Brief regering : Advies gezondheidsraad "Gevaarlijke stoffen in een circulaire economie"
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 75 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 november 2018
Hierbij ontvangt u het advies «Gevaarlijke stoffen in een circulaire economie» van
de Gezondheidsraad1. De Gezondheidsraad neemt het belangrijke probleem onder de loep van gerecycled materiaal
dat stoffen bevat die in het eerdere leven van dat materiaal functioneel waren, maar
in de nieuwe toepassing (na recycling) schadelijk voor de gezondheid kunnen zijn.
Beleidskader
Binnen een circulaire economie worden materialen zo lang en zo hoogwaardig mogelijk
in het economisch verkeer gehouden op een wijze die verantwoord is vanuit het oogpunt
van milieu en volksgezondheid. Er is wetgeving om onverantwoorde recycling te voorkomen.
Die moet goed nageleefd worden. De Kaderrichtlijn afvalstoffen bepaalt dat gerecycled
materiaal beoordeeld moet worden op de einde-afval status voordat het op de markt
wordt gebracht. Als voorwaarde voor de einde-afval status stelt de Kaderrichtlijn
onder meer dat het materiaal moet voldoen aan alle toepasselijke wetgeving en dat
het beoogde gebruik niet nadelig is voor het milieu of de menselijke gezondheid.
Regelgeving
De wetgeving waaraan gerecycled materiaal moet voldoen betreft onder meer REACH. Onder
deze verordening kunnen giftige stoffen die onacceptabele risico’s opleveren, de zogeheten
zeer zorgwekkende stoffen, verboden worden of aan beperkingen gebonden worden. Voorts
kan specifieke productwetgeving (voor elektrisch apparaten, voedselcontactmaterialen,
speelgoed, mest, etc.) stoffen die in betreffende producten risico opleveren aan een
maximaal toegestaan gehalte verbinden.
Sommige productgroepen zijn echter nog onvoldoende gereguleerd ten aanzien van zorgwekkende
stoffen die aanwezig kunnen zijn wanneer de producten van gerecycled materiaal gemaakt
worden, zoals de Gezondheidsraad signaleert. Het vangnet voor zulke nog niet door
productwetgeving gedekte risico’s is de genoemde voorwaarde voor de einde-afval status
dat gerecycled materiaal bij het beoogde gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor
mens en milieu.
Bevindingen Gezondheidsraad en beleidsreactie
De casussen die de Gezondheidsraad aanhaalt van gerecycled materiaal dat gezondheidsrisico’s
opleverde laten zien dat de einde-afval beoordeling niet altijd goed wordt uitgevoerd.
In het Derde Landelijk afvalbeheerplan (LAP3) en de onlangs gepubliceerde Leidraad
Afvalstof of product ben ik met richtsnoeren gekomen voor deze beoordeling. Rijkswaterstaat
draagt de te volgen werkwijze uit richting omgevingsdiensten en bedrijven, met informatiebijeenkomsten
en, op aanvraag, beoordeling van specifieke recyclingproducten (rechtsoordelen).
LAP3 gaat ook in op de beoordeling of gerecycled materiaal voldoet aan de einde-afval
voorwaarde dat het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor mens en milieu. Mijn
inzet is om tot een Europees-breed gehanteerd afwegingskader te komen dat per geval
bepaalt welke opties er zijn voor een materiaal met een zeer zorgwekkende stof (recyclen,
verbranden, storten), hoe die opties scoren qua veiligheid en uitvoerbaarheid en welke
optie over het geheel genomen het beste scoort. Recyclen betekent de zeer zorgwekkende
stoffen langer in de kringloop houden, niet recyclen betekent verlies van materiaal
en milieubelasting door verbranding en door productie van nieuw materiaal. Zo’n afwegingskader
kan als uitkomst hebben dat recycling onder voorwaarden wordt toegestaan, maar niet
voor specifieke kritische toepassingen, zoals in speelgoed en voedselcontactmaterialen.
Oftewel het gerecycled materiaal alleen toepassen in producten die een verwaarloosbaar
risico opleveren op onacceptabele blootstelling van mens en milieu aan de giftige
stof. Het RIVM werkt aan concretisering van het afwegingskader en adviseert daarover
zowel mijn ministerie als de Europese Commissie. Uitgaande van het RIVM-werk stelt
Rijkswaterstaat een handreiking voor vergunningverleners en bedrijven op, als uitwerking
van het beleidskader in LAP3.
De Gezondheidsraad wijst ook op het gebrek aan kennis over giftige stoffen die in
producten aanwezig zijn (al dan niet bewust toegevoegd om materialen een bepaalde
eigenschap te geven). Daardoor kan het zeer lastig zijn om gerecycled materiaal op
risico’s (en daarmee de einde-afval status) te beoordelen. Ik zet actief in op het
vullen van deze kennisleemte. In dit kader heeft het RIVM een rapport uitgebracht
in 2017 en SGS Intron in 2018.2, 3 De herziene Kaderrichtlijn afvalstoffen draagt nu het Europese agentschap ECHA op
informatie over zeer zorgwekkende stoffen in producten in een database te verzamelen
die toegankelijk is voor recyclers. In het overleg hierover met lidstaten en stakeholders
brengt mijn ministerie expertise in vanuit het afvalbeleid en het stoffenbeleid.
Conclusie
De ontwikkeling van de circulaire economie is gericht op maximale recycling, maar
vraagt ook aandacht voor milieu en gezondheidsaspecten. Uiteindelijk biedt de circulaire
economie juist kansen om naar een gezondere economie te gaan. De Gezondheidsraad doet
een aantal aanbevelingen om deze belofte te realiseren, die ik volledig kan onderschrijven.
Waar mogelijk moeten zeer zorgwekkende stoffen in nieuwe producten vermeden worden.
Als zulke stoffen echter onmisbaar zijn voor specifieke functies of eigenschappen
van producten, is de opgave ervoor te zorgen dat de producten aan het einde van hun
gebruiksfase uitsluitend een route volgen naar milieuverantwoorde recycling. In dit
verband zie ik chemische recycling als een belangrijke ontwikkeling, omdat afvalmateriaal
met gevaarlijke stoffen daarmee kan worden omgezet in zuivere grondstoffen, waarbij
de giftige stoffen verwijderd of vernietigd worden.
Terecht merkt de Gezondheidsraad op dat nog niet is uitgekristalliseerd hoe de circulaire
economie er op termijn uit zal zien. Nieuwe ontwikkelingen kunnen onverwachte oplossingen
bieden. De aanbevelingen van de Gezondheidsraad zie ik als steun voor mijn inzet in
de uitvoering van de Transitieagenda’s van het Rijksbrede programma circulaire economie.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat