Brief regering : Nadere informatie over de pilots met gespecialiseerde cliëntondersteuning
31 476 Patiënten- en cliëntenrechten
Nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2018
Tijdens het AO Wmo van 26 september jongstleden heb ik toegezegd uw Kamer voor de
Begrotingsbehandeling nader te informeren over de pilots met meer gespecialiseerde
vormen van (cliёnt)ondersteuning. Het ging uw Kamer in het bijzonder om welke (andere)
groepen het gaat en hoe het leerproces wordt ingericht. In deze brief ga ik hierop
in.
Pilots in het programma Volwaardig leven
Inmiddels zijn al 5 pilotgroepen bekend gemaakt. Onder de vlag van het 1 oktober gepresenteerde
Programma Volwaardig Leven zullen de komende twee jaar 450 zorgintensieve cliënten
en/of hun naasten gespecialiseerde intensieve ondersteuning ontvangen. Het gaat om
cliënten (en hun naasten) met (1) een zeer ernstige verstandelijke en meervoudige
beperking, (2) met ernstige vormen van autisme, (3) met ernstige vormen van niet-aangeboren
hersenletsel, en (4) een (lichte) verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblematiek.
Ten vijfde gaan we, mede op verzoek van mevr. Bergkamp, ook 150 andere naasten ondersteunen,
die forse problemen ervaren bij het regelen van zorg.
Het gaat om het ontwikkelen en testen van een nieuwe vorm van gespecialiseerde (cliёnt)ondersteuning.
Het gaat daarbij niet alleen om mensen met een Wlz-indicatie. Ook cliёnten die van
verzekeraar en gemeente afhankelijk zijn voor veel zorg, kunnen onderdeel uitmaken
van de pilot.
Voor alle pilots geldt dat, uit de cliënten en naasten die zich aanmelden voor deelname
aan de pilots, een selectie wordt gemaakt. Er zal bijvoorbeeld worden gekeken naar
de complexiteit van de zorgbehoefte en, om maximaal te leren, naar de representativiteit
van de groep. De selectie zal door onafhankelijke deskundigen plaatsvinden.
Pilots in het sociaal domein
In mijn brief over de aanpak clientondersteuning van 12 juli 2018 (Kamerstuk 31 476, nr. 22) gaf ik reeds aan, aan welke groepen nog meer gedacht wordt om – specifiek binnen
het sociaal domein – met meer gespecialiseerde ondersteuning aan de slag te gaan.
Dit mede naar aanleiding van een motie van mevr. Bergkamp (Kamerstuk 29 538, nr. 253). De groepen – de licht verstandelijke gehandicapte, de kwetsbare oudere, de cliënt
in beschermd wonen, etc. – waren echter nog onvoldoende specifiek. Lang niet iedereen
uit deze groep heeft een vorm van gespecialiseerde ondersteuning nodig. Specialisatie
kan nodig zijn wanneer heel specifieke kennis is gevraagd, wanneer gedurende langere
tijd sprake is van (generieke) ondersteuning of wanneer sprake is van kortdurende
intensieve ondersteuning, bijvoorbeeld bij een overgangsituatie.
We hebben met diverse partijen – in het kader van de uitwerking van de aanpak clientondersteuning
– gesprekken gevoerd in welke specifieke situaties er behoefte is aan meer gespecialiseerde
vormen van ondersteuning. Zoals in mijn brief van 12 juli 2018 aangegeven, vindt momenteel
door AEF en het Instituut voor Publieke Waarden onderzoek naar de behoefte aan clientondersteuning
plaats. De tussenresultaten waren ook behulpzaam om dit te bepalen. Ik verwacht de
eindrapportage in november. Hiernaast heb ik gekeken welke signalen er zijn gekomen
in het kader van de programma’s Langer Thuis, Onbeperkt Meedoen, Zorg voor de Jeugd
en de Meerjarenagenda Beschermd Wonen.
Voor het sociaal domein worden de volgende groepen onderzocht:
(a) Jongeren met een (licht) verstandelijke beperking, eventueel ook met enige psychische
of gedragsproblemen, zonder sterk netwerk. Deze groep heeft in hun «vormende jaren»
behoefte aan ondersteuning bij het maken van keuzes op gebied van begeleiding, onderwijs,
werk en wonen. Dit komt mede voort uit een rondetafelbijeenkomst, die ik heb belegd
naar aanleiding van signalen van, met name, Iederin.
(b) Jongeren in de (zware) jeugdzorg met weinig tot geen netwerk, die in het bijzonder
in de overgang naar volwassenheid ondersteuning kunnen gebruiken om keuzes te maken
en vele zaken geregeld te krijgen. Dit past in de aanpak van de 18-/18+ problematiek,
zoals opgenomen in het Programma Zorg voor de Jeugd.
(c) Jongeren én volwassen met zware of complexe problematiek, die gebruik maken van
maatschappelijke opvang. Het gaat o.a. drugverslaafden, dak- en thuislozen en zwerfjongeren.
Voor deze groep geldt, dat ze vaak lastig in zorg komen, zorgaanbieders wantrouwen
en niet makkelijk zijn te ondersteunen. Het gaat om deskundige en onafhankelijke ondersteuning,
op gezette momenten gedurende langere tijd. Wanneer ze na opname terug de samenleving
in gaan, kan het ook gaan om veel ondersteuning in korte tijd. Een werkgroep is onder
de vlag van de Meerjarenagenda Beschermd Wonen reeds aan de slag om een pilot voor
deze groep uit te werken.
(d) Alleenstaande, nog zelfstandig wonende, ouderen, waarbij de hulpbehoefte inmiddels
intensief is geworden en die ook op allerlei ander gebied ondersteuning nodig hebben,
bijvoorbeeld omdat ze niet digitaal vaardig zijn. Er is geen of nauwelijks sprake
van een sociaal netwerk, er is nog niet voldoende aanleiding voor een wettelijk vertegenwoordiger
en van een gemiddelde (vrijwillige) ouderenadviseur kan dit niet (langer) verwacht
worden. Dit heeft nadrukkelijk een link met het Programma Langer Thuis. Met o.a. KBO
PCOB is hierover van gedachten gewisseld. Het gaat niet zozeer over ouderen met dementie.
Daarvoor bestaat de casemanager dementie.
Ik wil deze keuze eerst nog terugleggen bij cliëntorganisaties en aanbieders van cliëntondersteuners
om van hen te horen of dit inderdaad de groepen zijn waarvoor we de pilots in het
sociaal domein moeten organiseren.
In de praktijk van het sociaal domein worden al vormen van meer intensieve ondersteuning
geboden, ook door anderen dan (onafhankelijke) cliëntondersteuners, bijvoorbeeld maatschappelijk
werk. Daarom hebben we deze pilots in de brief clientondersteuning meer als verbetertrajecten
neergezet en moet nadrukkelijk worden bezien wat er al voor de groep bestaat. Het
gaat om trajecten met een landelijke werkgroep en lokale pilots bij enkele gemeenten,
die met één van deze groepen aan de slag willen gaan. Deze gemeenten worden ook geïnspireerd
om hun eigen ondersteuning en zorg beter op deze groepen aan te laten sluiten. Voor
alle andere gemeenten komen goede praktijken beschikbaar.
Het leerproces
Ik vind het van groot belang om uit elke pilot lessen te kunnen trekken. Ten eerste:
welke effecten en meerwaarde heeft de ondersteuning op cliënten en naasten, welke
investering is nodig om goede cliëntondersteuning te kunnen bieden, welke besparingen
levert de ondersteuning voor gemeenten en zorgkantoren op en welke andere baten zijn
er. Daarnaast moeten we steeds scherp zijn of de geboden ondersteuning inderdaad past
binnen de kaders voor cliëntondersteuning zoals in de Wmo en Wlz geformuleerd. Of
dat het eigenlijk gaat om reguliere toeleiding of om zorg.
Ten tweede leren alle betrokken partijen uit de pilots waar cliënten en naasten in
de dagelijkse praktijk tegenaan lopen. Denk aan onnodig ingewikkeld papierwerk, vinkjes
op formulieren die net niet goed staan, belangen van de organisatie die voorrang krijgen
boven die van de cliënt, en hulpmiddelen die verkeerd worden geleverd. Soms is het
antwoord daarop (op langere termijn) niet méér of betere clientondersteuning, maar
verbetering van het systeem zelf.
De pilots zullen zodanig worden vormgegeven en begeleid, dat deze lessen ook getrokken
kunnen worden.
Na de pilots
De pilots, inclusief het leerproces, worden gefinancierd met extra middelen die dit
Kabinet voor cliёntondersteuning ter beschikking stelt. Ik heb tijdens het AO Wmo
reeds aangegeven dat dit beperkingen oplegt aan het aantal cliënten en naasten (die
aan de criteria van de pilotgroepen voldoen) dat aan de pilots kan deelnemen. Los
van de middelen is ook de menskracht een belangrijke factor: kunnen we de benodigde
gespecialiseerde cliëntondersteuners opleiden en organiseren, gezien het grote capaciteitsvraagstuk
waar de zorg voor staat. De pilots lopen tot 2020 lopen (en enkele tot in 2021). Daarna
zal – in samenspraak met gemeenten en zorgkantoren – moeten worden bezien of en hoe
deze gespecialiseerde vormen van clientondersteuning breder kunnen worden ingezet.
Op basis van de lessen, die met de pilots geleerd worden, zal voor dat besluit informatie
beschikbaar komen.
Ik hanteer als uitgangspunt dat voor de gezinnen en mensen die in de pilots ondersteund
gaan worden, de pilot wordt gecontinueerd gedurende een periode van twee jaar na afloop
van de pilots.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport