Brief regering : Reactie op het verzoek van het lid Buitenweg, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 26 september 2018, over het bericht dat tabaksfabrikant Philip Morris terrorismeonderzoek sponsort om beleid tegen sigarettensmokkel te stimuleren
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 638 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 december 2018
Op 26 september jl. is in NRC Next het bericht verschenen dat sigarettenfabrikant
Philip Morris terrorismeonderzoek sponsort om beleid tegen sigarettensmokkel te stimuleren.
Uit het artikel in NRC Next komt naar voren dat voornoemde sigarettenfabrikant door
het betrekken van terrorisme bij het probleem van de illegale handel in sigaretten,
en het sponsoren van wetenschappelijke onderzoeken naar het vermeende verband tussen
terrorisme en criminaliteit, regeringen zou stimuleren de illegale handel van sigaretten
tegen te gaan.
Naar aanleiding van deze berichtgeving heeft het lid Buitenweg (Groen Links) tijdens
de regeling van werkzaamheden van 26 september jl. verzocht om een brief, waarin wordt
ingegaan op zowel de invloed van sigarettenfabrikanten op het bepalen van prioriteiten
van de opsporing, als de mogelijke beïnvloeding van beleid middels sponsoring van
wetenschappelijk onderzoek (Handelingen II 2018/19, nr. 5, item 4). Naar aanleiding hiervan bericht ik uw Kamer als volgt.
Invloed op bepalen prioriteiten in de opsporing
Bij publiek-private samenwerking is het van belang dat de verhouding tussen publieke
en private financiering in balans blijft. Mogelijke risico’s aangaande beïnvloeding
van opsporingsprioriteiten dienen absoluut te worden voorkomen. Externe financiering
van opsporingsinstanties acht ik derhalve onwenselijk. De politie wordt dan ook niet
gefinancierd door externe partijen maar vanuit de begroting van het Ministerie van
Justitie en Veiligheid en externe partijen bepalen niet de opsporingsprioriteiten.
Ten aanzien van Interpol, heb ik u eerder al gemeld (Kamerstuk 29 628, nr. 773) dat deze organisatie de afgelopen jaren voorzorgsmaatregelen heeft genomen om (potentiële)
bijdragen uit de particuliere sector op de juiste wijze te beoordelen en beheren.
Sinds november 2015 accepteert Interpol in geen enkel geval donaties van de tabaks-,
wapen-, alcohol, seks- en gokindustrie1.
Invloed op beleid door sponsoring van wetenschappelijk onderzoek
Aan het sponsoren van wetenschappelijke onderzoeken door commerciële partijen zijn
eveneens risico’s verbonden. Zo kan sponsoring de wetenschappelijke onafhankelijkheid
ondermijnen. Echter, het verbieden van sponsoring van wetenschappelijke onderzoeken
door commerciële partijen is niet wenselijk. Zonder externe financiering zouden sommige
wetenschappelijke onderzoeken immers niet kunnen worden uitgevoerd. Het is evenwel
aan onderzoekers om zelf transparant te zijn over deze financieringsstromen en zorg
te dragen voor harde garanties aangaande het kunnen uitvoeren van onafhankelijk onderzoek.
Door de Verenging van Universiteiten (VSNU) zijn hierover gedragscodes en richtlijnen
opgesteld. In de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening hebben universiteiten
bijvoorbeeld afgesproken dat als onderzoekers een onderzoek in opdracht van een bedrijf
doen, zij dit nog steeds onafhankelijk kunnen uitvoeren. Bovendien, als er sprake
is van een contractonderzoek, dan zijn daar veelal juristen en experts vanuit een
Knowledge Transfer Office bij betrokken.
Dit zijn experts in dienst van de universiteit die onderzoekers helpen bij het overdragen
van kennis uit hun onderzoek. Zij doen dit op basis van opgestelde principes voor
publiek-private samenwerking. Daarnaast is de recent vernieuwde Gedragscode Wetenschappelijke
Integriteit (2018) voor alle onderzoekers bindend. Uiteraard is het aansluitend ook
aan beleidsmakers om scherp te blijven ten aanzien van benutting van conclusies en aanbevelingen
uit wetenschappelijk onderzoek bij de vorming van beleid.
Relatie terrorisme en criminaliteit
In mijn brief van 29 juni 20182 heb ik aangegeven dat er relaties kunnen bestaan tussen terroristen en criminelen.
Daarbij verwees ik naar het onderzoek van Peter R. Neumann en Rajan Basra over het
verband tussen criminaliteit en terrorisme3. Uit dit onderzoek blijkt dat er weinig bewijs lijkt te zijn voor een institutioneel
verband tussen (georganiseerde) criminaliteit en terrorisme, maar het veeleer om ad
hoc relaties tussen individuele terroristen en criminelen gaat.
Dit wordt bevestigd door een recent onderzoek uitgevoerd in opdracht van Politie en
Wetenschap4. Conclusie van dit onderzoek is dat ongeveer tweederde van de verdachten van een
terroristisch misdrijf in Nederland eerder in aanraking is geweest met de politie,
maar van betrokkenheid bij ernstige of georganiseerde bleek nauwelijks sprake.
Op basis van bovenstaande concludeer ik dat er geen grond is om aan te nemen dat sigarettenfabrikanten
door middel van financiering invloed uit oefenen op het bepalen van prioriteiten in
de opsporing of de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek naar terrorisme.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid