Brief regering : Agenda persoonsgebonden budget (pgb)
25 657 Persoonsgebonden Budgetten
Nr. 303
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2018
Zelf regie blijven voeren over je leven, ook als je zorg en ondersteuning nodig hebt.
Zelf je zorgverleners kunnen kiezen en controle hebben over het moment waarop bijvoorbeeld
de thuishulp, wijkverpleegkundige of gespecialiseerde verpleegkundige langskomt. Voor
veel mensen is het een grote wens om op die manier passende zorg te ontvangen. Als
dat niet lukt via zorg in natura, biedt het persoonsgebonden budget (pgb) voor sommige
mensen uitkomst. Daarom vind ik het pgb een belangrijk en waardevol instrument.
Het pgb is in 1995 geïntroduceerd om een beperkte groep mensen tegemoet te komen die
hun dagelijks leven nauwelijks konden combineren met hun behoefte aan zorg en ondersteuning,
en die goed in staat waren om hun pgb zelf te beheren. Maar sinds 1995 is de groep
mensen die gebruik maakt van een pgb sterk gegroeid. Inmiddels maken ongeveer 130
duizend mensen gebruik van een pgb1 en is het instrument verankerd in vier wettelijke domeinen; de Wet langdurige zorg
(Wlz), de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet
(Zvw). Die wettelijke basis staat niet ter discussie.
De grote groep budgethouders bestaat inmiddels niet meer alleen uit mensen die een
bewuste en positieve keuze hebben gemaakt voor een pgb en zelf in staat zijn dit goed
te beheren. Er zijn budgethouders die onbewust of uit de verkeerde motieven kiezen
voor het pgb. Bovendien zijn er budgethouders die hun pgb niet goed kunnen beheren.
We ontvangen te veel signalen van betrokken organisaties dat dit leidt tot problemen
met de kwaliteit van de zorg, fouten en mogelijk tot fraude. Om deze problemen te
voorkomen, zijn er de afgelopen jaren tal van maatregelen ingezet, zoals de introductie
van bewust keuze gesprekken, huisbezoeken, ondersteuning van de budgethouder in de
vorm van het trekkingsrecht en het versterken van de opsporingsfunctie. Deze beheersingsmaatregelen
waren nodig, maar hebben niet voldoende effect bereikt.
We zien nog steeds dat er nieuwe budgethouders komen voor wie het pgb niet geschikt
is. Daarmee komt de toekomstbestendigheid van het pgb in gevaar.
Om het persoonsgebonden budget meer toekomstbestendig te maken, ben ik in overleg
met Per Saldo, gemeenten, zorgkantoren en zorgverzekeraars, de Sociale Verzekeringsbank
(SVB), Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
en de Branchevereniging Kleinschalige Zorg (BVKZ) gekomen tot deze Agenda pgb. Kwetsbare
mensen mogen niet in de positie komen waarin zij geen goede en passende zorg krijgen.
Kwetsbare mensen mogen niet in een positie komen waarin er misbruik van hen en hun
pgb gemaakt kan worden.
Daarnaast zie ik dat het gebruik van een pgb voor diegene die dat wil en kan, complexer
is dan we zouden willen. Ook dat wil ik aanpakken.
Hoe? Rekening houdend met de rechten van de mensen die nu een pgb hebben, leg ik de
nadruk op maatregelen de voorkant van het proces: op voorlichting en de toegang. Daardoor
is er minder kans op problemen bij nieuwe budgethouders en krijgen alle partijen meer
ruimte om aan de slag te gaan met administratieve lastenverlichting.
In dat kader wordt naast de Agenda pgb momenteel de ondersteuning van de budgethouder
verbeterd door de ontwikkeling van het PGB2.0-systeem. Dat systeem zorgt voor meer
gebruikersgemak, geeft inzicht in het proces, zorgt dat degenen die een pgb verstrekken
hun verantwoordelijkheden kunnen en moeten nemen, zorgt er voor dat op termijn de
uitvoeringskosten lager kunnen worden en draagt bij aan het verminderen van fouten
in de administratie. U bent en wordt over het PGB2.0-systeem separaat geïnformeerd.
Agenda pgb
Het toekomstbestendig maken van het pgb doe ik samen met de mensen en organisaties
betrokken bij het pgb. Naast de hierboven genoemde organisaties zijn dit budgethouders,
mensen in hun omgeving, vertegenwoordigers, beleidsmakers, zorgaanbieders en zorgverleners,
brancheverenigingen, organisaties betrokken bij controle, toezicht, handhaving en
opsporing. Zij hebben via publicaties en gesprekken onderling aangegeven wat de mogelijkheden
zijn tot verbetering van het pgb2. Deze zijn samengevat in zeven thema’s die in onderstaande figuur zijn opgenomen.
De uitwerking wordt ook samen met de eerder genoemde mensen en organisaties opgepakt,
waarmee ook wordt bijgedragen aan de financiële houdbaarheid van het pgb.
Het is een belangrijk uitgangspunt van de Agenda pgb om mensen vooraf bewuster te
maken van het pgb door middel van voorlichting: wat zijn de mogelijkheden om regie
te hebben op je eigen zorg? Maar ook: wat komt er allemaal kijken bij het pgb-beheer?
Met het kader TKV (taken, kennis en vaardigheden) kunnen gemeenten en zorgkantoren
strenger zijn bij de toegang tot het pgb. Samen met gemeenten en zorgkantoren kan
de zorgvrager hiermee een bewuste en positieve keuze maken voor passende zorg via
de meest geschikte weg, via pgb of zorg in natura.
Er is in deze agenda ook aandacht voor preventie van fraude en het eerder kunnen signaleren
van fraude. Andere belangrijke onderdelen in deze agenda zijn de kwaliteit van zorg
bij initiatieven waar wonen en zorg gecombineerd en gezamenlijk worden aangeboden.
Als het gaat over de informele relaties die zich voordoen bij pgb tussen zorgvrager
en zorgverlener, worden eerste stappen gezet om de kwaliteit van deze informele zorg
te versterken. Tot slot is de administratieve last voor de budgethouder en diens zorgverlener
een element van deze agenda. Voor die mensen die eenmaal voor een pgb gekozen hebben,
moet het beheren van het budget en het daarbij ook kunnen verantwoorden van verleende
zorg makkelijker worden.
Figuur 1: thema’s Agenda pgb
Experiment integraal budget en experimenten persoonsvolgende zorg en bekostiging
Zoals gezegd, sluiten we in voorliggende agenda aan bij de positieve motivatie van
mensen om voor het pgb te kiezen; mensen mogen zich niet gedwongen voelen om een pgb
aan te vragen, omdat er geen passend en samenhangend arrangement in natura aan hen
kan worden aangeboden en mensen zich onvoldoende in staat voelen om – ingeval van
een natura voorziening – regie te voeren op de eigen situatie. Dit vraagt van verstrekkers
dat zij, vanuit het perspectief van de levensbrede zorg- en ondersteuningsvraag van
hun cliënt, naar hun uitvoering gaan kijken. En in nauwe samenwerking met andere relevante
zorg- en hulpverleners tot vernieuwende, «levensbrede» arrangementen komen, die beter
aansluiten op de behoefte van de cliënt en de kenmerken van zijn situatie.
In dit kader start in 2019 een vernieuwd experiment integraal budget. Gemeenten, zorgkantoren
en zorgverzekeraars gaan samen met betrokken partners experimenteren met vernieuwende
arrangementen (integraal pgb en integrale arrangementen in natura). Het experiment
zal in 2020 en 2021 naar verwachting inzichten opleveren die bijdragen aan zorg en
ondersteuning die (nog) beter aansluit op de behoefte. Het experiment zal naar verwachting
inzichten opleveren die benut kunnen worden bij de versterking en vereenvoudiging
van het instrument pgb. Daarnaast beogen de (schaduw)experimenten inzicht te verschaffen
in wijze waarop het (integrale) aanbod in natura kan worden doorontwikkeld.
Naast alle acties die ik deze kabinetsperiode in gang ga zetten voor een toekomstbestendig
pgb en informeer ik u ook over de stand van zaken met betrekking tot het vernieuwde
experiment integraal budget (en de evaluaties van experimenten persoonsvolgende zorg
en bekostiging).
De acties in deze agenda zijn gericht op het nemen van maatregelen die het huidige
pgb versterken. Soms is het nodig om beter in kaart te brengen wat de specifieke aandachtpunten
zijn voordat ik over kan gaan tot maatregelen. Deze agenda bevat naast concrete maatregelen
ook een aantal onderzoeken. In het navolgende zal ik de te nemen stappen per thema
verder toelichten.
1. Voorlichting en toerusting
Uit verschillende bronnen (brieven van burgers, berichten op social media en verstrekkers)
blijkt dat budgethouders of vertegenwoordigers (soms) niet goed weten wat een pgb
inhoudt en daardoor niet precies weten wat van hen verlangd wordt. Ook weten budgethouders
niet altijd informatie te vinden. Uit klantcontacten van de SVB en Per Saldo blijkt
bovendien dat veel vragen gesteld worden bij overgang van het ene naar het andere
zorgdomein, over doorlooptijden en onduidelijke procedures.
Ik vind het belangrijk dat budgethouders en verstrekkers goed geëquipeerd zijn om
hun pgb-taken uit te voeren: dat ze hun rechten en plichten kennen en weten hoe zij
die kunnen gebruiken danwel effectueren. Daartoe ga ik de volgende stappen zetten.
1.1 Budgethouders, vertegenwoordigers en zorgaanbieders weten waaraan zij beginnen
Het is belangrijk dat budgethouders en/of vertegenwoordigers goed voorbereid van start
gaan. Om dit te realiseren ontwikkel ik een pgb-pakket waarin alle benodigde informatie
is opgenomen. Dit pakket wil ik niet alleen via verstrekkers maar ook bijvoorbeeld
via huisartsen onder de aandacht brengen van zorgvragers. Onafhankelijke cliëntondersteuning
heeft hierbij ook een belangrijke rol.
Van belang is dat voorafgaand aan het werken met een pgb budgethouders en/of vertegenwoordigers
weten wat van hen verlangd wordt. Dat geldt zowel voor hun eigen taken als voor hun
relatie met de zorgverleners, de verstrekkers, de SVB en het CAK. Voorbeelden hiervan
zijn budgethouders of vertegenwoordigers die niet goed weten tot welke instantie ze
zich met een (specifieke) vraag moeten richten, wat ze moeten doen als het pgb stopt
en wat daarvan de gevolgen zijn voor het eigen inkomen als er sprake is van informele
zorgverlening, wat te doen als een contract tussentijds eindigt en hoe het zit met
het wel of niet betalen van inkomstenbelasting. Een aantal van deze zaken zijn onderdeel
van werkgeverschap. De budgethouder die een zorgovereenkomst in de vorm van een arbeidscontract
sluit met zijn zorgverlener komt in de positie van werkgever. Dit betekent dat er
allerlei verantwoordelijkheden zijn die verband houden met het werkgeverschap. Budgethouders
en vertegenwoordigers moeten de informatie in begrijpelijke taal uitgelegd te krijgen.
Maar niet alleen voor budgethouders moet het «hoe en wat» van het werken met een pgb
duidelijk zijn. Ook voor pgb-zorgaanbieders is het belangrijk dat zij weten aan welke
eisen zij moeten voldoen en wat het werken met een pgb inhoudt. Denk hierbij aan de
Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza), kwaliteitseisen in wetten en beleidsregels.
Dat geldt ook voor de zorgaanbieders die pgb-gefinancierde zorg aanbieden. Daarom
zal er naast een pgb-pakket voor zorgvragers en/of vertegenwoordigers, ook een pakket
worden ontwikkeld toegesneden op zorgaanbieders.
In de zomer van 2019 zullen beide pgb-pakketten gereed zijn. In 2020 wil ik dat dit
pakket aan elke kandidaat budgethouder wordt aangeboden en beschikbaar is voor zorgaanbieders
die met een pgb werken. Dit en het effect hiervan wil ik in 2020 evalueren.
1.2 Inrichten digitaal platform voor verstrekkers
Vanuit Per Saldo bereiken mij signalen over verschillen in uitvoering door verstrekkers,
terwijl de casuïstiek nagenoeg hetzelfde is. Om willekeur voor budgethouders binnen
een domein, maar ook over domeinen heen, te voorkomen maak ik afspraken met verstrekkers
over het beter benutten van het lerend vermogen. Hiertoe ga ik verstrekkers helpen
met een digitaal platform, zodat ze op een vrij gemakkelijke wijze contact met elkaar
kunnen leggen voor het bespreken van relatief eenvoudige vragen en afspraken kunnen
maken om bij elkaar te komen voor het bespreken van complexere casuïstiek. Ook uitvoeringsvraagstukken
kunnen via dit platform besproken worden. Een voorbeeld hierbij is dat er onduidelijkheid
kan bestaan over wat wel of niet uit het pgb mag worden bekostigd. Ook ga ik voor
echt heel ingewikkelde casuïstiek een commissie van experts inrichten waarin men van
gedachten wisselt en tot een passende oplossing komt. Deze commissie en via het platform
kan daarbij ook de kennis van Per Saldo worden ingeroepen. Voor de zomer van 2019
werk ik uit hoe en wanneer ik dit platform kan realiseren.
2. Pgb-vaardigheid en verantwoordelijkheid
Een pgb biedt keuzevrijheid en flexibiliteit, maar brengt ook verantwoordelijkheden
en verplichtingen met zich mee. Een deel van de budgethouders is goed in staat hier
zelf mee om te gaan. Het merendeel laat zich vertegenwoordigen.
Het moet vooral duidelijk zijn wat een budgethouder en/of vertegenwoordiger moet kennen
en kunnen. In het hierboven genoemde rapport van Q-Consult worden redenen genoemd
voor budgethouders om hulp in te schakelen bij het pgb-beheer. Die hangen samen met
de kwetsbaarheid van de budgethouder vanwege een beperking, bescherming tegen fraude
door derden, problemen met de Nederlandse taal en met de complexiteit van het beheer.
Verstrekkers toetsen of budgethouders, vertegenwoordigers en personen die (gewaarborgde)
hulp leveren in staat zijn om goed met het pgb om te gaan. Uit genoemd onderzoeksrapport
blijkt dat zorgkantoren in circa 5% van de gevallen een vertegenwoordiger afwijzen.
Gemeenten en verzekeraars kunnen hierover geen uitspraken doen: zij leggen dit niet
vast. Wel ervaart de meerderheid van de benaderde verstrekkers, dus zowel gemeenten
als zorgkantoren en verzekeraars, belemmeringen bij het toetsen. Ze geven onder andere
aan dat er onvoldoende handvatten bestaan om vooraf te toetsen of een budgethouder/vertegenwoordiger
pgb-vaardig is. Dit is niet alleen een probleem voor de verstrekker, het dient ook
de budgethouder niet. Zij kunnen bijvoorbeeld grote druk ervaren als ze afhankelijk
zijn van een aanbieder, of bang zijn om fouten te maken. Verkeerde besteding van pgb
kan leiden tot terugvorderingen. In dat kader kunnen budgethouders worden geconfronteerd
met een terugvordering, terwijl de oorzaak van de vordering ligt bij het verkeerd
beheer van het pgb door hun vertegenwoordiger.
Met de onderstaande acties geef ik uitvoering aan de toezeggingen de Kamerbrief van
16 februari jl3. zijn opgenomen ten aanzien van pgb-vaardigheid en verantwoordelijkheid.
2.1 Opstellen en uitvoeren van een uniform kader voor taken, kennis en vaardigheden
Ik ontwikkel een domeinoverstijgend uniform kader voor pgb-vaardigheid. In dat kader
zijn taken, kennis en vaardigheden opgenomen die voor die pgb-vaardigheid staan. Het
uniforme kader bestaat uit 2 delen: een korte en bondige lijst van de 10 belangrijkste
kernafspraken voor pgb-vaardigheid en een toelichting daarop. Ter illustratie licht
ik er drie taken uit:
1. de budgethouder of vertegenwoordiger is in staat is om onafhankelijk en zelfstandig
keuzes te maken en zorgverleners te kiezen,
2. hij is in staat om afspraken te maken en daarover verantwoording af te leggen aan
verstrekkers, en
3. hij is in staat om zorgverleners aan te sturen en aan te spreken op diens functioneren.
Verstrekkers moeten goed toegerust zijn om tot een onderbouwd oordeel te komen of
iemand pgb-vaardig is. Dat begint allereerst met een toets op de wettelijke weigeringsgronden,
bijvoorbeeld voor de Wlz of iemand gebruik maakt van schuldsanering. Daarna vindt
er het keukentafel- of bewustekeuzegesprek plaats. Verstrekkers toetsen hierbij de
10 punten voor pgb-vaardigheid. De 10 punten uit het kader zijn ook voor potentiele
budgethouders inzichtelijk. Voor verstrekkers wordt ter ondersteuning/beoordeling
van dit gesprek een «leidraad toetsing» ontwikkeld. Hierin staan de vragen die in
het gesprek aan de orde kunnen komen. Afhankelijk van de zorgvraag, de budgethouder/vertegenwoordiger
en het type af te sluiten overeenkomst (arbeidsovereenkomst/overeenkomst van opdracht)
zijn er redenen om bepaalde vragen wel of niet te stellen en daarmee bepaalde punten
uit het kader niet te toetsen, zoals bijvoorbeeld op de punten van werkgeverschap.
Met budgethouders/vertegenwoordigers worden dus de voor hen relevante punten besproken.
Hiermee wordt iedere situatie op zijn eigen merites beoordeeld.
Het conceptkader is in het voorjaar 2019 gereed. Daarna wil ik het direct kunnen toepassen.
Medio 2020 – een jaar nadat het kader is afgerond – zal ik de toepassing en werking
ervan in alle domeinen evalueren, waarbij ook de vraag aan de orde is hoe dit het
best te verankeren is.
2.2 Juridische verankering van de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van vertegenwoordigers
Ter bescherming van de budgethouder heeft de voormalig Staatssecretaris van VWS belangrijke
stappen gezet. Er zijn tijdelijke bestuurlijke afspraken met zorgkantoren gemaakt
voor de Wlz4. Op basis van deze afspraken probeert de verstrekker een vordering bij een derde
te verhalen, wanneer de budgethouder te goeder trouw of minderjarig is. Om het aanspreken
van een zorgaanbieder door de verstrekker beter uitvoerbaar te maken, is in de Wlz,
Wmo 2015 en Jeugdwet het derdenbeding in zorgovereenkomsten verplicht gesteld. Zodoende
kunnen zorgkantoren en gemeenten de vordering direct bij deze zorgaanbieder verhalen.
Voor de Zvw geldt op grond van het Burgerlijk Wetboek dat een vordering tot schadevergoeding
van een verzekerde op een derde van rechtswege overgaat op de verzekeraar.
Ik vind dat de budgethouder ook niet de dupe mag worden van slecht beheer van het
pgb door de vertegenwoordiger(s). Wanneer de vertegenwoordiger de veroorzaker is van
verkeerde besteding van publieke middelen, moet de vertegenwoordiger daarop aangesproken
kunnen worden. Daarom breng ik in kaart hoe dat juridisch geregeld kan worden en welke
consequenties dat met zich meebrengt. Rond de zomer van 2019 zijn de oplossingsrichtingen
uitgewerkt.
Bij deze ontwikkeling besteed ik ook aandacht aan de positie van de gewaarborgde hulp.
Met ZN en Per Saldo is de handreiking gewaarborgde hulp opgesteld. In de handreiking
zijn acht voorwaarden opgenomen die gelden voor de gewaarborgde hulp, bijvoorbeeld
dat de gewaarborgde hulp niet onder bewind of curatele mag staan. Ik vind het belangrijk
dat de zorgkantoren hun taken goed kunnen uitvoeren, daarom ga ik in gesprek met zorgkantoren
over deze handreiking en hou de komende periode de effecten daarvan in de gaten. Indien
nodig kom ik daarna met aanvullende regelgeving. De ervaringen bij de gewaarborgde
hulp in de Wlz worden ook meegenomen voor de andere domeinen.
2.3 Onderzoek naar daling jeugd-pgb’s met vervolgstappen
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (november 2018) blijkt dat
er een dalend aantal budgethouders is in de Jeugdwet. De oorzaken van deze daling
zijn niet duidelijk. Het is mogelijk dat gemeenten sinds de start van de decentralisatie
in 2015 meer passende jeugdhulp in natura zijn gaan inkopen. Tegelijkertijd bereiken
mij ook signalen dat mensen knelpunten ervaren als zij de voorkeur voor een pgb aangeven.
Als het pgb een goed alternatief is voor zorgvragers die met behulp van hun vertegenwoordiger
het pgb kunnen en willen beheren, dan mogen er geen extra belemmeringen zijn om een
pgb te ontvangen. Ik ga deze oorzaken in kaart brengen, zoals toegezegd in het Wetgevingsoverleg
Jeugd5. Het onderzoek is eind 2019 gereed. Op basis daarvan neem ik zo nodig vervolgstappen.
3. Indicatiestelling
Het proces van de toegang is in de zorgwetten verschillend geregeld. In de Wlz en
Zvw is de toegang geregeld via indicatiestelling. In de Jeugdwet en Wmo 2015 wordt
de invulling van de toegang overgelaten aan de gemeenten.
Er zijn al sinds het begin (in 2015) signalen zorgen over de kwaliteit van de indicatiestellingen
voor het Zvw-pgb. Dit blijkt ook uit de recent uitgevoerde evaluatie van het Zvw-pgb
2017. De knelpunten zijn onder meer:
– de kwaliteit van de indicatie wisselend is,
– wijkverpleegkundigen ervaren bij het stellen van de indicatie druk vanuit (de familie
van) de budgethouder, of vanuit de verzekeraar,
– de indicatie is een momentopname terwijl bij zorg in natura een beeld wordt gevormd
van de zorgbehoefte op basis van meerdere contacten (het cyclisch proces van indiceren
en evalueren).
Daarbij moet worden opgemerkt dat knelpunten bij de indicatiestelling niet alleen
spelen bij het pgb, maar in de hele sector wijkverpleging. Dit blijkt onder andere
uit het op 6 juni 2018 afgesloten hoofdlijnenakkoord wijkverpleegkunde 2019–2022 en
de signaleringsbrief 20176 van de Inspectie SZW.
Het gevolg van dit alles is dat het risico bestaat dat de gestelde indicatie niet
in overeenstemming is met de zorgbehoefte van de budgethouder.
Met de 3 volgende acties wil ik de professionaliteit en de kwaliteit van de indicatiestelling
in de Zorgverzekeringswet verbeteren.
3.1 Verbeteren professionaliteit en kwaliteit indicatiestelling
Met ZN, Per Saldo en V&VN heb ik in de bestuurlijke afspraken 2019–2021 afgesproken
de professionaliteit en de kwaliteit van de indicatiestelling door de wijkverpleegkundige
te verbeteren. Hierover zijn een aantal afspraken gemaakt:
– De indicerend verpleegkundige maakt zichtbaar dat zij werkt aan deskundigheidsbevordering
door middel van een inschrijving in het kwaliteitsregister Verpleegkundigen & Verzorgenden
(V&V). V&VN maakt uiterlijk juli 2019 mogelijk de deskundigheidsgebieden te raadplegen,
zodat deze kwaliteitseis meegenomen kan worden in de inkoopvoorwaarden van verzekeraars
voor 2020 en verder.
– V&VN heeft een toolbox ontwikkeld met daarin hulpmiddelen voor de wijkverpleegkundigen
voor het stellen van een indicatie. Partijen hebben afgesproken informatie over het
Zvw-pgb op te nemen in de toolbox.
– Partijen sluiten aan bij de uitwerking in het Masterplan indicatiestelling van de
V&VN en de afspraken die ter verbetering hiervan zijn gemaakt in het Hoofdlijnenakkoord
wijkverpleging 2019–2022. In het Hoofdlijnenakkoord zijn onder andere afspraken gemaakt
over het in kaart brengen van praktijkvariatie, kennisvergroting, de toolbox en het
invoeren van een «second opinion» voor indicatiestellingen door ongecontracteerde
zorgaanbieders. Deze afspraken dragen bij aan de borging van de onafhankelijkheid
en de professionaliteit van de indicerend wijkverpleegkundige.
3.2 Inzetten cyclisch proces
Indiceren en organiseren van zorg en evalueren is een onderdeel van het cyclisch verpleegkundig
proces, zoals gebruikelijk bij verpleging en verzorging in natura. Partijen zijn er
het over eens dat het cyclisch proces voor pgb ook van toegevoegde waarde is, omdat
de indicatie dan minder een momentopname wordt. Daarom is daarover in de bestuurlijke
afspraken 2019–2021 het volgende afgesproken:
– Het cyclisch proces van indiceren en evalueren wordt in het Zvw-pgb gestimuleerd door
mogelijk te maken dat de wijkverpleegkundige de budgethouder gedurende de looptijd
van het pgb eenmaal of periodiek bezoekt, waarbij maatwerk wordt betracht. Het doel
hiervan is meervoudig:
• evalueren of de ingezette zorginterventies bijdragen aan de gestelde zorgdoelen,
• meer gelijktrekken van de werkwijze bij zorg in natura en pgb.
– De zorgverzekeraars nemen vanaf 2019 in het verpleegkundige deel van het Zvw-pgb aanvraagformulier
de vraag op of, en zo ja wanneer, het zinvol is de zorg (periodiek) te evalueren,
om hiermee het cyclisch proces te stimuleren.
3.3 Doorontwikkeling praktijkteam indicatiestelling
In 2018 heeft het praktijkteam Zvw-pgb een aantal sessies gehad waarin complexe casuïstiek
met betrekking tot indicatiestellingen is besproken met als doel het proces van indiceren,
toekennen en/of afwijzen van het Zvw-pgb te verbeteren. In de nieuwe bestuurlijke
afspraken 2019–2021 heb ik afgesproken dat de uitkomsten van de het praktijkteam worden
gevolgd. De eventuele aanbevelingen van het praktijkteam worden in 2019 met betrokken
partijen opgepakt.
3.4 Verbeteren toegang tot de Wmo 2015 en Jeugdwet
Gemeenten bepalen de toegang tot de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Zij onderzoeken of iemand
zelf, met hulp uit het sociaal netwerk (mantelzorg) of met behulp van een algemene
voorziening in zijn ondersteuningsbehoefte kan voorzien. Indien een gemeente vaststelt
dat iemand behoefte heeft aan een maatwerkvoorziening of jeugdhulp, kan diegene –
mits hij voldoet aan de daaraan gestelde voorwaarden – die voorziening of jeugdhulp
krijgen in de vorm van een pgb.
Bij de gesprekken die ik in mijn brief van 27 juni 2018 aankondigde in het kader van
de evaluatie van de hervorming van de langdurige zorg7 en bij het traject Levenslange en levensbrede zorg en ondersteuning, waarover ik
u informeerde in mijn brief van 30 september 2018 over het programma Volwaardig leven8 zal de toegang tot de Wmo 2015 worden meegenomen.
In mijn brief van 8 oktober 2018 inzake het bericht Ombudsman: mensen krijgen niet de zorg waar ze recht op hebben
9 kondigde ik verder aan dat ik in het najaar van 2018 en voorjaar van 2019 met gemeenten
en veldpartijen in gesprek ga om de uitkomsten van de evaluatie van de Hervorming
Langdurige Zorg (HLZ), uitgevoerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) te
bespreken. Op basis van deze gesprekken zal ik nagaan welke maatregelen ik zal nemen,
aanvullend op de acties die reeds in gang zijn gezet. Hierbij betrek ik ook het rapport
van de Ombudsman. In het voorjaar van 2019 zal ik u informeren over de uitkomsten
van de gesprekken
4. Collectieve woonvormen
Er is een gevarieerd aanbod in collectieve woonvormen. Zo zijn er initiatieven waarbij
een aanbieder de zorg/ondersteuning aanbiedt in een gekoppelde variant van wonen en
zorg/ondersteuning. Daarnaast zijn er initiatieven waarbij er woonruimte wordt aangeboden
waarbij geclusterd/gezamenlijk gewoond wordt en in gezamenlijkheid wordt bekeken van
welke aanbieders er gebruik gemaakt gaat worden. Ook zijn er ouderinitiatieven die
gezamenlijk één aanbieder inhuren om hun (volwassen) kinderen te begeleiden. Collectieve
pgb-gefinancierde woonvormen komen vrijwel alleen voor bij de Wmo 2015 en de Wlz.
Deze woonvormen kunnen van grote toegevoegde waarde zijn. Op basis van diverse signalen
zie ik echter dat er bij collectieve pgb-gefinancierde woonvormen ook verschillende
knelpunten bestaan. Deze signalen zijn onder meer afkomstig van het SCP («Net als
thuis»10), de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)11 en de signaleringsbrief 2017 over zorgfraude12.
Zorgvragers, of hun vertegenwoordigers, die overwegen om in een collectieve woonvorm
te gaan wonen of om er zelf één te starten weten vaak niet wat en hoe men een en ander
moet regelen. Het is belangrijk dat mensen bewust zijn waar ze voor kiezen en waar
ze tegen aan kunnen lopen.
Een ander aandachtspunt zijn de vaardigheden die nodig zijn voor het wonen in een
wooninitiatief. Het bundelen van individuele pgb’s tot een collectief brengt specifieke
vraagstukken met zich mee voor zowel budgethouders, verstrekkers als voor zorgaanbieders.
Het vereist bijvoorbeeld dat budgethouders met elkaar moeten afstemmen en gezamenlijk
met de aanbieder afspraken moeten maken over de begroting en kwaliteit. Ten slotte,
als budgethouders die bij een zorgaanbieder hun zorg/ondersteuning inkopen niet meer
tevreden zijn, dan kunnen ze deze beëindigen, maar in de meeste gevallen moeten ze
dan ook direct op zoek naar vervangende woonruimte. Door deze afhankelijkheid zijn
budgethouders vaak terughoudend in het melden van slechte kwaliteit of onvoldoende
zorg/ondersteuning van een aanbieder.
Met onderstaande acties wil ik de knelpunten ten aanzien van de collectieve woonvormen
aanpakken. Een aantal van deze acties betreft een specifieke aandachtpunt bij een
actie die al genoemd is in een ander thema. Zo is bijvoorbeeld in hoofdstuk 1 aangegeven
dat ik de voorlichting ga verbeteren. Bij die verbetering besteed ik specifieke aandacht
aan pgb-gefinancierde woonvormen.
4.1 Verbeteren voorlichting over pgb-gefinancierde woonvormen (op initiatief van de
budgethouder/vertegenwoordiger)
• Samen met betrokken ketenpartners zal ik specifiek voor collectieve woonvormen meer
bekendheid geven aan bestaande toerustingmogelijkheden, zowel bij het opstarten als
gedurende de uitvoering (bv bij onderlinge ruzie). Zo heeft Per Saldo adviestrajecten
en diverse instrumenten voor ouderinitiatieven. Deze instrumenten zullen voor iedereen
goed vindbaar zijn. In de eerder genoemde actie over voorlichting (actie 1.1) besteed
ik specifiek aandacht aan de bestaande toerustingsmogelijkheden voor pgb-gefinancierde
woonvormen.
• Tevens breng ik in kaart hoe de continuïteit van collectieve woonvormen behouden kan
blijven als de ouders dit niet zelf meer kunnen beheren doordat ze zelf hulpbehoevend
worden of overlijden. Deze actie start begin 2019 en is afgerond in het derde kwartaal
van 2019.
4.2 TKV, checklist en extra informatie over het meedoen aan een pgb-gefinancierd collectief
wooninitiatief (op initiatief van de aanbieder)
• Specifiek voor collectieve woonvormen ga ik vaststellen welke vaardigheden er noodzakelijk
zijn voor budgethouders/vertegenwoordigers om te controleren of collectief ingekochte
zorg/ondersteuning klopt met het individueel verstrekte pgb. Deze vaardigheden zien
vooral op het omgaan met een collectief en moeten beoordeeld worden voordat een pgb
kan worden verstrekt. Ook ga ik samen met de betrokken organisaties de eisen omschrijven
voor goede vertegenwoordiging en ga ik bij bestaande ouderinitiatieven inventariseren
welke vaardigheden noodzakelijk zijn. Ik houd bij de verdere uitwerking de samenhang
met de acties in het thema pgb-vaardigheid en verantwoordelijkheid in het vizier.
Deze actie wordt meegenomen bij het uniform kader voor taken, kennis en vaardigheden
(actie 2.1).
• Ik laat een checklist ontwikkelen en verspreiden waarmee toekomstige budgethouders
kunnen toetsen of ze voldoende regie hebben in een collectieve woonvorm. Deze checklist
moet in de zomer van 2019 gereed zijn voor verspreiding. Een belangrijk aandachtspunt
hierbij is het beperken van de afhankelijkheid tussen wonen en zorg/ondersteuning.
• Ik ga aanvullende informatie verschaffen aan budgethouders (en/of hun vertegenwoordigers)
en verstrekkers waarmee ze kunnen beoordelen of de zorg/ondersteuning die ze ontvangen
van voldoende kwaliteit is. Daar waar mogelijk sluit ik aan bij de reeds eerdergenoemde
voorlichting (actie 1.1). Zomer 2019 is de specifieke voorlichting voor collectieve
woonvormen beschikbaar.
4.3 Inzicht in de implicaties van het bundelen van pgb’s, kwaliteit en rechtmatigheid
bij collectieve woonvormen
• In het algemeen overleg gehandicaptenbeleid van 24 mei jl. heb ik gesproken over de
implicaties van het bundelen van pgb’s bij collectieve woonvormen. Ik heb uw Kamer
toegezegd om de implicaties van het bundelen van pgb’s verder uit te werken. De uitkomsten
van dit onderzoek verwacht ik eind 2019 en betrek ik bij het formuleren van een visie
op pgb gefinancierde wooninitiatieven. Deze visie zal niet alleen betrekking hebben
op de Wlz, maar ook op de Wmo 2015.
• Met verstrekkers start ik een traject om meer zicht te krijgen op de kwaliteit en
rechtmatigheid bij pgb gefinancierde collectieve woonvormen. Om te voorkomen dat er
malafide aanbieders opereren, zal er strenger gecontroleerd worden bij de toelating
en tijdens de ondersteuning. Indien het wetsvoorstel13 Wet toetreding zorgaanbieders in werking is getreden, gaat op grond van dat wetsvoorstel
gelden dat nieuwe aanbieders van zorg op grond van de Wlz met meer dan 10 zorgverleners
over een toelatingsvergunning moeten beschikken, voordat men als aanbieder mag opereren.
Binnen de Wmo 2015 bestaat deze eis niet. Ik wil met gemeenten afspraken maken op
welke manier deze controle bij toetreding ook binnen de Wmo 2015 kan worden gerealiseerd.
Met zorgkantoren wil ik afspraken maken over de kleinschalige instellingen (<10 zorgverleners).
Daarnaast wil ik gemeenten meer handvatten geven om de kwaliteit en rechtmatigheid
bij pgb aanbieders te onderzoeken op het moment dat ze al zorg/ondersteuning leveren.
Deze actie wordt meegenomen in actie 7.2 (Versterken gemeenten bij fraudeaanpak) en zal in het tweede kwartaal van 2019 gereed zijn.
4.4 Eenduidigere financiering kleinschalige wooninitiatieven
Ik ontvang frequent signalen van zorgkantoren, individuele budgethouders, Per Saldo
over de wooninitiatieven-toeslag. Het pgb moet besteed worden aan zorg, maar met een
wooninitiatieven-toeslag kunnen ook zaken rondom zorginfrastructuur bekostigd worden.
Over wat er wel en niet onder zorginfrastructuur verstaan wordt bestaat discussie.
Ik wil komen tot een eenduidiger financiering van kleinschalige wooninitiatieven binnen
de Wlz. Ik verwacht eind 2019 de resultaten van dit onderzoek. Bij de Wmo 2015 valt
het verstrekken van een wooninitiatieven toelage onder de beleidsvrijheid van gemeenten.
Genoemd onderzoek kan gemeenten interessante inzichten bieden om hun tarieven te evalueren.
In mijn brief over het rapport «Net als thuis« heb ik de Kamer reeds toegezegd dat
dit rapport mij aanleiding geeft om het verschil in budget tussen oud AWBZ-budgethouders
en Wlz-budgethouders te bezien. Daarom start ik een onderzoek naar de hoogte van pgb’s
tussen oud AWBZ- en Wlz-budgethouders die wonen in een wooninitiatief en werk ik scenario’s
uit om te komen tot een passende oplossing zodat iedere zorgvrager uiteindelijk de
zorg kan inkopen die hij of zij nodig heeft. In het derde kwartaal van 2019 zijn de
resultaten van dit onderzoek beschikbaar.
Ten slotte blijf ik in gesprek met verstrekkers over het bevorderen van de contractering
van collectieve woonvormen in zorg in natura-woonvormen.
5. Informele zorg
Bij het opstellen van een pgb-uitvoeringsplan kan ook informele zorg worden ingezet.
Informele zorg wordt geleverd door een informele zorgverlener. Dit kunnen bijvoorbeeld
ouders of familieleden zijn, maar ook buren, vrienden of studenten. Het leveren van
zorg door een naaste is vaak begrijpelijk, maar heeft ook ongewenste neveneffecten.
De kwaliteit van informele zorg is moeilijk te toetsen, zeker als er naast informele
zorg geen formele zorgverleners worden ingezet. Ook is het pgb soms (onbedoeld) een
inkomensinstrument. Dit kan leiden tot afhankelijkheid van een gezin of sociale omgeving
van het pgb. Deze (inkomens)afhankelijkheid en het niet kunnen opvangen van verlies
van inkomen bij ziekte van de informele zorgverlener, tijdelijke opname van de hulpbehoevende
of bij beëindiging van het pgb of overlijden van de budgethouder, vormen bij alle
wetten risicofactoren voor de informele zorgverleners. Ik vind het belangrijk om nader
te onderzoeken tot welke problemen dit kan leiden.
In de bestuurlijke afspraken Zvw-pgb, zijn afspraken gemaakt om bij complexe zorgvragen
met hoge indicaties naast een informele zorgverlener een formele zorgverlener te betrekken.
De zorgverzekeraar krijgt de mogelijkheid om in het bewust keuze gesprek te verlangen
dat een deel van de zorg wordt geleverd door een formele zorgverlener. Deze afspraak
zal elk half jaar worden geëvalueerd door de bij de bestuurlijke afspraken betrokken
partijen.
5.1 Regelen borging kwaliteit via pilots
Ik wil samen met verstrekkers onderzoeken waar in de Wlz, Wmo 2015 en Jeugdwet er
daadwerkelijk problemen ontstaan met de kwaliteit van de zorg als er informele zorg
wordt geleverd. Per domein brengen we de mogelijkheden in kaart en ondernemen we op
basis daarvan verdere stappen. Zo wil ik bekijken of het wenselijk is vergelijkbare
bestuurlijk afspraken te maken als bij het Zvw-pgb. Om dat te toetsen wil ik pilots
inrichten bij een 15-tal gemeenten en een drietal zorgkantoren. In die pilots wordt
aan de hand van een vooraf opgestelde format beoordeeld of er problemen zijn, of het
nodig is om daar een professional mee te laten kijken en hoe dat dan georganiseerd
kan worden. Begin 2020 zijn de pilots gestart.
5.2 Onderzoek naar pgb als financiering voor informele zorg
Ik wil samen met betrokken partijen de problemen in kaart brengen die zich in de praktijk
kunnen voordoen bij financiering van informele zorg vanuit een pgb. Ik onderzoek daarbij
tevens tot wat voor soort situaties dit kan leiden. Bij dit onderzoek betrek ik de
inkomensafhankelijkheid en de combinatie informele en formele zorg. Ook dit onderzoek
voer ik uit bij alle domeinen en neem ik de wet- en regelgeving van het Ministerie
van SZW in ogenschouw. Ik bekijk, net als bij actie 5.1, de mogelijkheden om elementen
uit de diverse domeinen met elkaar in overeenstemming te brengen. Over de resultaten
van dit onderzoek en daarmee aanwezige problematiek wordt u in de tweede helft van
2019 geïnformeerd.
Oude AWBZ-budgethouders hebben nog het recht op het betalen van informele zorgverleners
tegen het formele tarief. Budgethouders vanaf 2014 moeten informele zorg tegen het
informele tarief bekostigen van 20 euro per uur (huidige Wlz-tarief). Deze situatie
zal ik blijven continueren.
6. Reduceren complexiteit en administratieve lasten
Het pgb is bedoeld voor budgethouders die zelf de regie willen houden op passende
zorg. Dit brengt met zich mee dat zij kunnen verantwoorden welke zorg zij krijgen
en daartoe een eigen administratie bijhouden. Veel budgethouders ervaren het pgb-beheer
als complex. Dit blijkt uit de klantcontacten van SVB en Per Saldo. Budgethouders
hebben te maken met een veelheid aan regels en verschillen tussen de onderscheiden
zorgdomeinen. Zij ervaren bijvoorbeeld de terugkerende herindicaties als een last.
Dat geldt ook voor veranderingen in de situatie van de budgethouder, waarbij veel
gegevens opnieuw moeten worden aangeleverd. Daarnaast kan een budgethouder worden
geconfronteerd met werkgeverstaken als deze een arbeidscontract heeft met zijn zorgverlener.
Op dit moment zijn bij de SVB 65.000 arbeidsovereenkomsten geregistreerd, waarbij
SVB de salarisadministratie van de budgethouder overneemt. Tot slot ervaren ouders
en scholen complexiteit rondom het inkopen van pgb-zorg die op school in onderwijstijd
kan worden geleverd vaak als last.
Ik onderken dat het complex kan zijn wanneer je als budgethouder bijvoorbeeld te maken
hebt met zorgverlening uit meerdere domeinen (betreft ca. 30.000 budgethouders), of
vanwege een veranderende situatie moet overgaan naar zorg uit een ander domein. Digitalisering
biedt kansen om te komen tot verminderen van complexiteit en verlaging van de administratieve
lasten en de ketenpartners zetten zich al enige tijd in voor het vereenvoudigen en
standaardiseren van processen. Dit proces gaat door met de komst van het nieuwe PGB2.0-systeem.
Met de onderstaande acties wil ik de complexiteit en administratieve lasten verminderen.
Voor de budgethouder en diens zorgaanbieder, maar ook voor verstrekkers en uitvoerders.
6.1 Organiseren schrapsessie pgb
Door administratieve lasten te verminderen, kan alle aandacht naar het regelen van
goede en benodigde zorg kan gaan. Ik wil onderzoeken wat de mogelijkheden daarvoor
zijn. Dit kan door kritisch naar het aanvraagproces van pgb en naar het pgb beheer
te kijken en waar mogelijk administratieve handelingen te schrappen of te versimpelen.
Daarbij dient er uiteraard wel een balans te worden gevonden met de benodigde verantwoording,
zodat het kunnen vaststellen van rechtmatigheid van met pgb geleverde zorg niet in
het geding zal komen.
Ik zal in het voorjaar 2019 drie schrapsessies organiseren, vergelijkbaar met die
in het kader van het programma (Ont)Regel de Zorg. Streven is rond het zomerreces
van 2019 resultaten te hebben van de schrapsessies en mogelijke vervolgstappen.
6.2 Gegevensuitwisseling mogelijk maken, geen onnodige en dubbele uitvragen
De administratieve lasten worden bij de budgethouder vooral hoog ervaren in situaties
waarbij men opnieuw alle gegevens moet overleggen. Voorbeelden hiervan zijn een verhuizing
naar een andere gemeente en een overgang van een 18-jarige budgethouder van de Jeugdwet
naar de Wmo 2015. Gegevensuitwisseling tussen de verschillende organisaties kan een
grote bijdrage leveren aan het verbeteren van deze processen en de interactie tussen
organisaties, waardoor administratieve lasten voor de budgethouder, diens zorgverlener
en de verstrekker zullen verminderen. Niet alleen in de keten, maar ook domeinoverstijgend.
De zorgvraag moet centraal staan, niet de financiering of het systeem. Gegevensuitwisseling
moet uiteraard wel zorgvuldig gebeuren en conform de AVG. Het is belangrijk om hierin
af te stemmen met de Autoriteit Persoonsgegevens.
Samen met de betrokken ketenpartijen ga ik in kaart brengen welke processen (van de
aanvraag voor zorg en ondersteuning met pgb bij de verstrekker tot uitbetaling aan
de zorgverlener bij SVB) het meest tot administratieve lasten leiden voor de budgethouder
en diens zorgverlener. Als deze procesanalyse er is (duur 3 à 4 maanden) verken ik
met de betrokken organisaties welke juridische en technische mogelijkheden er zijn
om de gegevensuitwisseling te verbeteren voor een aantal geprioriteerde processen
(duur 6 maanden). Streven is in het najaar van 2019 een rapport gereed te hebben met
reële mogelijkheden om gegevensuitwisseling te vergemakkelijken, inclusief inzicht
in de juridische mogelijkheden en de ICT- technische kansen14.
6.3 Stimuleren en toerusten van budgethouders om digitaal te gaan werken
Op dit moment doet het grootste deel (meer dan 60%) van alle budgethouders hun aanvraag
en het beheer van de pgb-administratie op papier. Met de komst van het toegankelijke
en gebruiksvriendelijke PGB2.0-systeem zal het digitaal beheren van het pgb voor de
budgethouder en diens zorgverlener(s) belangrijke voordelen opleveren. Er zijn in
dit portaal voor de budgethouder veel zaken geautomatiseerd en vooraf ingevuld. Daarnaast
is er altijd actueel inzicht in gegevens van de toekenning, zorgovereenkomsten en
declaraties. Het PGB2.0-systeem controleert ook meteen of declaraties juist zijn ingediend.
Dit voorkomt onnodige fouten of problemen.
De komende periode zal ik er, met de invoering van het nieuwe PGB2.0-systeem, op toe
zien dat verstrekkers en de SVB voorlichting geven aan budgethouders over het digitaal
werken met pgb. De verstrekkers kunnen zich desgewenst bij hun voorlichting laten
ondersteunen door belangenorganisaties. Bij deze voorlichting zullen de voordelen
van het digitaal werken bij zowel budgethouders als zorgverleners onder de aandacht
worden gebracht. De allereerste ervaringen met digitaal werken uit de pilot versie
015 zijn bemoedigend. Tweederde van de declaraties worden door budgethouders uit de pilot
al online ingediend.
Mijn streven is dat drie jaar na landelijke overgang naar het nieuwe PGB2.0-systeem,
60% van de budgethouders/vertegenwoordigers het PGB2.0-systeem gebruikt waarbij tenminste
90% van de zorgovereenkomsten en declaraties digitaal verwerkt worden. Om meer inzicht
te krijgen waarop de verstrekkers en de SVB dienen voor te lichten, start ik in het
1e kwartaal 2019 onderzoek naar beweegredenen waarom mensen op papier werken. Ook volg
ik door middel van periodieke rapportages het digitaal werken met pgb nauwgezet en
stuur vanaf de start landelijke invoering pgb 2.0-systeem op de gestelde doelen.
6.4 Onderzoek reikwijdte ondersteuning op werkgeverstaken en -verantwoordelijkheden
Als een budgethouder een arbeidscontract heeft met zijn zorgverlener, vloeien daar
vanwege het arbeidsrecht diverse werkgeverstaken uit voort. De SVB zorgt er bij de
Wlz, Wmo 2015 en Jeugdwet voor dat de budgethouder, als werkgever, aan de financiële
verplichtingen bij de arbeidsovereenkomsten voldoet en hiermee wordt de budgethouder
ontlast. Zo houdt de SVB belastingen en premies in en betaalt de zorgverlener netto
uit. De SVB verzorgt in die gevallen ook de salarisadministratie voor de budgethouder,
controleert op minimumloon en minimum vakantiebijslag. Ook verzorgt de SVB bij ziekte
van de zorgverlener de loondoorbetaling waar eventueel recht op is en betaalt op aanvraag
van de budgethouder, bij ontslag van de zorgverlener de transitievergoeding uit als
daar recht op is. Voor de Zvw is ondersteuning vanuit de SVB met salarisadministratie,
loondoorbetaling bij ziekte en collectieve verzekeringen een optie waarvoor de budgethouder
zelf kan kiezen.
Bij werkgeverstaken die te maken hebben met «goed werkgeverschap», zoals het bijhouden
van vakantieverlof, zwangerschaps- en bevallingsverlof en de re-integratieverplichting
bij ziekte, de verplichtingen uit de Arbeidstijdenwet, de veiligheid op het werk,
of het doen van functioneringsgesprekken is niet voorzien in een dienstverlening of
toezicht. Een budgethouder moet zich als werkgever houden aan de verplichtingen jegens
zijn zorgverlener (werknemer).
Alle werkgeverstaken die voortvloeien uit wet- en regelgeving worden in beeld gebracht.
Ik zal in het 1e kwartaal 2019 onderzoeken in hoeverre op de niet-financiële taken ook een ondersteuningstaak
door bijvoorbeeld de SVB of andere organisaties moet worden uitgevoerd. Ik zal ook
het Ministerie van SZW hierbij betrekken. In april 2019 ligt er een onderzoeksrapport.
6.5 Vereenvoudigen financiering zorg in onderwijstijd
Om ouders en scholen te ontzorgen, ga ik samen met mijn collega van Basis- en Voorgezet
Onderwijs en Media onder, in samenspraak met ketenpartijen, de financiering voor zorg
in onderwijstijd vereenvoudigen en de organisatorische rompslomp van zorg in onderwijstijd
verminderen. In het regeerakkoord is afgesproken te bezien hoe zorg in onderwijstijd
voor kinderen met complexe casuïstiek, waaronder kinderen met ernstig meervoudige
beperkingen, binnen een beperkt aantal onderwijsinstellingen direct uit middelen voor
zorg in onderwijstijd gefinancierd kan worden. U bent op 23 november 2018 separaat
geïnformeerd over de invulling van een passend maatregelenpakket. Een van de maatregelen
uit het pakket dat raakt aan het pgb is het vooraf duidelijk maken welk deel van de
(geïndiceerde) zorg (Wlz, Zvw, Jeugdhulp via zorg in natura of pgb) ingezet moet worden
tijdens onderwijstijd. Op deze wijze is voor alle partijen vooraf duidelijk welk budget
beschikbaar is voor zorg in onderwijstijd. De juridische, financiële en uitvoeringstechnische
consequenties worden komende tijd uitgezocht.
7. Frauduleuze zorgaanbieders en bemiddelingsbureaus
De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het inkopen van zorg of ondersteuning
van voldoende kwaliteit. Als blijkt dat de zorg kwalitatief onvoldoende is, kan een
budgethouder een zorgverlener ontslaan en andere zorg kan inkopen. Ook kan een budgethouder
er voor kiezen niet te betalen als hij niet de afgesproken zorg ontvangt. Dat hoort
bij goed pgb-beheer. Daarom vind ik het belangrijk dat het duidelijk is wat een budgethouder
moet kunnen en kennen voor goed pgb-beheer. Een rechtmatig pgb begint bij de aanvraag
van een pgb waar alle partijen hun rol goed kunnen invullen.
Iedere gemeente is verplicht om een toezichthouder Wmo aan te stellen. Ook dienen
gemeenten op grond van artikel 2.1.3 lid 4 van de Wmo 2015 in de verordening regels
opstellen over de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening
of een pgb. VWS heeft met de VNG afgesproken dat in 2019 het handhavingsbeleid op
orde is.
Ondanks maatregelen aan de voorkant kan het nooit uitgesloten worden dat er misbruik
of fraude met een pgb kan plaatsvinden. Zo is in de rapportage signalen zorgfraude
over 2017 van het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ) in 2017 een stijging te zien
van het aantal pgb signalen. Voor meer cijfers verwijs ik u naar het plan rechtmatige
zorg dat op 19 april jl. aan de Kamer is toegezonden.
Tabel 1: aantal pgb signalen per financieringsbron
Daarom presenteer ik een aantal maatregelen dat bedoeld is om het optreden van verstrekkers,
toezichthouders en handhavers te versterken in hun toezichthoudende en handhavingstaken.
Deze maatregelen zijn aanvullingen op de preventieve maatregelen zoals die genoemd
zijn in de overige thema’s.
7.1 Pakkans moet omhoog
Gezien de toename van het aantal meldingen over (vermoedens van) pgb-fraude, de toenemende
georganiseerdheid van fraudeurs, de complexiteit van zorgfraude en de verwachte toename
van meldingen omdat steeds meer gemeenten hun toezicht verbeteren en zich aansluiten
bij het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ), wil ik de capaciteit bij de Inspectie
SZW uitbreiden zodat zij meer zaken op kunnen pakken. De pakkans moet omhoog en fraude
moet bestraft worden.
Met de huidige opsporingscapaciteit van de Recherche Zorg bij de Inspectie SZW worden
12 tot 18 strafrechtelijke onderzoeken per jaar uitgevoerd binnen de zorg. De Inspectie
SZW richt zich daarbij op de grote en complexe fraudeconstructies. Ik wil dat de zaken
die naar aard en omvang wel degelijk een specifiek strafrechtelijke aanpak verdienen,
ook zo behandeld kunnen worden. Daarom zal ik met ingang van 2019 de opsporings- en
vervolgingscapaciteit van de Inspectie SZW uitbreiden met ca 20 fte. Daarnaast kan
de Inspectie SZW met de extra capaciteit en de onderzoeksgegevens, na machtiging van
de Officier van Justitie, gemeenten vanaf 2020 nog meer ondersteunen bij hun handhavend
optreden. Dit zal gemeenten niet alleen beter in positie brengen als toezichthouder
op de rechtmatigheid van zorg, maar de samenwerking van de gehele keten in de aanpak
van zorgfraude versterken.
7.2 Versterken gemeenten bij fraudeaanpak
Naast de budgethouder of de vertegenwoordiger heeft ook de verstrekker een belangrijke
rol om frauduleuze zorgaanbieders en bemiddelingsbureaus tegen te gaan. De verstrekker
heeft een aantal mogelijkheden om in te grijpen, zoals bij het zorginhoudelijk goedkeuren
van de zorgovereenkomst, bij het uitvoeren van controles (bijvoorbeeld bij herziening
van het pgb of evaluatie daarvan) of op basis van informatie van andere organisaties.
In overleg met verstrekkers ga ik na wat zij nodig hebben om in te grijpen en om geld
dat niet aan zorg is besteed terug te vorderen. Daarbij betrek ik de Inspectie SZW
die kennis over opsporing en handhaving met gemeenten kan delen. Ook zal de Inspectie
SZW meer zaken na machtiging door de Officier van Justitie die niet geschikt zijn
voor strafrechtelijke afdoening met gemeenten gaan delen. De verwachting is dat door
het delen van meer informatie meer gemeenten tot actie zullen overgaan om fouten en
fraude in de zorg te bestrijden, wat zal leiden tot meer fraudemeldingen bij de Inspectie
SZW. Deze actie zal in het tweede kwartaal van 2019 gereed zijn.
7.3 Voorkomen en bestrijden van frauduleuze bemiddelingsbureaus
Bemiddelingsbureaus kunnen budgethouders op weg helpen als zij dat zelf niet goed
kunnen. Helaas zitten er rotte appels tussen de bemiddelingsbureaus. Het is belangrijk
dat een budgethouder het kaf van het koren kan scheiden. Daarom ga ik meer inzetten
op voorlichting van budgethouders. Maar dat is niet voldoende. Zeker in die gevallen
waar een budgethouder onvoldoende vaardig is en om te tuin te leiden is, is meer nodig.
Ik kijk momenteel samen met betrokken organisaties hoe we frauduleuze bemiddelingsbureaus
kunnen voorkomen en bestrijden. Het resultaat van deze actie is in maart 2019 gereed.
7.4 Pilot data-analyse pgb om gemeenten inzicht te geven in risico’s pgb
Om gemeenten inzicht te geven in risicovolle – vaak ook gemeente overstijgend- situaties,
heeft de SVB een scan ontwikkeld die gemeenten inzicht geeft in 25 mogelijke risico’s
op misbruik en oneigenlijk gebruik van het pgb. Daarnaast maakt de scan risico’s zichtbaar
die aanleiding kunnen zijn voor nader onderzoek naar misbruik en oneigenlijk gebruik.
In het voorjaar van 2019 start ik samen met de SVB en gemeenten een pilot voor het
gebruik van deze scan. Doel van de scan is om gemeenten in staat te stellen mogelijk
misbruik en oneigenlijk gebruik van pgb’s te voorkomen en te bestrijden. De scan zal
via het ondersteuningsprogramma van het VNG-Kenniscentrum handhaving en naleving in
2019 bij gemeenten worden geïmplementeerd. Het ondersteuningsprogramma heeft twee
belangrijke pijlers: bestuurlijke verantwoordelijkheid en erkenning. Rechtmatige zorg
en bestrijden van fouten en fraude dient op de agenda van het college van B&W te staan.
7.5 Zorg dragen voor wettelijke grondslag domeinoverstijgende gegevensdeling
In de zorg en bij ondersteuning wordt er gewerkt met gevoelige informatie. Ketenpartners
gaan daar uiteraard zeer prudent mee om. Om effectief fouten en fraude te kunnen bestrijden,
is het echter noodzakelijk om informatie te kunnen delen. Op het moment dat er sprake
is van een frauduleuze zorgaanbieder zijn er vaak nog onvoldoende signalen in de zin
dat de zaak nog niet voldoende in zich heeft om door het OM of de Inspectie SZW strafrechtelijk
opgepakt te worden. Nog niet alle informatie wordt gedeeld en kan/ mag worden gedeeld
tussen partijen. Het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg voorziet in een basis voor de nieuwe stichting Informatie Knooppunt Zorgfraude en
een waarschuwingsregister, die het uitwisselen van informatie met partijen in het
zorgdomein16 mogelijk moeten maken. Ik wil samen met de betrokken IKZ-organisaties begin 2019
in kaart brengen welke vraagstukken rondom domeinoverstijgende gegevensuitwisseling
nog resteren. Indien nodig zal ik zorg dragen voor een wettelijke grondslag voor de
gegevensuitwisseling.
Stand van zaken vernieuwd experiment integraal pgb en experimenten persoonsvolgende
zorg en bekostiging
Ik heb u op 8 december 201717 en tijdens het AO van 28 maart 2018 geïnformeerd over mijn voornemen om een doorstart
te maken met het experiment integraal budget. In deze brief heb ik aangegeven dat
het mijn ambitie is om een experiment te starten met meer gemeenten, meer deelnemers
en een inhoudelijk bredere scope. Daarnaast heeft uw Kamer een motie18 aangenomen waarin de regering wordt gevraagd de mogelijkheid tot gezinsarrangementen
te onderzoeken. Ik geef invulling aan deze motie met dit traject aangezien gemeenten
onder andere de mogelijkheid krijgen om in deze pilot te experimenteren met gezinspgb’s.
Hieronder informeer ik u over het doel van het vernieuwde experiment en het beoogde
tijdpad. Het experiment kent een looptijd van twee jaar.
Ik vind het belangrijk om niet enkel te experimenteren met integraal pgb, maar tegelijkertijd
ook experimenten te starten met integrale arrangementen in natura. Mensen die passende
zorg en ondersteuning nodig hebben, moeten immers de keuze kunnen maken om deze in
natura te krijgen en zich niet gedwongen voelen om een pgb aan te vragen. Het nieuwe
experiment bestaat dan ook uit twee deelexperimenten per gemeente. Een experiment
het met instrument integraal pgb en een experiment met integrale arrangementen in
natura. Het experiment heeft als doel om te bepalen of het instrument integraal pgb
moet worden verankerd in wet- en regelgeving, of en op welke onderdelen het ontwikkelen
van integrale arrangementen kan worden verbeterd. Het dient voorts inzicht te geven
in welke wijze integrale arrangementen in natura een beter alternatief kunnen worden
voor het pgb.
Gedurende de looptijd van het experiment wordt per gemeente en per deelexperiment
onderzocht of sprake is van een beter hulpaanbod voor de hulpvrager(s), sprake is
van een efficiëntere inzet van publieke middelen en in hoeverre sprake is van ervaren
administratieve lasten. Momenteel ben ik bezig met de aanbesteding van het evaluatieonderzoek.
Uw Kamer wordt geïnformeerd over de tussenresultaten (de 1-meting) in het voorjaar
van 2020 en de uitkomsten van het experiment in het voorjaar van 2021 (eindrapport).
Gedurende het experiment wordt ook gekeken hoe de rechtmatigheid van de zorg, met
name de verantwoording van de geleverde zorg en de controle daarop, kan worden geborgd.
Ook zal ik onderzoeken welke nieuwe frauderisico’s een integraal pgb met zich meebrengt.
Hierbij zal ik de handhavende partijen betrekken. Met de uitvoering van dit experiment
geef ik gehoor aan de zorgen die zijn geuit in onderzoeksrapporten van het SCP (evaluatie
HLZ) en de Nationale ombudsman, die onlangs zijn gepubliceerd.
De colleges van B&W van Alphen aan de Rijn, Dalfsen, Den Haag, Leiden, Nieuwegein,
Meppel, Roermond en Rotterdam hebben mij laten weten deel te nemen aan het experiment.
Daarnaast krijgen zorgkantoren en zorgverzekeraars een centralere rol in het experiment.
In overleg tussen VWS, VNG, ZN, Per Saldo, gemeenten, zorgkantoren en zorgverzekeraars
wordt deze gedeelde regierol verder uitgewerkt. Het streven is dat de lokale experimenten
starten op 1 januari 2019. Hierbij geldt het criterium dat de uitvoering startklaar
moet zijn. Als dit niet het geval is, wordt in overleg een alternatieve startdatum
bepaald. Ik ondersteun deze gemeenten, de betrokken zorgkantoren en zorgverzekeraars
bij de uitvoering van het experiment.
In de afgelopen periode heb ik in overleg met de Minister voor Basis- en Voorgezet
Onderwijs en Media, de Staatssecretaris van SZW, VNG, gemeenten, ZN, zorgkantoren,
zorgverzekeraars, de SVB, Per Saldo, het CIZ, UWV en het bestuur van de onderwijszorgconsulenten
(SOSO) invulling gegeven aan het nieuwe experiment. Op basis van dit overleg is een
nieuwe AMvB opgesteld die regelt dat de deelnemende gemeenten kunnen experimenteren
met het instrument integraal pgb. Deze AMvB is inmiddels in consultatie. Om de uitvoering
te faciliteren maak ik afspraken met genoemde partijen die worden vastgelegd in een
uitvoeringsconvenant. In dit convenant worden enerzijds de voorschriften uit de AMvB
nader geconcretiseerd en anderzijds afspraken gemaakt die niet binnen de reikwijdte
van de AMvB vallen. Een voorbeeld in dit convenant is de afspraak met het onderwijsdomein.
De bekostiging van onderwijsmiddelen is geen onderdeel van het integraal pgb. Wel
is namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media desgewenst technische
bijstand en inzet van onderwijszorgconsulenten beschikbaar om de aansluiting met het
onderwijs te ondersteunen.
Ook ben ik bezig om de governance van het experiment in te richten. Een stuurgroep
bestaande uit VWS (voorzitter), VNG, ZN, de SVB en Per Saldo bewaakt de voortgang.
Onder deze stuurgroep wordt een organisatiestructuur ingericht die gemeenten, zorgkantoren
en zorgverzekeraars ondersteunt en waar de mogelijkheid tot escalatie is gewaarborgd.
Gemeenten richten op lokaal niveau een eigen projectorganisatie in. Met de gekozen
inhoudelijke scope, de verbreding van het aantal deelnemers, de betrokkenheid van
partners en de ondersteuningsstructuur zijn de randvoorwaarden ingevuld om het experiment
uit te voeren.
In de Wlz zijn experimenten gaande om persoonsvolgende bekostiging te verbinden met
zorg in natura, zoals genoemd in het regeerakkoord.
Ten eerste wordt door een aantal instellingen binnen het project van Waardigheid en
Trots geëxperimenteerd met persoonsvolgende bekostiging in de instelling. Kern daarvan
is dat (een deel van) het budget, op basis van het bij de indicatie door het CIZ bepaalde
profiel, (virtueel) aan de cliënt beschikbaar wordt gesteld, waarmee hij/zij vervolgens
zelf zorg kan inkopen.
Ten tweede is een experiment Persoonsvolgende zorg gaande in Rotterdam en Zuid-Limburg
gericht op drie pijlers19:
1. het versterken van de positie van de cliënt in het keuzeproces,
2. het vergroten van de keuzemogelijkheden en keuzevrijheid door een gedifferentieerd
aanbod in de regio, en
3. persoonsvolgende zorg en bekostiging binnen een intramurale instelling.
Beide type experimenten worden begin 2019 geëvalueerd, waarna ik u in het voorjaar
van 2019 over de uitkomsten zal informeren. Naar aanleiding van de evaluaties zal
worden gekeken naar eventuele vervolgstappen die op basis van de uitkomsten van de
experimenten overwogen kunnen worden.
Alle genoemde maatregelen en onderzoeken in deze Agenda pgb dragen bij aan de toekomstbestendigheid
van het pgb. Daarbij bescherm ik de kwetsbare mensen tegen een mogelijk verkeerd gebruik
van het pgb. Samen met betrokken partijen zal ik u periodiek informeren over de voortgang
van de acties. Medio 2019 ontvangt u een eerste voortgangsrapportage.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport