Brief regering : Advies van de korpschef ten aanzien van het stroomstootwapen
29 628 Politie
Nr. 823
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 november 2018
Op 1 juni 2018 heb ik u het eindrapport van de Politieacademie met betrekking tot
                  de evaluatie van de pilot stroomstootwapens, toegezonden (bijlage bij Kamerstuk 29 628, nr. 779). In mijn begeleidende brief heb ik uw Kamer laten weten het advies van de korpschef
                  af te wachten. Nu ik dit advies heb ontvangen, kan ik uw Kamer nader berichten over
                  de vervolgstappen die ik ga nemen.
               
Advies van de korpschef
De korpschef heeft bij mij aangegeven dat de politie een meerwaarde ziet in het stroomstootwapen.
                  Het korps vindt dat het gebruik van het stroomstootwapen in de vorm van (het dreigen
                  met) het afvuren van de elektrisch geleidende projectielen bijdraagt aan een veiliger
                  en effectiever politieoptreden. De korpschef stelt daarom voor dit geweldsmiddel op
                  te nemen als onderdeel van de bewapeningsmiddelen waarover de politie kan beschikken.
                  Daarbij wordt eraan gedacht dit middel beschikbaar te stellen aan die agenten die
                  als eerste bij een incident ter plaatse zijn, de zogenoemde «first-responders». Uit
                  de evaluatie komt naar voren dat een sterk punt van het stroomstootwapen het de-escalerende
                  effect op een situatie is. Enkel de dreiging die er al vanuit gaat, is in veel gevallen
                  voldoende voor het afwenden van direct gevaar en/of een succesvolle aanhouding. Deze
                  effectiviteit heeft, zo is uit de evaluatie gebleken, ook een positief effect op het
                  vertrouwen waarmee politieagenten vaak dreigende situaties tegemoet treden. Om die
                  reden is de politie van mening dat het wenselijk is dat het stroomstootwapen ook beschikbaar
                  wordt gesteld binnen de basispolitiezorg.
               
Voorbereiding besluit
Het is ook mijn overtuiging dat het stroomstootwapen een toegevoegde waarde voor de
                  politie heeft en een belangrijke bijdrage kan leveren aan het onder controle te brengen
                  van situaties met minder geweld en letsel dan wellicht anders het geval zou zijn geweest.
                  Met inachtneming van nog nader uit te zoeken vraagstukken zal ik in de komende maanden
                  mijn besluit over de invoering hiervan voorbereiden. Ik heb de korpschef gevraagd
                  de invoering van dit wapensysteem verder voor te bereiden, in het bijzonder de voorgestelde
                  implementatiestrategie nader uit te werken. Het besluit om zo’n middel bij de politie
                  in te voeren, dient zorgvuldig te worden genomen en vergt ook dat ik mij er aanvullend
                  van vergewis dat hiervoor voldoende draagvlak bestaat bij het gezag, de vakbeweging
                  en in de maatschappij.
               
Dergelijk draagvlak is mede afhankelijk van de proportionaliteit en subsidiariteit
                  van het middel en het gebruik er van. In uw Kamer en bij maatschappelijke groeperingen
                  leven er op meerdere fronten nog zorgen over enkele aspecten van het stroomstootwapen.
                  Deze gaan over training en opleiding, gebruik van de schokmodus, gezondheidseffecten,
                  inzet in de GGZ of de proportionaliteit in andere omstandigheden.
               
Ten aanzien van een aantal zorgen die eerder door uw Kamer zijn geuit, is al meer
                  helderheid te geven. De korpschef geeft in zijn advies aan dat ten opzichte van de
                  pilot de opleiding en trainingen verbeterd en uitgebreid zullen worden.
               
Uit de pilot bleek dat er striktere juridische en technische regulering nodig is ten
                  aanzien van de inzet van het stroomstootwapen. Ook in het debat met uw Kamer hebben
                  we hier over gesproken. De korpschef zal bij de verdere voorbereiding van de implementatie
                  bezien of het stroomstootwapen technisch, of functioneel aangepast kan worden om ondoelmatig
                  gebruik tegen te gaan.
               
Ook wordt in het concept van de nieuwe ambtsinstructie, die in het kader van de stelsel
                  herziening geweldsaanwending wordt opgesteld, de inzet van het stroomstootwapen strikter
                  gereguleerd. Ik hecht er aan om op te merken dat deze ambtsinstructie nu nog slechts
                  ziet op de inzet van het stroomstootwapen in de arrestatie en ondersteuning teams
                  (AOT). Het stroomstootwapen is op dit moment immers slechts beschikbaar voor deze
                  gespecialiseerde politieeenheden. Dat wordt anders zodra ik een besluit tot bredere
                  invoering heb genomen en dat besluit na overleg met uw Kamer definitief is geworden.
               
In de ambtsinstructie zal worden geregeld dat de schokmodus slechts ter afwending
                  van direct gevaar voor het leven van personen of voor het ontstaan van zwaar lichamelijk
                  letsel mag worden ingezet – de zogenoemde noodweerbepaling. Voorts wordt toegelicht
                  dat inzet ten behoeve van medicijninname, of tegen verdachten die reeds geboeid of
                  anderszins onder controle zijn bijvoorbeeld in gesloten ruimtes waar ze geen gevaar
                  vormen, niet onder het proportionaliteits- en subsidiariteitsvereiste valt. Doel van
                  de stelselherziening geweldsaanwending is verder dat na gebruik van het geweldmiddel
                  beter evaluerende feedback wordt gegeven aan de betrokken politieambtenaar en reflectie
                  op het gebruik plaats heeft, dit geldt uiteraard ook voor het gebruik van het stroomstootwapen.
                  Hierdoor kan bijsturing plaatsvinden voor wat betreft de eventuele toekomstige aanwending
                  van het geweldmiddel.
               
Mede naar aanleiding van eerdere gedachtewisselingen in uw Kamer over dit onderwerp
                  constateer ik dat er nog een aantal zaken zijn die nader uitgezocht moeten worden
                  alvorens ik een besluit kan nemen. Er wordt nog nader gekeken naar wat er wetenschappelijk
                  bekend is over mogelijke gezondheidseffecten van deze middelen. Daarnaast zal er nog
                  overleg plaatsvinden met de GGZ-sector over een nadere operationele afstemming naar
                  de situaties waarin en de condities waaronder bij eventueel noodzakelijke politie-inzet,
                  dit nieuwe middel tot toepassing kan komen.
               
Ook ten aanzien van eventuele implementatie zijn er nog de nodige vraagstukken die
                  moeten worden uitgewerkt. De korpschef zal, zoals gezegd de verdere implementatie
                  voorbereiden zodat ik bij het komende besluit over de ingebruikname van dit middel
                  ook de oplossingen voor de nog resterende vraagstukken van inzet, toepassing, training
                  en bekostiging kan betrekken.
               
Het hiervoor beschreven proces zal nog enkele maanden in beslag nemen. Ik zal daarna
                  een voorgenomen standpunt aan uw Kamer kenbaar maken.
               
Tot slot, in de pilotfase die 1 februari aanstaande afloopt zijn vier team uitgerust
                  met het stroomstootwapen. Het heeft meerwaarde om, voor de drie teams waarvan de korpschef
                  voorstelt dat deze het stroomstootwapen ook in de definitief zouden krijgen, de pilot
                  te verlengen. Op deze wijze kunnen de bovenstaande verbeteringen al in de praktijk
                  worden beproefd en hun werking worden geanalyseerd. Na overleg met het betreffende
                  gezag zal ik daarmee instemmen.
               
De Minister van Justitie en Veiligheid,
                  F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid