte bij het schoolexamen, zowel inhoudelijk als organisatorisch.
Hierbij zijn de scholen als eerste aan zet, zij kunnen nu al aan de slag. Ook is het
van belang dat de kaders en randvoorwaarden voor de kwaliteitsborging van de (school)examens
op orde zijn. Met de VO-raad (en andere betrokken partijen zoals het Platform Examensecretarissen
(PLExs)) stel ik, voor aanvang van de centrale examens in mei, een agenda op waarin
ik dit jaar deze kaders en randvoorwaarden ga uitwerken. Deze agenda gaat uit van
de volgende lijnen:
• Hoe een formeel afrondingsmoment van de schoolexamens geïntroduceerd kan worden zodat
voor leerlingen, ouders en scholen vast staat dat het schoolexamen geheel is afgerond
en de leerling aan het centraal examen deel kan nemen;
• In hoeverre een (schooleigen) examencommissie zou kunnen bijdragen aan de verbetering
van dit proces, met als doel om de organisatie van het (school)examen binnen de school
te structuren en versterken;
• Hoe de positie van de examensecretaris binnen de school versterkt kan worden zodat
duidelijk is wat zijn rol is wat betreft de organisatie van de examens in de school,
en op welke manier hij in de gelegenheid kan worden gesteld om deze rol te nemen.
De komende maanden ga ik hierover in gesprek met de betrokken partijen. Ik zal uw
Kamer nog dit jaar informeren over de verdere uitwerking van deze maatregelen. Daarnaast
zal ik, in samenspraak met de VO raad, uw Kamer gelijktijdig informeren rondom de
stand van zaken van de acties die binnen de sector zelf uitgevoerd worden.
De inspectie heeft aangekondigd in 2019 een themaonderzoek te gaan doen naar de kwaliteitsborging
van de schoolexamen. De uitkomsten van dit onderzoek worden naar verwachting in het
najaar gepubliceerd. Ik neem deze uitkomsten te zijner tijd mee in mijn rapportage
over de agenda versterking kwaliteitsborging schoolexamens. Daarnaast zal ik in de
verkenning naar een toekomstig bevoegdhedenstelsel de professionalisering van leraren
rondom het ontwerpen en beoordelen van toetsen en interpreteren van de resultaten
meenemen.
Organisatie van de correctie van het centraal examen
In 2018 heeft SEO een onderzoek uitgevoerd naar de uitvoering van de correctiepraktijk
van de centraal examens. Daarvoor is een enquête onder correctoren uitgezet, zoals
dat eerder gebeurde in 2011, 2016 en 2017. In 2018 is, in aanvulling op de uitvraag
onder correctoren, ook de organisatie van het correctieproces onderzocht door middel
van een enquête onder directeuren, schoolleiders en examensecretarissen. Tevens zijn
er interviews afgenomen om «best practices» ten aanzien van het correctieproces in
kaart te brengen. Het onderzoeksrapport van SEO is bijgevoegd als bijlage bij deze
Kamerbrief.
Uit het onderzoek blijkt dat correctoren nog steeds vinden dat de correctie over het
algemeen voldoende zorgvuldig en volledig verloopt. Het percentage van eerste correctoren
dat vindt dat de tweede correctie (zeer) onvolledig en (zeer) onzorgvuldig is, is
klein met 3 procent. Op vier onderwerpen – zorgvuldigheid, volledigheid, soepelheid
en ervaren belasting van de tweede correctie – is de meerjarige ontwikkeling bekeken.
De resultaten zijn ten opzichte van 2011 gestegen, maar ten opzichte van 2016 licht
gedaald.
Correctoren geven zelf aan dat als de belasting vermindert dit een integrale correctie
bevordert. Uit dit onderzoek blijkt dat een goed georganiseerd correctieproces binnen
de school zorgt voor minder ervaren belasting bij docenten. Ondanks dat de ervaren
belasting licht afneemt, vindt de helft van de geënquêteerde correctoren de correctie
nog steeds belastend tot zeer belastend. Belangrijke oorzaken die genoemd worden zijn
de hoeveelheden correctiewerk en tijdsdruk.
Uit het onderzoek blijkt dat als er sprake is van goede facilitering door de school
en er in schoolverband duidelijke afspraken zijn gemaakt over de organisatie van de
examencorrectie, docenten de correctie als minder belastend ervaren. Niet overal is
dat het geval. Hier is voor scholen nog een wereld te winnen. Uit het onderzoek komen
een aantal suggesties naar voren die kunnen helpen de examenorganisatie te versterken
om correctielast en tijdsdruk voor docenten te verminderen. Dit neem ik mee in mijn
gesprek met de sector over het versterken van de examenorganisatie binnen scholen.
Vanuit de landelijke examenorganisatie wordt de tijdsdruk voor correctoren in 2019
verlicht door de aanlevertermijn van cijfers in Wolf te verlengen. Om de tijdsdruk
op de langere termijn te verlichten wordt door het CvTE nader verkend of een aanpassing
van de afnameperiode van het centraal examen binnen schooljaren haalbaar en wenselijk
is. Verder wordt, als onderdeel van PIEx, ook in 2019 voor een aantal vakken gewerkt
met aangescherpte correctievoorschriften die correctoren helpen bij het uitvoeren
van een goede correctie.
Zoals gezegd moet er in scholen ook het nodige gebeuren, want een goed correctieproces
is onderdeel van een goede examenorganisatie in de school. Dat begint bij een heldere
verantwoordelijkheidsverdeling voor (onderdelen van) het correctieproces binnen de
school. Het vraagt ook om heldere afspraken over de organisatie van het proces én
over de facilitering van correctoren daarbinnen. De VO-raad, CNV, AOb en FVoV hebben
in de afgelopen jaren een aantal instrumenten ontwikkeld en geactualiseerd om scholen
te ondersteunen dit proces vorm te geven. Denk hierbij aan een adviestabel voor het
organiseren van de correctie en de «checklist faciliteren correctie centraal examens»
voor schoolleiders. Ik roep scholen op om hier gebruik van te maken en tijdig met
alle betrokkenen afspraken te maken om zo alle betrokkenen bij het correctieproces
te ondersteunen.
Onderzoek VU naar «Teacher Discretion»
De Vrije Universiteit Amsterdam (VU) voert een meerjarig onderzoek uit naar de slaagkans
van leerlingen die het centraal examen herkansen in het tweede tijdvak. Hierbij ligt
de focus op de invloed van de correctie op de slaagkans. Als bijlage van deze brief
stuur ik de samenvatting van het onderzoek van de VU naar uw Kamer.
Het uitgangspunt van docenten bij de correctie in het tweede tijdvak verschilt aanzienlijk
van die van het eerste tijdvak. De informatiepositie van de docent in het tweede tijdvak
is veel groter: een docent weet dan zowel welk cijfer een leerling nodig heeft om
te slagen als de minimale N-term van het herkanste examen.8 Hierdoor weet de docent welke score de leerling nodig heeft om te slagen. Het onderzoek
toont aan dat leerlingen bij een herkansing in het tweede tijdvak aanzienlijk vaker
het aantal minimaal benodigde punten halen dan bij examens in het eerste tijdvak,
en (mede) daardoor slagen. Daarbij blijkt dat docenten bij de correctie in het tweede
tijdvak meer gebruik maken van de beschikbare beoordelingsruimte en dat er tussen
scholen structureel verschil is in de mate waarin dit gebeurt.
Naar aanleiding van deze resultaten wil ik laten onderzoeken of en in hoeverre het
verschil in de informatiepositie van docenten tussen het eerste en tweede tijdvak
geminimaliseerd kan worden. Daarom heb ik Stichting Cito en het CvTE opgeroepen om
te komen tot een advies over de mogelijkheden voor een eigenstandige normering voor
het tweede tijdvak. In het najaar van 2019 informeer ik uw Kamer over de uitkomsten
van dit advies.
b. Kwaliteitsborging Centraal Examens
De borging van de kwaliteit van het centraal examen vereist continu onderhoud door
het CvTE en de overige ketenpartners. Hieronder beschrijf ik verschillende ontwikkelingen
ten aanzien van de kwaliteitsborging van het centraal examen waarover het CvTE mij
geïnformeerd heeft.
Uitvoering onderzoek naar vaardigheidsontwikkeling van leerlingen in relatie tot de
examenresultaten
Bij de aanbieding van het jaarverslag CvTE heb ik aangekondigd dat de expertgroep
onder leiding van Rick Steur van start zou gaan met de uitvoering van de motie van
Meenen.9 Deze expertgroep, die in november van start is gegaan, begeleidt het onderzoek naar
de reële ontwikkeling van de vaardigheden van scholieren in de afgelopen tien jaar
en naar de mate waarin het gebruik van de N-termen en mogelijke andere factoren het
beeld op deze ontwikkeling bevorderen of bemoeilijken. Hierbij wordt zowel gekeken
naar resultaten van het eerste als het tweede tijdvak. De expertgroep levert in het
voorjaar van 2019 zijn onderzoek op, waarna ik uw Kamer zal informeren.
Validiteit centraal examens
Aan de hand van een eigen onderzoeksagenda laat het CvTE regelmatig bepaalde aspecten
van kwaliteitsborging van het centraal examen onderzoeken. Zo is op verzoek van het
CvTE in 2018 opnieuw een onderzoek uitgevoerd door het Research Center voor Examinering
en Certificering (RCEC) naar de validiteit van een aantal centrale examens. Het betrof
het centraal examen Engels vwo 2017 en het centraal examen Wiskunde vmbo-gl en -tl
2017. Het RCEC concludeert dat de procedure voor het realiseren van de inhoudsvaliditeit
voldoet aan de eisen die volgens nationale en internationale richtlijnen gesteld zijn.
Als bijlage van deze brief stuur ik het RCEC adviesrapport inclusief aanbiedingsbrief
van het CvTE naar uw Kamer.
Verbreding referentiegegevens per 2019
Bij de normering van het centraal examen worden referentiegegevens gebruikt om de
prestatie-eis over jaren constant te houden. De referentiegegevens bevatten kengetallen
hoe een uit het verleden gekozen referentie-examen door een bepaalde groep leerlingen
is gemaakt. Deze gegevens vormen, in de huidige manier van normeren, het startpunt
voor de normering. Met ingang van de examenperiode in 2019 werken het CvTE en Cito
met een ruimere en meer recente groep referentiegegevens dan voorheen. Door de referentiegegevens
te verbreden naar een grotere groep kandidaten uit meerdere examenjaren wordt er een
stabielere basis gebruikt voor de normering. Na de aanscherping van de exameneisen
in 2012 en 2013 zijn de examenresultaten gestabiliseerd. Hierdoor is een verbreding
van de referentiegegevens per 2019 mogelijk.
Signaal CvTE over knellende cesuur bij een aantal centrale examens
Het CvTE heeft mij geïnformeerd over een bijzondere situatie die zich voordoet in
de uitvoering van een aantal centrale examens. Het CvTE signaleert dat bij het centraal
examen Frans en Duits havo er zich, ondanks dat het op zich valide examens betreft,
er een te groot verschil is ontstaan (in negatieve zin) tussen de vaardigheid van
de leerlingen en de vaardigheid die nodig is voor het behalen van een voldoende bij
die examens.10 Het resulteert voor de genoemde examens in een situatie waarbij er elk jaar een grote
groep leerlingen lage cijfers haalt. Het gemiddeld cijfer voor deze vakken is structureel
lager dan voor andere vakken. Dit vind ik een onwenselijke situatie voor zowel de
leerlingen als voor de positie van deze vakken. Het CvTE geeft aan dat het handhaven
van de huidige cesuur voor Frans en Duits havo op de langere termijn niet reëel is.
In voorkomende gevallen is het aan het CvTE om te komen tot een analyse van de mogelijkheid
en wenselijkheid om de eisen aan de veranderde vaardigheid van de kandidaten aan te
passen. En om te onderzoeken wat de mogelijke oorzaak hiervan kan zijn.11 Totdat er meer inzicht is in mogelijke oorzaken en oplossingsrichtingen hanteert
het CvTE de huidige cesuur en werkwijze. Het onderzoek vindt plaats in 2019, waarbij
de uitkomsten in de tweede helft van het jaar worden verwacht. Over de uitkomsten
van dit onderzoek ga ik met uw Kamer in gesprek.
c. Voortgang Project Ieders Examen
In 2017 is het CvTE gestart met het Project Ieder Examen (PIEx). Dit project beoogt
de docentbetrokkenheid te vergroten, alsmede de transparantie over het examenproces.
Het CvTE beschrijft in de bijgevoegde rapportage de ervaringen tot nu toe en de PIEx-activiteiten
in het lopende schooljaar. Hieronder ga ik kort in op de bevindingen uit die rapportage.
De activiteiten die in het afgelopen schooljaar zijn georganiseerd, betreffen verschillende
fasen in het examenproces: de totstandkoming, de beoordeling en de normering. Daarnaast
heeft het CvTE geïnvesteerd in het organiseren van kennisuitwisseling en discussie
over de centraal examens.
Docenten reageren overwegend positief op de geboden transparantie en op de mogelijkheden
om deel te nemen aan onderdelen uit het examenproces. Het CvTE geeft aan dat met de
verschillende typen activiteiten een brede groep docenten wordt bereikt uit verschillende
schoolsoorten. Zo is de eerste proef met besloten discussiefora voor vmbo-docenten
over opgaven uit de digitale centrale examens vmbo-bb en -kb succesvol verlopen. Datzelfde
geldt voor het opnieuw uitvoeren van de pilots pre- en testcorrectie waarbij docentenpanels
correctievoorschriften van centraal examens havo en vwo optimaliseren. Voor bepaalde
examens gebeurt dat voorafgaand aan het examen, de precorrectie, en bij andere examens
gebeurt dat na afname van het centraal examen, de testcorrectie. In dat laatste geval
verbeteren docenten voorlopige correctievoorschriften op basis van gemaakte leerlingenwerken,
waarna het CvTE het correctievoorschrift definitief vaststelt. In 2018 is Cito begonnen
met een experiment waarbij méér docenten worden betrokken bij de constructie van de
examens. Door te werken met een besloten platform kunnen méér docenten conceptmateriaal
aanleveren voor toekomstige examens.
Anderzijds leert de ervaring tot nu toe ook dat er beperkingen zijn wat betreft organiseerbaarheid
en uitvoerbaarheid binnen de kaders van het examenproces. Acties, zoals de pre- en
testcorrectie kosten tijd. Deze tijd is binnen het strak georganiseerde examenproces
schaars. Het CvTE gebruikt het lopende schooljaar om beter zicht te krijgen op wat
structurele uitvoeringsconsequenties kunnen zijn van PIEx. Niet alleen vanuit een
oogpunt van organiseerbaarheid, maar ook met het oog op de mogelijk benodigde uitbreiding
voor de staande organisaties van het CvTE (en Cito).
d. Afbakening stichting en BV Cito
Tijdens het Algemeen Overleg (AO) van 17 oktober 2018 over het thema Schaduwonderwijs
en particulier onderwijs werden vragen gesteld over commerciële activiteiten van Cito.12 Meer specifiek over commerciële activiteiten gericht op extra onderwijs in de vorm
van huiswerkbegeleiding, bijles en examentraining. Alsmede andere activiteiten gericht
op het toetsen op overgangsmomenten, zoals de overgang van het primair naar voortgezet
onderwijs, en het behalen van het vo-diploma. Meer specifiek werd gevraagd naar de
activiteiten van Cito met Squla.
In 2016 heeft Cito zich opnieuw gepositioneerd als maatschappelijke organisatie vanuit
haar oorsprong «gelijke kansen voor iedereen». Zowel binnen Stichting Cito als binnen
Cito B.V. wordt vanuit deze missie geacteerd en alle activiteiten die Cito B.V. uitvoert,
worden aan deze missie getoetst. In deze herziene strategie focust Cito B.V. zich
weer uitsluitend op de kern van toetsen. Concreet betekent dit dat Cito B.V. geen
leermiddelen aanbiedt en geen producten voor het oefenen of voorbereiden op toetsen.
Dit betreft het funderend onderwijs als geheel. In dit kader geldt dat er geen commerciële
activiteiten ontplooid worden richting particulieren. De samenwerkingen gericht op
oefenen en leren vanuit Cito B.V. (waaronder de samenwerking met Squla), zijn allen
in 2017 opgezegd.
De samenwerking met Squla bestond eruit dat Cito B.V. oefenmaterialen ter beschikking
stelde en het label «Powered by Cito» kon worden gebruikt. Deze samenwerking is per
september 2017 beëindigd, net als het gebruik van het label «Powered by Cito». Het
gebruik van het Cito logo in bestaande uitingen van partijen houdt verband met lopende
verplichtingen uit de overeenkomst, waarvan de termijnen binnen afzienbare tijd aflopen.
In het kader van de herpositionering van Cito zijn met OCW in de afgelopen periode
verdere stappen gezet in een duidelijkere afbakening van de wettelijke taken, alsmede
het verder aanscherpen van de transparantie in de verhouding Stichting Cito en Cito
B.V. De uitkomsten hiervan zullen worden betrokken bij de evaluatie van de Wet SLOA2013,
die voorzien is in 2019.
III. Naar een goede balans in de eindexaminering
Het debat met uw Kamer over het eindexamen heeft in de voorgaande jaren vooral in
het teken gestaan van het centraal examen. Denk hierbij aan discussies over de betrouwbaarheid
van de eerste en tweede correctie of de motie rondom de validiteit van de N-term.
Ik herken het signaal van de Onderwijsraad en de Commissie Kwaliteit Schoolexaminering
dat de balans tussen het centraal en schoolexamen in de sector, en in de politieke
discussie, schreef is gegroeid.
Naast deze disbalans constateert de Onderwijsraad in het advies «Toets Wijzer» ook twee andere disbalansen in toetsing en examinering in den brede: tussen de beslissende
en formatieve functie van toetsen en tussen de keuze voor kwantitatieve of kwalitatieve
metingen binnen toetsen. Mede in reactie op dit advies ga ik de komende maanden onderzoeken
in hoeverre het nodig is om tot een meer gebalanceerde inrichting te komen van toetsing
en examinering in het voortgezet onderwijs. In het voorjaar zal ik uw Kamer hierover
informeren. Bij deze brief zal ik ook de in het voorjaar verwachte tussentijdse resultaten
van het monitoronderzoek van de pilot «Verrijkt en/of versneld vwo» meesturen, net
als mijn reactie op het Onderwijsraadadvies «De leerling centraal?».13
Meer balans in het eindexamen
Het eindexamen vormt, zoals de term ook aangeeft, het sluitstuk van het onderwijs
in de verschillende onderwijssoorten in het VO. Het is een essentieel ijkpunt aan
het einde van het voortgezet onderwijs dat geslaagde leerlingen in principe drempelloze
toegang geeft tot het vervolgonderwijs (vmbo-mbo, havo-hbo, vwo-wo). Het civiel effect
is gebaseerd op (het niveau van) de verschillende schoolsoorten met de bijbehorende
duur van het onderwijs in combinatie met de afsluiting hiervan middels het eindexamen.
Deze elementen in de inrichting van het huidige voortgezet onderwijs zijn onlosmakelijk
met elkaar verbonden. Dit zorgt ervoor dat er grenzen zitten aan de mate van maatwerk
en flexibilisering die mogelijk en wenselijk is binnen de huidige inrichting van het
voortgezet onderwijs, en in het bijzonder binnen het huidige eindexamen stelsel.
Binnen het eindexamen dienen de verschillende functies van het centraal examen en
het schoolexamen met elkaar in balans te zijn. Het centraal examen en het schoolexamen
dienen gezamenlijk het civiel effect te sorteren. Met het schoolexamen kunnen scholen
leerlingen de mogelijkheid bieden om bredere talenten en vaardigheidsontwikkeling
te laten zien. Daarnaast hebben scholen de ruimte om op basis van de schooleigen visie
binnen het schoolexamen het curriculum af te sluiten. Ik zie het daarom als mijn belangrijkste
opdracht in de komende periode, om op basis van deze uitgangspunten, de balans te
verbeteren tussen zowel het centraal en schoolexamen, als tussen het civiel effect
en het bieden van maatwerk.
Daarnaast wil ik de verbanden, maar ook de verschillen tussen de lopende discussies
die raken aan de eindexamens helder krijgen. Denk hierbij aan acties uit het regeerakkoord
met betrekking tot doorstroom naar het vervolgonderwijs, trajecten zoals curriculum.nu,
de mogelijke invoering van de digitale examens in het vmbo, en de vraag om meer maatwerk
en flexibilisering in het examenstelsel.
Deze ontwikkelingen en vraagstukken ga ik in samenhang bekijken conform de toezegging
die ik uw Kamer heb gedaan tijdens het AO Examens van 7 februari 2018.14 Hieronder geef ik uw Kamer de huidige stand van zaken van een aantal van deze onderwerpen.
Acties regeerakkoord doorstroom naar het vervolgonderwijs
In het regeerakkoord is een onderzoek aangekondigd naar de invoering van diploma’s
met vakken op verschillende niveaus, in combinatie met invoering van brede selectie
aan de poort in het vervolgonderwijs. Dit onderzoek raakt aan fundamentele kenmerken
van ons onderwijsstelsel zoals de waarde van het diploma, de drempelloze doorstroom
naar het vervolgonderwijs, en de inrichting van het stelsel. Daardoor is een gedegen
voorbereiding van dit onderzoek noodzakelijk. Ik verwacht in het voorjaar van 2019
de onderzoeksopdracht te kunnen gunnen, en zal u in mijn visiebrief meenemen in de
opzet van dit onderzoek.
Naast het onderzoek staat in het regeerakkoord beschreven dat het kabinet voor leerlingen
in het voortgezet onderwijs een experiment mogelijk gaat maken om meerdere vakken
op een hoger niveau af te ronden en daarmee toegang te krijgen tot specifieke vervolgopleidingen,
mits zij voldoen aan de selectiecriteria van desbetreffende vervolgopleidingen. Het
kabinet zal daarbij de gevolgen voor het civiel effect en mogelijk strategisch gedrag
monitoren. Er loopt op dit moment een veldverkenning naar de opzet van dit experiment,
om te onderzoeken welke vo-scholen en ho-instellingen willen deelnemen aan het experiment
en hoe het experiment en de monitor het beste ingericht kunnen worden. De Kamer wordt
over de uitkomsten van de veldverkenning in de brief van dit voorjaar geïnformeerd.
Voorstudie NRO Onderzoeksprogrammering toetsing en examinering
De NRO is bezig met de afronding van een voorstudie in het kader van een nog op te
zetten onderzoeksprogrammering toetsing en examinering VO. In deze voorstudie wordt
ook gekeken of er onderzoek bekend is naar examenstress bij leerlingen. Hierbij geef
ik invulling aan de toezegging die ik gedaan heb aan het lid Westerveld. In mijn brief
van dit voorjaar zal ik u meenemen in de uitkomsten van deze voorstudie.
Evaluatie pilot digitale examen vmbo-bb en -kb
Het Onderzoeksbureau Regioplan is momenteel bezig met een evaluatieonderzoek naar
de pilot digitale centrale examens vmbo-bb en -kb. De uitkomsten van deze evaluatie
worden in het eerste kwartaal van dit jaar verwacht. Hierover informeer ik uw Kamer
met de reeds aangekondigde brief.
Tot slot
Het Nederlandse VO diploma heeft grote maatschappelijke waarde. Met dit diploma is,
onafhankelijk van afkomst of achtergrond, drempelloze doorstroom naar het vervolgonderwijs
mogelijk. Juist vanwege de waarde van dit diploma is het van groot belang dat het
centraal én het schoolexamen van goede kwaliteit zijn, en dat deze twee onderdelen
van het eindexamen in balans zijn met elkaar. Immers, beide onderdelen vormen samen
de civiele waarde van het diploma.
Met de acties waar ik mij, samen met de examenketen, de afgelopen jaren voor heb ingezet,
zijn stappen gezet om het examensysteem verder te versterken. Er is een stevige onderzoeks-
en ontwikkelagenda waar we op voort kunnen bouwen. En al dit werk wordt niet voor
niets verzet. In 2018 zijn ruim 180.000 leerlingen geslaagd voor hun eindexamen. Ik
feliciteer graag alle leerlingen, ouders, leraren en scholen met deze goede prestaties
en resultaten.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Indieners
-
Indiener
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media