Brief regering : Profileringsfonds hoger onderwijs
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 665
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2018
Het profileringsfonds in het hoger onderwijs is er voor studenten die wegens bijzondere
omstandigheden studievertraging hebben opgelopen of naar verwachting op zullen lopen.
Elke bekostigde hogeronderwijsinstelling dient voorzieningen voor financiële ondersteuning
te treffen voor deze groep studenten in de vorm van het profileringsfonds.
In deze brief doe ik verslag van een aantal ontwikkelingen met betrekking tot het
profileringsfonds. Zo ga ik na een korte introductie van het fonds in op het onderzoek
van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie) over «studenten met een
functiebeperking in het hoger onderwijs en de toegang tot het profileringsfonds, nu
en in de nabije toekomst.»1 In dit verband reageer ik ook op de moties van de leden Tielen en Bruins2 en van het lid Van der Molen3 over de bekendheid van en de toegang tot het profileringsfonds. Verder licht ik toe
dat de regering investeert in het profileringsfonds om zo meer kwetsbare studenten
te kunnen ondersteunen. Tot slot ga ik in de monitor profileringsfonds in op de aard
en omvang van de bestedingen uit het fonds zoals toegezegd in de brief profileringsfonds
en studievoorschot aan hoger onderwijs instellingen in 2016.4
Het profileringsfonds
De regering hecht grote waarde aan het profileringsfonds. Studenten moeten in de gelegenheid
zijn hun studie naar behoren te kunnen volgen zonder dat bijzondere omstandigheden
daar (financiële) drempels in opwerpen. Daarom is in het regeerakkoord ook een intensivering
van het profileringsfonds opgenomen waar ik later in deze brief op in zal gaan.
In de wet zijn de bijzondere omstandigheden vastgelegd op grond waarvan bij een instelling
ingeschreven studenten met een studievertraging in aanmerking kunnen komen voor financiële
ondersteuning.
Studenten die aanspraak kunnen maken op het fonds zijn in drie categorieën te onderscheiden:
1. Studenten in overmachtssituaties zoals ziekte, functiebeperking, zwangerschap, bijzondere
familieomstandigheden, mantelzorgers of een niet-studeerbare opleiding.
2. Studenten in de medezeggenschap of bestuursleden van door de instelling erkende studie-
of studentenverenigingen.
3. De overige categorie waarmee de instelling zich kan profileren: studenten die een
bijzondere prestatie leveren op het gebied van sport of cultuur, of financiële ondersteuning
aan niet-EER studenten, uitgaande beurzen of andere gevallen.
Instellingen zijn verplicht om voor de categorieën 1 en 2 financiële voorzieningen
te treffen. Studenten die vallen onder categorie 3 mogen door instellingen uit het
profileringsfonds worden ondersteund, instellingen kunnen hier eigen profilerende
keuzes in maken. Indien een student niet valt in bovengenoemde categorieën, dan is
het een instelling niet toegestaan financiële middelen aan hem toe te kennen.
Het profileringsfonds op hogeronderwijsinstellingen
Het instellingsbeleid ten aanzien van het profileringsfonds over bijvoorbeeld de aanvraag,
de duur en de hoogte van de ondersteuning dient de instelling zelf vast te leggen
in een regeling profileringsfonds. Dit geeft de instelling ruimte voor eigen invulling
en het bieden van maatwerk. De medezeggenschap heeft instemmingsrecht op deze regeling
profileringsfonds.
Aanbevelingen uit het onderzoek van de inspectie
De inspectie heeft onderzoek gedaan naar de toegang van studenten met een functiebeperking
tot het profileringsfonds. De inspectie stelt terecht dat het gaat om een niet representatief
onderzoek dat geen algemeen dekkend beeld geeft. Dat neemt niet weg dat het onderzoek
waardevolle inzichten bevat. De inspectie doet naar aanleiding van haar onderzoek
drie aanbevelingen gericht aan zowel het veld als aan de Minister. Hieronder ga ik
op de afzonderlijke aanbevelingen in.
Aanbeveling 1: De voorlichting van de instellingen aan de studenten met een functiebeperking
dient te worden verbeterd.
De inspectie concludeert in haar onderzoek dat studenten met een functiebeperking
niet of nauwelijks op de hoogte zijn van het profileringsfonds. Daarnaast wordt geconcludeerd
dat informatie over het profileringsfonds vaak lastig te vinden is op websites van
instellingen en de informatie vaak onbekend is bij studieadviseurs. De bevindingen
van de inspectie sluiten aan bij de bevinding in de Monitor beleidsmaatregelen 2017–2018
en eerdere jaren, dat slechts 8 procent van de studenten in het wo en 3 procent van
de studenten in het hbo bekend is met het profileringsfonds.5 De motie van de leden Tielen en Bruins6 wijst ook op de noodzaak tot het meer bekendheid geven aan het profileringsfonds
en dat studenten ook lopende het jaar aanspraak moeten kunnen maken op het profileringsfonds.
De motie van het lid Van der Molen7 uit daarnaast zorgen over de toegang tot het profileringsfonds specifiek voor mantelzorgende
studenten.
De bekendheid onder studenten die aanspraak kunnen maken op het profileringsfonds
zoals studenten met een functiebeperking en mantelzorgers kan en moet beter. Ik vind
het van belang dat deze kwetsbare groep studenten actief op de hoogte wordt gebracht
van de voorzieningen zodat zij de ondersteuning kunnen krijgen waar zij recht op hebben.
Passieve informatieverstrekking op een website is daarom niet voldoende. Studieadviseurs
en studentendecanen hebben de taak studenten op de hoogte te brengen van de voorzieningen,
waaronder een mogelijke aanspraak op het profileringsfonds. Zij moeten dan ook volledig
op de hoogte zijn van deze mogelijkheden.
Ik heb gezamenlijk met de Vereniging Hogescholen (VH), de Vereniging van Universiteiten
(VSNU), het Interstedelijk Studenten Overleg, de Landelijke Studentenvakbond en het
Expertisecentrum handicap + studie de gezamenlijke ambitie studentenwelzijn opgesteld.8 Daarin is opgenomen dat de bekendheid van financiële voorzieningen zoals het profileringsfonds
onder de doelgroep moet worden vergroot. Ook is in deze gezamenlijke ambitie afgesproken
dat docenten, studentenbegeleiders, decanen, examencommissies en andere betrokkenen
worden gefaciliteerd voor bijscholing. Met als doel dat zij bekwaam de verantwoordelijkheden
voor deze groep studenten, zoals deze door de individuele instellingen zijn belegd,
kunnen vervullen.9 Daarbij kan overigens ook gebruik worden gemaakt van eerder ontwikkelde expertise
en materiaal. Zo heeft het Expertisecentrum handicap + studie in opdracht van mijn
voorganger een infographic gemaakt en verspreid onder studieadviseurs en studentendecanen
over «financieel slim studeren met een functiebeperking».10 Deze poster geeft studenten met een functiebeperking en begeleiders een goed beeld
van de financiële voorzieningen. Met deze gezamenlijke ambitie verwacht ik dat samen
met instellingen de voorlichting over het profileringsfonds wordt verbeterd.
Voor studenten die zich in een overmachtssituatie bevinden is het van belang dat zij
zich gehoord en gesteund voelen door de instelling. Een student kan daarom ook lopende
het jaar beroep doen op het profileringsfonds, een mogelijkheid waartoe ook de motie
van de leden Tielen en Bruins oproept. VH en VSNU stellen dienaangaande dat dit bij
veel instellingen al staande praktijk is. De koepels zullen de instellingen wijzen
op hun verplichtingen indien daar aanleiding toe is. Een beroep op het profileringsfonds
legt ook een verantwoordelijkheid bij de student. Zo mogen instellingen in voorkomende
gevallen van studenten verwachten dat zij binnen een redelijke termijn melding maken
van het optreden van de bijzondere omstandigheid.
De VH en VSNU delen mijn beeld en dat van uw Kamer dat de voorzieningen uit het profileringsfonds
ook voor mantelzorgende studenten beschikbaar moeten zijn. Mantelzorgers maken – conform
de motie van het lid Van der Molen11 – onderdeel uit van de categorie «studenten in overmachtssituaties», ook al is deze
groep niet expliciet genoemd in de wet. Mogelijk is de weg naar het profileringsfonds
voor veel mantelzorgers nog onbekend. In de uitvoering van de gezamenlijke ambitie
studentenwelzijn zal ook specifiek aandacht worden geschonken aan de toegang voor
deze groep studenten.
Aanbeveling 2: Hou rekening met mogelijk hogere uitgaven door een toename van het
beroep op het profileringsfonds door studenten met een functiebeperking.
De inspectie voorziet een forse verhoging van de aanvragen op het profileringsfonds
door de invoering van het studievoorschot. Ik voorzie deze forse verhoging niet. De
VH en VSNU delen deze verwachting met mij.
Studenten met een handicap of chronische ziekte kunnen aanspraak maken op een bijzondere
voorziening. Deze studenten kunnen indien ze door de handicap of chronische ziekte
studievertraging oplopen, een aanvraag doen voor een verlenging van de prestatiebeurs
met één jaar bij DUO. Daarbij geldt: bij vertraging door een functiebeperking kan
een student een beroep doen op óf het profileringsfonds óf de verlenging van de prestatiebeurs.
Deze mogelijkheid tot verlenging van de prestatiebeurs is ook na de invoering van
het studievoorschot blijven bestaan. Verlenging van de prestatiebeurs houdt in:
– Een extra jaar aanspraak op het studentenreisproduct, een eventuele aanvullende beurs,
en een eventuele eenoudertoeslag;
– Een extra jaar de mogelijkheid om te lenen.
Met de invoering van het studievoorschot is bovendien voor deze studenten in het hoger
onderwijs de mogelijkheid geïntroduceerd tot kwijtschelding van een deel van de studielening
(in 2018 maximaal € 1.253,63). Deze kwijtschelding is een tegemoetkoming voor studenten
met een handicap of chronische ziekte als gevolg van het verdwijnen van de basisbeurs.
Hiervoor komt een student in aanmerking wanneer hij een verlenging van de prestatiebeurs
toegekend heeft gekregen en hij binnen 10 jaar het diploma behaalt.
Uit gegevens van DUO blijkt dat 59% van de studenten die verlenging van de prestatiebeurs
heeft aangevraagd in de afgelopen jaren, ook een aanvullende beurs ontvangt. Voor
deze studenten zal de financiële bijdrage in de regel bij een verlenging van de prestatiebeurs
hoger uitvallen dan een eventuele vergoeding uit het profileringsfonds. Ook voor de
groep studenten die geen aanvullende beurs ontvangt, kan de totale waarde van de verlenging
van de reisvoorziening en de kwijtschelding hoger uitvallen dan de uitkering uit het
profileringsfonds. Ik verwacht daarom geen forse toename van het beroep op het profileringsfonds
door de invoering van het studievoorschot.
Aanbeveling 3: Specificeer de informatie in het jaarverslag over het profileringsfonds
tot op het niveau van studenten met een functiebeperking
De verantwoording op het niveau van studenten met een functiebeperking of specifieke
groepen zoals mantelzorgers kan leiden tot op de persoon herleidbare informatie. Dit
is niet in overeenstemming met privacywetgeving; de aanbeveling van de inspectie op
dit punt neem ik dan ook niet over.
Intensivering van het profileringsfonds
Door de aangekondigde verbeterde voorlichting over het profileringsfonds en de expliciete
aandacht voor mantelzorgende studenten verwacht ik dat meer studenten in overmachtssituaties
de weg naar het profileringsfonds weten te vinden. In het Regeerakkoord (bijlage bij
Kamerstuk 34 700, nr. 34) is daarom een intensivering van het profileringsfonds opgenomen van € 2 mln. structureel
voor studenten in overmachtssituaties. Deze intensivering is verder uitgewerkt in
de sectorakkoorden hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs 2018. De intensivering
wordt ingezet voor studenten die extra ondersteuning en begeleiding nodig hebben,
zoals zwangere studenten en studenten met een beperking, een chronische ziekte, psychische
problemen of bijzondere persoonlijke omstandigheden zoals een taak als mantelzorger.
Dit bedrag is vanaf 2018 toegevoegd aan de lumpsum.
De monitor profileringsfonds
Op 23 mei 2016 is aan hoger onderwijsinstellingen de brief studievoorschot en profileringsfonds
verstuurd.12 Instellingen dienen sinds verslagjaar 2016 te rapporteren over de aard en omvang
van financiële tegemoetkomingen uit het profileringsfonds. Per categorie dient te
worden aangegeven hoeveel studenten een vergoeding hebben aangevraagd en kregen toegekend,
hoeveel per categorie is uitgekeerd en wat de gemiddelde hoogte en duur van de uitkeringen
was.
Daarnaast is aangekondigd dat de Minister van OCW zal monitoren wat de aard en de
omvang is van de vergoedingen die instellingen uit het profileringsfonds vaststellen
en daarover aan de Tweede Kamer zal rapporteren.
Verschillen tussen instellingen
In het algemeen bestaan er aanzienlijke verschillen tussen (vergelijkbare) instellingen.
Zowel als het gaat om totale uitgaven, uitgaven gerelateerd aan het aantal studenten
aan een instelling en het aantal studenten dat per instelling gebruik maakt van het
profileringsfonds. VH en VSNU hebben ingebracht dat deze verschillen verklaarbaar
zijn doordat instellingen op verschillende manier invulling geven aan de ondersteuning
van studenten. Zo maakt het bijvoorbeeld uit hoe de niet-financiële ondersteuning
is geregeld. Een hoger aantal aanvragen en uitkeringen betekent dus niet automatisch
een betere ondersteuning. Hoewel ik deze inbreng ondersteun wil ik toch benadrukken
dat voor elke student die studievertraging oploopt door de in de wet beschreven bijzondere
omstandigheden, financiële ondersteuning geregeld moet worden, ook als deze student
al andere niet-financiële ondersteuning krijgt.
Verantwoording over 2016 en 2017
In zowel het verslagjaar 2016 als in 2017 heb ik geconstateerd dat een aanzienlijk
aantal instellingen zich niet (volledig) conform de regeling jaarverslaggeving onderwijs
heeft verantwoord over het profileringsfonds. Dit varieert van het ontbreken van bepaalde
cijfers tot het anders definiëren van de verschillende categorieën studenten. Met
name de cijfers over het aantal studenten dat een financiële tegemoetkoming heeft
aangevraagd en de gemiddelde duur van de toegekende financiële tegemoetkoming ontbreken
in de verslaggeving van 2016 en 2017 regelmatig. In reactie op de signalering van
tekortkomingen in de verantwoording over verslagjaar 2016 ben ik met VH en VSNU in
overleg getreden en heb ik de accountants aangesproken. Ten opzichte van de verslaggeving
van 2016 is er in de verslaggeving van 2017 een lichte verbetering zichtbaar.
Aanscherping verantwoording
De hogescholen en universiteiten hebben via hun koepels VH en VSNU aangegeven de ambitie
te hebben over verslagjaar 2018 een compleet beeld van de gegevens te kunnen presenteren.
Ik zal daarnaast – in overleg met deze koepels – komen tot een standaardtabel met
alle benodigde gegevens die verplicht zal worden in de regeling jaarverslaggeving
onderwijs (RJO).
De gegevens over categorie 3 – studenten die wegens overige bijzondere omstandigheden
aanspraak maken op het profileringsfonds – blijken nauwelijks vergelijkbaar. Dit komt
vooral door inkomende en uitgaande beurzen die al dan niet zijn opgenomen onder de
verantwoording. Bij de wijziging van het RJO zal dan ook nader worden bezien hoe deze
categorie op een meer vergelijkbare wijze kan worden beschreven. Deze wijzigingen
zullen ingaan vanaf verslagjaar 2019. Bij de vormgeving van de wijzigingen van het
RJO zal rekening worden gehouden met mogelijke administratieve lasten.
Ik zal in de verdere monitoring van de aard en omvang van het profileringsfonds specifiek
aandacht besteden aan het effect van de eerder in deze brief aangekondigde extra middelen
voor studenten in overmachtssituaties.
Blik op de toekomst
Het profileringsfonds is een waardevol instrument om studenten die de extra ondersteuning
hard nodig hebben financieel hulp te bieden. Dit fonds komt pas vol tot zijn recht
als de voorlichting vooraf en de verantwoording achteraf op orde zijn. Ik heb positieve
verwachtingen over de stappen die worden gezet en zal de ontwikkelingen de komende
jaren blijven volgen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Indieners
-
Indiener
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.