Brief regering : Aanpak van stalbranden
35 000 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2019
Nr. 71 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 januari 2019
Bij een stalbrand is het leed voor de dieren, de veehouder, de hulpverleners en omwonenden
groot. Iedere brand doet ons dat pijnlijk opnieuw beseffen. We zijn het unaniem eens
dat het noodzakelijk blijft om de kans op een stalbrand te verkleinen en het aantal
dieren dat omkomt bij een stalbrand te verminderen. De veehouders, de brandweer, de
verzekeraars, de dierenbeschermingsorganisaties, omwonenden, de media, de overheden
en uw Kamer, iedereen heeft dit zelfde doel voor ogen.
Met deze brief informeer ik u over de verdere aanpak van stalbranden, zoals toegezegd
in mijn beleidsbrief dierenwelzijn van 4 oktober 2018 (Kamerstuk 28 286, nr. 991). Hiermee geef ik ook invulling aan de toezeggingen gedaan tijdens de begrotingsbehandeling
van 1 november jl.: de Tweede Kamer te informeren over de uitkomsten van het onderzoek
van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) naar de effectiviteit en kosten van
een aantal preventieve en schade-beperkende maatregelen en de mogelijkheden voor aanpassingen
van de regelgeving om nadere eisen te stellen aan de brandveiligheid van bestaande
stallen en de verdere aanpak van het voorkomen van stalbranden; met de opstellers
van het actieplan stalbranden te kijken naar wat de quick wins zijn en hoe meer zicht
kunnen krijgen op de oorzaken van stalbranden (Handelingen II 2018/19, nr. 18, item 10). Achtereenvolgens ga ik in op de kans op het vóórkomen van een brand, onderzoek
naar oorzaken, de maatregelen uit het actieplan 2012–2016, onderzoek door Economisch
Instituut voor de Bouw en overige acties.
De kans op het vóórkomen van een brand
Het is goed te realiseren dat de kans op een brand klein is. Volgens het recent uitgekomen
rapport van het EIB werden in de periode 2014–2017 jaarlijks gemiddeld 30 van de ruim
24.000 veehouderijen met pluimvee, varkens en runderen door een stalbrand getroffen
(kans van ongeveer 0,001). Het aantal stalbranden met dierlijke slachtoffers ligt
op pluimvee en vleeskalverbedrijven gemiddeld op 3,5 per jaar. Voor varkensbedrijven
ligt dat op 5,25. De impact van iedere stalbrand is echter groot, vooral wanneer er
dieren omkomen. Daarom staan we onverminderd voor de uitdaging om de kans op een stalbrand
nog verder te doen afnemen, en het aantal dieren dat daarbij omkomt te verminderen.
Het is een gezamenlijke uitdaging die maatregelen te nemen die enerzijds de kans op
een brand daadwerkelijk verkleinen en anderzijds ook reëel door de sector gedragen
kunnen worden.
Onderzoek naar oorzaken
Om de juiste maatregelen te kunnen nemen, is het cruciaal om inzicht te hebben in
de oorzaken. Sinds 2014 doet Brandweer Nederland in samenwerking met het Verbond van
Verzekeraars systematisch onderzoek naar de oorzaken van stalbranden en registreert
de (vermoedelijke) oorzaak bij ieder incident. In ca. 55% van de gevallen (in de periode
2014–2016) kon geen oorzaak worden achterhaald. Soms doordat eerst asbest verwijderd
diende te worden, waardoor met het asbest ook sporen van de oorzaak van de brand verdwenen.
Soms omdat de brand zo hevig was dat onderzoek naar de oorzaak niets meer opleverde.
Uit de registratie van oorzaken tot nu toe blijkt dat problemen met de elektriciteit
en kortsluiting de belangrijkste oorzaken van stalbrand zijn. Daarnaast ontstaan branden
door menselijk handelen. Andere oorzaken zijn zelfontbranding van machines, broei
van hooi/stro/mest en in een enkel geval is het vermoeden dat het ging om een blikseminslag.
Met de opstellers van het Actieplan brandveilige veestallen 2018–2022 is gekeken hoe
we meer zicht kunnen krijgen op de oorzaken van stalbranden. Hiervoor zijn door de
brandweer en de verzekeraars afspraken gemaakt. Ook in de komende periode zal na iedere
brand een onderzoek worden gedaan. Alle veiligheidsregio’s zijn betrokken en hebben
een beschrijving hoe zij de registratie kunnen verbeteren en onderzoek kunnen doen
naar de oorzaak. Daarnaast ontwikkelt de brandweer een verbeterd landelijk registratiesysteem.
Maatregelen
In de periode van het eerste Actieplan Stalbranden 2012–2016 waren maatregelen vooral
gericht op voorlichting en bewustwording, het registreren en achterhalen van oorzaken,
het doen van onderzoek naar mogelijke maatregelen en de aanpassing van het Bouwbesluit
voor nieuwe stallen. In 2017 kwamen mede op basis van de evaluatie van het Actieplan
Stalbranden 2012–2016 door Wageningen-UR en het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV)
de volgende maatregelen als prioritair naar voren. Preventieve maatregelen: periodieke
elektrakeuring, elektromotoren voorzien van beveiliging tegen oververhitting, directe
luchtafzuiging onder roosters in mestputten voor afvoer van (schuim) gevaarlijke gassen,
aparte stalling voor (zelf ontbrandbare) voer- en werktuigen, een bliksemafleider
op het dak van een stal. Schadebeperkende maatregelen: een brand- en rookdetectiesysteem
in technische ruimte, het aanleggen van een bluswatervoorziening op het bedrijf en
een objectinformatiekaart ten behoeve van de brandweer. Deze mogelijke maatregelen
zijn meegenomen in het onderzoek, waarin hieronder verder op wordt ingegaan.
Onderzoek door het Economisch Instituut voor de Bouw
Het EIB heeft in 2018 in opdracht van de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de prioritaire preventieve en schadebeperkende
maatregelen geanalyseerd1. Daarnaast is het EIB gevraagd te kijken naar nog eens drie schadebeperkende maatregelen:
een sprinklerinstallatie, compartimentering van de technische ruimte en het aanbrengen
van dakisolatie van ten minste brandklasse B. De sprinklerinstallatie wordt dikwijls
genoemd in de media. De laatste twee maatregelen zijn bestaande eisen voor nieuw te
bouwen stallen. Het EIB heeft gekeken naar de mate waarin de maatregelen het aantal
dierlijke slachtoffers verminderen en welke financiële kosten en opbrengsten hiermee
gemoeid zijn. Ook is bekeken of deze maatregelen eventueel een plaats moeten krijgen
in het Bouwbesluit of andere wet-of regelgeving. Het EIB-rapport laat zien dat bij
preventieve maatregelen de periodieke elektrakeuring de meeste impact heeft. Als het
gaat om schadebeperkende maatregelen scoort brand- en rookdetectie in de technische
ruimte gunstig. Het EIB geeft aan dat de kans op een brand kan afnemen en het aantal
dierlijke slachtoffers kan verminderen, maar dat stalbranden niet volledig door de
onderzochte maatregelen voorkomen kunnen worden. De verwachting is dat – als álle
preventieve maatregelen worden toegepast – het aantal dierlijke slachtoffers bij pluimvee
met 25% en bij varkens met 15% zal afnemen. Alle door EIB onderzochte maatregelen
zijn besproken met de betrokken partners van het actieplan brandveilige stallen 2018–2021:
Dierenbescherming, Brandweer Nederland, Het Verbond van Verzekeraars, LTO Nederland,
de grote veehouderijsectoren waaronder de Producentenorganisatie Varkenshouderij (POV)
en BZK. Dat heeft geleid tot onderstaande aanpak en inzet van deze maatregelen.
De sector heeft – vooruitlopend op de eindresultaten van het EIB – drie maatregelen
opgepakt. Twee daarvan waren al opgenomen in het Actieplan brandveilige veestallen
2018–2022. De eerste betreft de periodieke elektrakeuring die al in de kwaliteitssystemen
voor pluimvee, kalveren en varkens is opgenomen. Inmiddels zijn duizenden stallen
gekeurd en goed bevonden. Vrijwel alle varkens- en kalverstallen zullen voor 1 januari
2019 zijn gekeurd. Het streven is om alle pluimveestallen voor 1 januari 2020 te keuren.
Daarna volgt iedere 5 jaar een herkeuring. Op basis van de opgedane ervaringen van
de uitkomsten van de elektrakeuringen wordt nog gekeken of de periode van vijf jaar
voldoende is, of korter moet. De tweede betreft de oververhittingsbeveiliging van
elektromotoren welke al op ongeveer 70% van de motoren is doorgevoerd. Alle nieuwe
motoren worden automatisch voorzien van een dergelijke beveiliging. Tijdens het maken
van de sectorplannen is nog een derde maatregel besproken. Dit betreft de brand en
rookdetectie in de technische ruimte. De pluimveesector wil brand- en rookdetectie
in de technische ruimte van een stal en schakelkasten opnemen als verplichting in
het kwaliteitssysteem en ook de varkenssector wil warmtedetectie in de technische
ruimte en schakelkasten opnemen in het kwaliteitssysteem Holland Varken. Hieronder
volgt de uitwerking van de andere maatregelen en de analyse van het EIB daarop.
Directe luchtafzuiging onder roosters in mestputten voor afvoer van (schuim) gevaarlijke
gassen heeft vooral betrekking op varkensstallen. Uit het EIB rapport blijkt dat het
aanbrengen van een directe luchtafzuiging in mestputten niet heel effectief is voor
de brandveiligheid. Deze maatregel heeft een beperkt effect op het aantal slachtoffers
terwijl de investeringen relatief hoog zijn. Wel van belang voor brandveiligheid is
de ontwikkeling en uitrol – door innovaties en investeringen – van nieuwe integraal
duurzame en emissiearme stalsystemen waarmee brongericht schadelijke emissies uit
stallen (methaan, ammoniak, geur, fijnstof en gevaarlijke gassen) integraal en preventief
worden voorkomen. Van belang hierbij is een frequente afvoer van mest uit de stal
en het scheiden van mest en urine bij de bron, waarna vervolgens de verse varkensmest
in gesloten regionale clusters wordt verwerkt. Dit is een van de maatregelen die in
het Hoofdlijnenakkoord voor de sanering en verduurzaming van de varkenshouderij zijn
afgesproken (Kamerstuk 28 973, nr. 200). Dit traject heeft tot gevolg dat er op termijn geïnvesteerd wordt in brongerichte
maatregelen om schadelijke emissies in stallen substantieel te beperken. Voor de innovatie
en brongerichte verduurzaming van varkensstallen heeft het kabinet € 40 miljoen gereserveerd.
Daarnaast hebben de ketenpartijen van de Coalitie vitalisering varkenshouderij in
het kader van het Hoofdlijnenakkoord hiervoor € 40 miljoen private middelen vrijgemaakt.
De kans dat een bedrijf getroffen wordt door bliksem en dat daardoor brand ontstaat
is zeer klein. Het EIB rapport geeft aan dat deze maatregel te specifiek is om in
Bouwbesluit op te kunnen nemen. Het ligt meer voor de hand om een dergelijke maatregel
eventueel op te nemen in de specifieke IKB-keurmerken. Ik doe nog nader onderzoek
naar de kosten van het plaatsen van bliksemafleiders op het dak van de stal.
De objectinformatiekaart en de bluswatervoorziening zijn volgens het EIB niet effectief
bij het verminderen van het aantal dierlijke slachtoffers. De brandweer heeft steeds
vaker de beschikking over waterwagens waarmee direct bij aankomst bij een brand begonnen
kan worden met het blussen. De objectinformatiekaart is voor de brandweer meestal
niet meer bruikbaar als de brand eenmaal is uitgebroken. Wel werkt het opstellen van
een objectinformatiekaart door de veehouder mee aan bewustwording en om na te denken
over brandpreventieve maatregelen op het bedrijf. De pluimveesector overweegt om die
reden opname van deze kaart in hun kwaliteitssysteem.
Het aanbrengen van dakisolatie brandklasse B en compartimentering van de technische
ruimte in de bestaande stal zijn schadebeperkende maatregelen die volgens het rapport
van het EIB het aantal dierlijke slachtoffers kunnen verminderen, maar ook zeer hoge
investeringen vergen. Op basis van de bevindingen van EIB kom ik tot de conclusie
dat een verplichting ten aanzien van dakisolatie brandklasse B en compartimentering
van de technische ruimte voor bestaande stallen niet proportioneel is en dat het beter
is prioriteit te geven aan andere brandveiligheidsmaatregelen.
Ten aanzien van een (alternatieve) sprinklerinstallatie wordt zowel vanuit de brandweer
als de sector aangegeven dat het wel de schade kan beperken, maar het waarschijnlijk
bij varkens en pluimvee uiteindelijk niet leidt tot minder dierlijke slachtoffers.
Door de rookontwikkeling komen dieren alsnog om. Het lijkt effectiever om automatische
blusmogelijkheden te combineren met brand- en rookdetectie in de technische ruimte.
Dit wordt nu door de werkgroep brandveilige veestallen nader onderzocht.
Overige acties
Omdat menselijk handelen nog steeds een van de belangrijkste oorzaken is van een brand
wordt conform het Actieplan brandveilige veestallen 2018–2022 volop ingezet op voorlichting
aan ondernemers. Samen met brandweer en verzekeraars organiseert de sector komende
3 jaar ongeveer 75 bijeenkomsten waar ingegaan wordt op brandveiligheid in de breedste
zin van het woord. Daarbij is er ook aandacht voor de aparte werktuigenstalling. Deze
komt in de praktijk vooral voor bij rundvee- en kalverstallen en wordt al door 75%
van de ondernemers gebruikt. In 2018 zijn er al 10 voorlichtingsbijeenkomsten gehouden
en deze worden goed bezocht. Dit vind ik een goede ontwikkeling. Mijn departement
ondersteunt financieel de projectbegeleiding van het Actieplan brandveilige veestallen
2018–2022.
Verder wordt in kader van het Actieplan brandveilige veestallen 2018–2022 door de
grootste veehouderijsectoren onderzocht welke maatregelen nog meer mogelijk zijn bij
bestaande stallen om de kans op een brand te verkleinen. Met name de relatie tussen
kortsluiting en het aanvreten van kabels door knaagdieren is een aandachtspunt. Dit
is ook een aandachtpunt bij de periodieke elektrakeuring.
Afgelopen maanden hebben de partners van het Actieplan brandveilige veestallen 2018–2022
diverse gesprekken gevoerd met initiatiefnemers van innovatieve ideeën in het kader
van brandpreventie. Zo is onder andere gesproken met de ontwerpers van Stable Safe.
Ook worden afspraken gemaakt over hoe indieners van innovatieve ideeën verder geadviseerd
kunnen worden over het verder tot uitvoering brengen van hun ideeën.
Met VNG, provincies en de omgevingsdiensten ben ik – zoals ook opgenomen in het Actieplan
brandveilige stallen 2018–2022 – in gesprek over verbeteringen op het gebied van handhaving
en over de mogelijkheden om de grootte van bouwblokken aan te passen. Daarmee kunnen
nieuwe stallen onderling op grotere afstand gebouwd worden om overslag van brand te
voorkomen. In deze gesprekken is ook aan de orde hoe de bewustwording voor stalbranden
bij de inspecties kan worden meegenomen.
Tot slot
In deze brief heb ik geschetst op welke manier ik, samen met betrokken partijen, denk
het meest effectief toe te werken naar het verkleinen van de kans op een stalbrand
en het verminderen van het aantal dieren dat daarbij omkomt. Het is duidelijk dat
dit niet eenvoudig is. Het is geen kwestie van het eenvoudig doorvoeren van een aantal
maatregelen, maar vraagt een integrale aanpak en samenwerking van alle betrokken partijen.
Ik constateer dat alle partijen doordrongen zijn van het belang en dat zij zich gecommitteerd
hebben aan de aanpak zoals die nu is afgesproken en voor een deel ook is vastgelegd
in het Actieplan brandveilige stallen 2018–2022. Jaarlijks zal ik in mijn voortgangsbrief
over de beleidsbrief dierenwelzijn van 4 oktober 2018 (Kamerstuk 28 286, nr. 991) verslag doen van de maatregelen en acties en indien nodig zal ik in overleg met
de partners de strategie aanpassen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit