Brief regering : Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2019 (artikel 100-brief)
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 637
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE, VOOR BUITENLANDSE HANDEL
EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 september 2018
In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet, en met verwijzing naar de artikel
100-brieven van 24 september 2014 (Kamerstuk 27 925, nr. 506), 19 juni 2015 (Kamerstuk 27 925, nr. 539), 29 januari (Kamerstuk 27 925, nr. 570) en 9 september 2016 (Kamerstuk 27 925, nr. 597) en 11 september 2017 (Kamerstuk 27 925, nr. 611), informeren wij u hierbij over het besluit van het kabinet de Nederlandse bijdrage
aan de strijd tegen ISIS in Irak te verlengen tot en met 31 december 2019. Tevens
gaat deze brief in op de Nederlandse bijdrage aan de nieuwe NAVO-capaciteitsopbouwmissie
in Irak en op de ondersteuning van hervormingen van de veiligheidssector in de Koerdistan
Autonome Regio (KAR). Op deze bijdragen met individuele militairen en civiel experts
die als trainers en adviseurs worden ingezet is het Toetsingskader niet van toepassing.
Deze bijdragen maken echter wel deel uit van de geïntegreerde Nederlandse inzet in
Irak gericht op het versterken van de veiligheid en stabiliteit van Irak1. De beschrijving van de brede veiligheidsinzet in Irak in deze brief heeft deels
ook betrekking op 2018, onder meer omdat de NAVO capaciteitsopbouwmissie reeds dit
najaar van start gaat. Tot slot herbevestigen wij middels deze brief de beëindiging
op 31 december 2018 van de Nederlandse F-16 inzet in de strijd tegen ISIS boven Oost-Syrië
en Irak en informeren wij u over het mandaat voor optreden boven Syrië voor het vervolg
van 2018.
Essentie
In het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde en met als doel de
situatie in Irak en Syrië te de-escaleren en de burgerbevolking te beschermen levert
Nederland sinds 2014 een bijdrage aan de strijd tegen ISIS. Vier jaar later lijkt
het einde van de militaire strijd tegen ISIS in zicht. Na de bevrijding van het Iraakse
grondgebied in december vorig jaar werd op 18 juli jl. een van de laatste ISIS-deelgebieden
in Syrië heroverd. Na de val van dit Dashisha-deelgebied heeft ISIS momenteel nog
controle over een resterend deelgebied in Syrië, gelegen in de Eufraatvallei in het
grensgebied met Irak. De operatie om dit laatste deelgebied te heroveren is in september
gestart en zal naar verwachting nog in 2018 worden voltooid. In Irak heeft ISIS zich
reeds getransformeerd naar een ondergrondse groepering die vooral door het plegen
van aanslagen een blijvende bedreiging vormt voor de stabiliteit en veiligheid in
het land.
Met deze ontwikkelingen verandert ook de behoefte in Irak aan steun van de internationale
gemeenschap van offensief optreden tegen ISIS naar steun bij de versterking en hervorming
van de veiligheidssector. Dit draagt bij aan een duurzame overwinning op ISIS, stelt
binnenlandse ontheemden in staat veilig terug te keren en helpt Iraakse burgers hun
leven weer op te pakken. Gelet op de ontwikkelingen en de veranderde behoefte op de
grond heeft het kabinet besloten de Nederlandse inzet in Irak in 2019 aangepast voort
te zetten. De focus van de inzet verschuift van ondersteuning bij gevechtstraining
naar capaciteitsopbouw van de veiligheidssector van Irak, inclusief de KAR, zodat
Irak in de toekomst zijn eigen veiligheid kan waarborgen. Concreet zal de Nederlandse
personele inzet in missies in Irak in 2019 uit de volgende elementen bestaan:
– Anti-ISIS coalitie: Om successen te bestendigen zet Nederland de trainingsinzet in
de Koerdistan Autonome Regio (Noord-Irak) en Bagdad in de anti-ISIS coalitie voort.
De nadruk in Noord-Irak komt te liggen op instructeurscursussen en leiderschapstrainingen
ten behoeve van training van hold forces. De Nederlandse bijdrage in Noord-Irak bestaat uit maximaal 50 militairen. Daarnaast
worden de trainingen aan Iraakse special forces in Bagdad in het kader van de anti-ISIS coalitie gecontinueerd. Dit betreft een bijdrage
van drie tot twaalf Nederlandse militairen, die wisselt in samenstelling al naar gelang
de Iraakse behoefte en de beschikbare expertise. Tevens wordt de bijdrage van liaison-
en stafofficieren aan diverse hoofdkwartieren van de anti-ISIS coalitie gecontinueerd.
Zoals aangekondigd in de artikel 100-brief van 11 september 2017 worden in 2018 voor
de duur van een jaar vier Nederlandse F-16’s ingezet in de strijd tegen ISIS. Deze
bijdrage wordt zoals gepland beëindigd op 31 december 2018. Het kabinet houdt de situatie
op de grond en de ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor het mandaat voor
het optreden van de F-16’s voortdurend nauwlettend in de gaten.
– NAVO-capaciteitsopbouwmissie: Zoals aangekondigd in de Kamerbrief «Toekomstige Nederlandse
inspanningen in missies en operaties» (Kamerstuk 29 521, nr. 363) zal Nederland een proportionele bijdrage leveren tot ongeveer 20 militairen en civiel
experts, onder wie het komende jaar de «Senior Civilian» (hoogste civiel vertegenwoordiger) van de missie en een civiel adviseur van de force commander. De NAVO-missie gaat dit najaar van start, op verzoek van Irak en in nauw overleg
met de anti-ISIS coalitie, en zal zich richten op versterking van de Iraakse veiligheidssector
middels training en advies aan onder andere het Iraakse Ministerie van Defensie en
militaire opleidingsinstituten.
– Hervorming Koerdische veiligheidssector: Nederland zal ondersteuning bieden bij de
capaciteitsopbouw op institutioneel niveau van de veiligheidssector in de KAR. Hiertoe
zullen Nederlandse militaire en civiele experts het Ministry of Peshmerga Affairs (MoP), belast met de veiligheid in de KAR, ondersteunen bij de hervorming en professionalisering
van de Peshmerga. Het kabinet is voornemens een militair adviseur in te zetten op
het thema doctrine, training en opleiding en een civiel expert die zich zal richten
op het versterken van de relatie met het Iraakse Ministerie van Defensie. Voorts beoogt
Nederland in dit kader een stafofficier te plaatsen bij het Ministerial Liaison Team-Erbil (MLT-E) van de anti-ISIS coalitie. Voorts onderzoekt het kabinet de mogelijkheid van
een training van een delegatie van het MOP door een kennisinstituut in Nederland op
relevante thema’s, zoals mensenrechten en rechtsstaat.
– EU Advisory Mission (EUAM): Nederland levert momenteel een bijdrage met een civiel expert aan de civiele EU-missie,
die de Iraakse overheid ondersteunt bij de implementatie van het nationale hervormingsplan
voor de veiligheidssector van Irak, inclusief de KAR. Nederland zal aan deze missie
blijven bijdragen met maximaal drie personen.
De Nederlandse personele bijdragen van militairen en civiel experts maken deel uit
van de geïntegreerde Nederlandse inzet in Irak, inclusief de KAR, waarbij parallel
wordt ingezet op het ontwikkelings- en politieke spoor. Het voorkomen en duurzaam
oplossen van conflicten vraagt immers naast militaire inzet ook een inclusieve politieke
oplossing en een duurzame aanpak van grondoorzaken. Zoals aangegeven in het regeerakkoord
en de BHOS-nota is Irak een focusland.
Prioriteit gaat uit naar de gebieden waar de noden het hoogst zijn – centraal-Irak
en de KAR – en de meest kwetsbare groepen, waaronder minderheden als christenen, yezidi’s
en LHBTI’s.2 De komende jaren richt de Nederlandse OS-inzet zich daarbij op stabilisatie en het
aanpakken en bestrijden van grondoorzaken van conflict en instabiliteit. Deze inspanningen
zijn gericht op duurzame economische ontwikkeling in de landbouw- en watersector,
ondernemerschap en een inclusief politiek-bestuurlijk bestel. Daarnaast wordt ook
de steun voor ontmijning en mensenrechten voortgezet. De Nederlandse inzet is voorts
gericht op bescherming, psychosociale zorg en onderwijs en vakopleidingen voor Iraakse
ontheemden en Syrische vluchtelingen. Terugkerende ontheemden krijgen steun om hun
leven weer op te bouwen in de plaats waar zij vandaan kwamen (bijvoorbeeld om daar
een eigen bedrijfje op te richten). Tot slot steunt Nederland diverse activiteiten
van de Internationale Organisatie voor Migratie om de migratiesamenwerking van Nederland
en de EU met Irak te versterken, zoals capaciteitsopbouw op migratieterrein en kennisoverdracht
door de Iraakse diaspora in Nederland.
Gronden voor deelname
De gronden voor deelname aan de strijd tegen ISIS zoals beschreven in de artikel 100-brief
van 11 september 2017 (Kamerstuk 27 925, nr. 611) zijn onverminderd van toepassing. Nederland steunt de legitieme regering van Irak
in de verdediging tegen ISIS, dat misdaden begaat tegen bevolkingsgroepen in Irak
en Syrië. ISIS vormt in Irak en Syrië nog steeds een bedreiging voor de regio en is
daarmee een oorzaak van instabiliteit aan de grenzen van Europa. De Nederlandse inzet
is er op gericht om, in het kader van de bevordering van de internationale rechtsorde,
een bijdrage te leveren aan het beschermen van de burgerbevolking en het de-escaleren
van de situatie in de regio.
Nu de dreiging die van ISIS uitgaat een ander karakter heeft gekregen en om de behaalde
successen in de strijd tegen ISIS te bestendigen richt de geïntegreerde Nederlandse
inzet zich op het versterken van de veiligheid en stabiliteit van Irak. Een Nederlandse
bijdrage aan de nieuwe NAVO-missie en ondersteuning bij de hervormingen van de veiligheidssector
in de KAR passen hierbij.
Politieke ontwikkelingen
Politieke ontwikkelingen Irak
Op 12 mei jl. vonden de Iraakse parlementsverkiezingen plaats. De verkiezingen verliepen
over het algemeen rustig maar hadden, met een opkomst van 45 procent, de laagste opkomst
sinds 2003. Uit de initiële uitslag bleek dat de coalitie van sjiitische geestelijke
Muqtada al Sadr met 54 van de 329 parlementszetels de grootste partij is geworden.
De partij van huidig premier Abadi werd derde met 42 zetels. Vrijwel direct na bekendmaking
van de voorlopige uitslag kwamen klachten binnen over het verloop van de verkiezingen.
Naar aanleiding van de klachten heeft het parlement de kieswet aangepast, rechters
aangewezen als vervangers van de leden van de Kiescommissie en een hertelling van
de stemmen afgedwongen. Op 6 augustus is deze hertelling afgerond, die weinig veranderingen
in de oorspronkelijke verkiezingsuitslag teweeg heeft gebracht. Ondertussen zijn verschillende
partijen met elkaar in gesprek over de vorming van een nieuwe regering. De uitkomst
van dat proces is echter nog onzeker. Het land en de nieuwe regering staan hoe dan
ook voor grote uitdagingen, zoals wederopbouw na de strijd tegen ISIS, het verminderen
van maatschappelijke spanningen en noodzakelijke bestuurlijke en sociaaleconomische
hervormingen. Om die uitdagingen het hoofd te bieden zal de nieuwe regering ook de
komende tijd nog de steun van de internationale gemeenschap nodig hebben.
Hoewel de relatie tussen de autoriteiten in Bagdad en Erbil nog steeds koel is zijn
het afgelopen jaar positieve stappen gezet en vindt er weer overleg plaats. Eind juli
jl. spraken de Iraakse premier Abadi en premier Barzani van de KAR voor de eerste
keer sinds de Iraakse parlementsverkiezingen direct met elkaar. De onderlinge relaties,
veiligheidssamenwerking in de betwiste gebieden en de heropening van enkele wegen
tussen de KAR en de rest van Irak werden besproken. Vorderingen op de belangrijkste
geschilpunten zoals de verdeling van het Iraakse nationale budget, de uitvoer van
olie en de status van de betwiste gebieden blijven vooralsnog uit. Nederland blijft
in bilateraal en multilateraal verband oproepen tot een constructieve dialoog en verbetering
van de relatie. Zo benadrukte Minister-President Rutte het belang hiervan tijdens
zijn gesprek met premier Barzani op 10 juli en herhaalde Minister Blok deze oproep
toen hij op 11 juli met premier Abadi sprak. Na meerdere keren te zijn uitgesteld
staan op 30 september 2018 regionale verkiezingen in de KAR gepland.
Regio
De regionale dynamiek waarin Irak zich bevindt blijft complex. De Turkse militaire
presentie in Bashiqa (nabij Mosul) en geregelde lucht- en artillerieaanvallen door
Turkije op PKK-doelen in Noord-Irak blijven spanningen opleveren. Beide landen kunnen
zich door intensieve economische relaties evenwel geen grote schermutselingen veroorloven
en de status quo met periodiek krachtig politiek taalgebruik zal de komende periode
waarschijnlijk blijven bestaan. Ook Iran heeft geen belang bij oplaaiende spanning
en/of geweld tussen Irak en Turkije. Het belangrijkste Iraanse belang is een relatief
stabiele buur met een regering die Iran gunstig is gezind. Of de recente verkiezingsuitslag
een voor Teheran gunstige regering zal opleveren is nog onduidelijk.
In Syrië waar belangrijke voortuitgang is geboekt in de strijd tegen ISIS, zijn de
vooruitzichten op een duurzame oplossing voor de Syrische burgeroorlog geenszins gunstig.
Het Syrische regime heeft in korte tijd grote delen van het land weer in handen gekregen
en daarmee zijn machtspositie verder verstevigd. De inname van Zuid-Syrië en Oost-Ghouta
door het Syrische leger is een significante tegenslag geweest voor de oppositie. De
noordwestelijke provincie Idlib is nu het laatste grote oppositiebolwerk. Als president
Assad met geweld deze de-escalatiezone probeert in te nemen, zal dat waarschijnlijk
dramatische humanitaire consequenties hebben voor de burgerbevolking en de ruim een
miljoen ontheemden die in het gebied leven. De Syrian Democratic Forces (SDF) hebben nog altijd een groot gebied in Noord-Syrië in handen en zijn ook in het
offensief voor de herovering van het laatste ISIS deelgebied rondom Hajin in de Eufraatvallei
een essentiële partner. De politieke tak van de SDF voert overleg met het Syrische
regime, onder meer over decentralisatie en grondwetzaken.
In de VN-Veiligheidsraad heeft het Koninkrijk der Nederlanden in verschillende bijeenkomsten
getracht bij te dragen aan de-escalatie van het conflict in Syrië, evenals aan het
verbeteren van humanitaire toegang en accountability in lijn met de motie Ploumen/Van
Ojik (Kamerstuk 32 623, nr. 196). Gedurende het offensief van het Assad-regime tegen de oppositie in Zuid-Syrië in
juni jl. is de VN-Veiligheidsraad mede op initiatief van het Koninkrijk in een spoedsessie
bijeengekomen om de humanitaire situatie te bespreken. Ook heeft het Koninkrijk in
VN-verband zorgen geuit over wetsvoorstellen in Syrië die de eigendommen van miljoenen
Syrische ontheemden en vluchtelingen in gevaar brengen. De VN is hierover in discussie
met het Assad-regime. De VN-Veiligheidsraad stemde op 24 mei unaniem in met een door
het Koninkrijk opgestelde resolutie die uithongering als oorlogswapen moet uitbannen
en het humanitair oorlogsrecht versterkt, wat met het gebrek aan humanitaire toegang
in Syrië uiterst relevant is.
Mandaat
Mandaat voor optreden in Irak
De rechtsgrond voor optreden van Nederlandse militairen in Irak is ongewijzigd het
verzoek tot militaire steun van Irak. Hoewel premier Abadi de overwinning op ISIS
heeft uitgeroepen is het verzoek tot militaire steun niet ingetrokken of gewijzigd.
ISIS voert nog steeds aanslagen uit in Irak. De rechtsgrond is daarmee onveranderd.
Het mandaat voor de NAVO-missie, waaraan Nederland zoals gemeld in de Kamerbrief «Toekomstige
Nederlandse inspanningen in missies en operaties» (Kamerstuk 29 521, nr. 363) een bijdrage gaat leveren, wordt gevormd door het schriftelijke verzoek van de Iraakse
regering aan de NAVO om steun.
Mandaat voor optreden boven Syrië in 2018
De Nederlandse F-16 inzet in de strijd tegen ISIS boven Oost-Syrië en Irak wordt zoals
gepland beëindigd op 31 december 2018. Dat betekent dat er in 2019 geen Nederlandse
militaire inzet meer zal plaatsvinden boven Syrië.
Voor de F-16 inzet in Oost-Syrië wordt de rechtsgrond gevormd door het recht op collectieve
zelfverdediging op basis van artikel 51 van het VN Handvest, ten behoeve van de verdediging
van Irak tegen gewapende ISIS-aanvallen vanuit Syrië. Om vast te stellen of een beroep
kan worden gedaan op deze rechtsgrond gelden juridische beoordelingscriteria. Van
deze beoordelingscriteria zijn feitelijke elementen afgeleid die van belang zijn voor
het Nederlandse mandaat voor optreden in Oost-Syrië. Hieronder worden de vier elementen
toegelicht die
van belang zijn voor het mandaat:
1) «Doorlopende aanvallen van ISIS vanuit Syrië naar Irak.» Vanuit het resterende ISIS
deelgebied in Syrië (Hajin) worden nog regelmatig gewapende aanvallen in Irak uitgevoerd.
De inzet van de Nederlandse F-16’s staat nog in verhouding tot de schaal en omvang
van de gewapende ISIS-aanvallen op Irak vanuit Syrië.
2) «Centrale aansturing van de gewapende aanval.» Er is nog steeds sprake van een vorm
van centrale aansturing.
3) «Aanvoerlijnen van personeel en materieel vanuit Syrië naar Irak.» Er is, hoewel in
mindere mate, nog sprake van aanvoerlijnen van personeel en materieel. Het Dashisha-deelgebied
vormde voor ISIS een belangrijke logistieke locatie die een ondersteunende rol speelde
bij de uitvoering van gewapende aanvallen in Irak. Met de val van Dashisha is de capaciteit
van ISIS om gewapende aanvallen in Irak vanuit Syrië te ondersteunen afgenomen maar
nog steeds aanwezig. De strijd tegen ISIS richt zich de komende periode op het resterende
deelgebied (Hajin) in de Eufraatvallei.
4) «Het Syrische regime is niet bereid of in staat om de aanvallen vanuit Syrië op Irak
te stoppen.» Het Syrische regime is nog niet in staat gebleken de aanvallen van ISIS
op Irak vanuit Syrië te stoppen.
Zolang het resterende Hajin-deelgebied in de Eufraatvallei nog niet is heroverd en
aan voorgenoemde beoordelingscriteria is voldaan concludeert het kabinet dat er nog
steeds een rechtsgrond is voor Nederlandse militaire inzet in Oost-Syrië. De situatie
op de grond blijft echter fluïde en veranderlijk, en ontwikkelingen kunnen gevolgen
hebben voor het mandaat. Het kabinet blijft de situatie ook richting 31 december 2018
daarom voortdurend nauwgezet volgen. Uw Kamer zal worden geïnformeerd wanneer daar
aanleiding voor is.
Deelnemende landen
De internationale coalitie tegen ISIS onder leiding van de Verenigde Staten bestaat
uit 79 landen en internationale organisaties die uiteenlopende (militaire en niet-militaire)
bijdragen leveren aan de strijd. Van deze landen maken er ongeveer 30 deel uit van
de militaire coalitie.
Invloed
Zoals beschreven in de eerdere artikel 100-brieven heeft Nederland op verschillende
niveaus via diplomatieke, politieke en militaire kanalen contact met coalitiepartners.
De meest betrokken landen van de coalitie, waaronder Nederland, komen regelmatig bijeen
om de strategie voor de verschillende sporen van coalitie-inzet te bepalen. Dit gebeurt
op ministerieel, militair (Commandant der Strijdkrachten) of hoogambtelijk niveau.
Nederlandse liaison- en stafofficieren in de strategische operationele hoofdkwartieren
van de coalitie ondersteunen de planning en uitvoering van de operatie.
Als lid van de NAVO oefent Nederland invloed uit op de vorm en uitvoering van de NAVO-missie
in Irak. Met de functie van «Senior Civilian» heeft Nederland relatief veel invloed en een goede informatiepositie.
Militaire aspecten
Haalbaarheid
Zoals beschreven in de artikel 100-brief van 11 september 2017 (Kamerstuk 27 925 nr. 615) bevindt de strijd tegen ISIS zich sinds augustus 2017 in fase 3 van het militaire
campagneplan van de anti-ISIS coalitie (na fase 1 degrade, fase 2 dismantle nu fase 3 defeat). Daarin staat het militair verslaan van ISIS in de resterende delen van Syrië en
het stabiliseren van heroverde gebieden centraal. Na de voltooiing van deze fase volgt
de laatste fase van het militaire campagneplan, gericht op normalisering van de situatie.
Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie
Trainingsmissie
In Noord-Irak verzorgen Nederlandse trainers, in samenwerking met partnerlanden van
de anti-ISIS coalitie, trainingen aan de Koerdische strijdkrachten. Het Ministry of Peshmerga Affairs (MoP) voorziet in het cursistenaanbod en de trainingen worden gecoördineerd door het
Kurdistan Training Coordination Centre (KTCC). De Peshmerga vervullen als zogenoemde hold forces een belangrijke rol in het stabiliseren van op ISIS heroverd gebied. Zoals aan uw
Kamer gemeld in de Voortgangsrapportage van 13 april jl. is als gevolg van de wijzigende
behoefte en veranderingen op de grond een tweede trainingsteam teruggetrokken. De
Nederlandse trainersinzet wordt in 2019 voortgezet, maar verder aangepast om zo goed
mogelijk aan te sluiten bij de behoefte van de coalitie. Ook is inmiddels de eerdere
beschikbaarstelling van zogenoemde expeditionaire trainingsteams beëindigd. De Nederlandse
trainingen zullen zich toenemend richten op instructeurscursussen (train-the-trainer), leiderschap en bataljonsstaven. In de training wordt nadrukkelijk aandacht besteed
aan mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht. Met het opleiden van instructeurs
in plaats van gevechtseenheden wordt het effect van de bijdrage duurzamer. Dit vraagt
deels ook om ander personeel. De Nederlandse trainersbijdrage zal bestaan uit maximaal
50 militairen en opereert vanuit Erbil.
In Bagdad verzorgt een detachement Special Operations Forces (SOF) trainingen aan Iraakse militairen. Deze bijdrage wordt in 2019 voortgezet. Nederlandse
instructeurs geven, afhankelijk van de behoefte, training aan Iraakse Special Forces. Een klein element ter plaatse coördineert de Nederlandse bijdrage. Het detachement
bestaat uit drie tot twaalf personen en wisselt in samenstelling, waarbij de Iraakse
behoefte en de beschikbare expertise leidend zijn.
Chirurgisch team
Sinds januari 2018 is een Nederlands chirurgisch team van ongeveer tien mensen ontplooid
op de Al-Asad Air Base in West-Irak. Samen met chirurgische teams uit onder andere
Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk wordt dit team ingezet in een ziekenhuis
geleid door de Verenigde Staten. Met deze schaarse capaciteit levert Nederland een
waardevolle bijdrage. De bijdrage was voorzien voor een jaar en wordt, zoals afgesproken
met de coalitie, medio januari 2019 beëindigd.
F-16’s
Sinds januari opereren vier F-16’s en het ondersteunend detachement van ongeveer 150
personen vanuit gastland Jordanië. De Nederlandse F-16’s worden bijna dagelijks ingezet
boven Irak en Oost-Syrië, voornamelijk ter ondersteuning van grondtroepen in gevecht
met ISIS (close air support), ter bestrijding van eerder bepaalde doelen (air interdiction) en als gewapende surveillance (armed overwatch).
Zoals voorzien is F-16-wapeninzet voor ondersteuning van grondoperaties de laatste
maanden afgenomen. Vanwege de voortgang van de strijd op de grond zijn er in Oost-Syrië
minder doelen, en boven Irak is de Iraakse luchtmacht zelf toenemend actief. Jachtvliegtuigen
van de coalitie hebben hoe dan ook een belangrijke afschrikwekkende functie.
De Nederlandse F-16-bijdrage was voor de duur van een jaar en wordt volgens plan beëindigd
op 31 december 2018. Daarna volgt redeployment uit het gebied.
TSC en PED-capaciteit
De noodzaak om gevalideerde inlichtingeninformatie tijdig beschikbaar te hebben blijft
bestaan. Deze informatie is vooral essentieel in het zorgvuldige targeting proces dat vooraf gaat aan luchtaanvallen van de coalitie. Met een Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-)capaciteit voorziet Nederland in de behoefte in het doelontwikkelingsproces.
Bovendien vergroot de inzet kennisopbouw van de luchtmacht in strategisch belangrijke
nichecapaciteiten. Voor beide bijdragen geldt dat Nederland een van de weinige landen
is die deze specifieke capaciteit kan leveren om de operatie te ondersteunen. De TSC
bestaat uit ongeveer tien militairen en opereert vanaf vliegbasis Volkel, de PED-capaciteit
wordt verzorgd door ongeveer 45 militairen in ploegendienst vanaf vliegbasis Leeuwarden
en Ramstein (Duitsland). Met het oog op de toegevoegde waarde voor zowel de coalitie
als voor Defensie worden deze bijdragen ook in 2019 voortgezet. Indien er geen sprake
meer is van een mandaat voor militair optreden in Syrië zal de TSC en PED-capaciteit
niet meer worden ingezet ter ondersteuning van luchtaanvallen in Syrië.
Bevelstructuur
Voor de operatie maakt de coalitie gebruik van Amerikaanse commandovoeringsstructuren.
Derhalve is het Amerikaanse hoofdkwartier CENTCOM verantwoordelijk voor coördinatie
van de militaire bijdragen van de verschillende coalitiepartners. Het eerdergenoemde
Combined Air Operations Centre (CAOC) in Qatar stuurt de luchtcampagne aan. De aansturing van de landcomponent van
de militaire campagne is de afgelopen maanden gewijzigd, om zo goed mogelijk in te
kunnen spelen op de situatie op de grond. De algehele leiding is in handen van het
Combined Joint Task Force (CJTF-)hoofdkwartier in Bagdad, met een ondersteunend hoofdkwartier in Koeweit. Vanaf
medio juni 2018 valt ook het trainingscentrum in Erbil, waar de Nederlandse bijdrage
zich centreert, direct onder CJTF.
In de operationele hoofdkwartieren zijn stafmedewerkers en liaisonofficieren van coalitiepartners
geplaatst. Nederland is daar vertegenwoordigd en heeft zo invloed op de besluitvorming
en inzet van de (eigen) middelen.
Medisch
Op alle (trainings)locaties wordt voorzien in afdoende medische verzorging door eigen,
multinationale en host nation-voorzieningen. Tijdige zorg en een sluitende medische afvoerketen zijn uitgangspunten
in de planning van alle operaties.
(Na)zorg
Op alle uitgezonden Nederlandse militairen zijn de geldende regelingen van toepassing.
Indien noodzakelijk of gewenst, kunnen leden van een sociaal medisch team (SMT) in
het operatiegebied toezien op het welzijn van de militairen. De verlenging van de
inzet leidt niet tot een inbreuk op de uitzendbescherming van militairen.
Risico’s
Over de risico’s bij de inzet van de F-16’s is uw Kamer geïnformeerd via de artikel
100-brief van 11 september 2017 (Kamerstuk 27 925, nr. 611). Deze risico’s blijven onveranderd aanwezig.
De risico’s voor de Nederlandse militairen in Irak komen onder meer voort uit ISIS-acties
met indirect vuur, IED’s, zelfmoordaanslagen en onbemande vliegende systemen. In de
KAR hebben de Koerdische veiligheidstroepen een grote mate van controle over de veiligheidssituatie.
De Nederlandse militairen maken voor hun beveiliging gebruik van de Force Protection eenheden van de coalitie en van de NAVO-missie zodra die operationeel is.
Door de terreur- en gruweldaden van ISIS tegen zowel de burgerbevolking als de Iraakse
strijdkrachten hebben zich gevoelens van wraak en vergelding ontwikkeld in de Iraakse
samenleving. Daar moeten Nederlandse militairen rekening mee houden bij het trainen
van Iraakse eenheden.
Door onderhuidse spanningen tussen Iraakse actoren is het mogelijk dat buitenlandse
eenheden in Irak ongewild betrokken raken bij conflicten die daaruit voortkomen. Bovendien
staan verschillende milities wantrouwend tegenover een grootschalige westerse militaire
presentie in Irak. Hoewel westerse militairen worden gedoogd, kan dit veranderen wanneer
het beeld ontstaat dat hun presentie te lang aanhoudt of groter is dan noodzakelijk.
Het kabinet houdt de situatie voortdurend nauwlettend in de gaten.
Duur van de deelname
Nederland stelt vanaf 1 januari tot en met 31 december 2019 in totaal ongeveer 70
militairen beschikbaar voor training van Iraakse strijdkrachten, inclusief de Koerdische
Peshmerga. Dit omvat de trainers in Noord-Irak en in Bagdad, en de stafofficieren
op de verschillende hoofdkwartieren. In diezelfde periode worden ongeveer 55 militairen
voornamelijk vanuit Nederland ingezet ter ondersteuning van het targetingproces van de coalitie.
Nederlandse bijdrage aan de NAVO-capaciteitsopbouwmissie in Irak
Separaat van, maar voortbouwend op en complementair aan, het werk van de anti-ISIS
coalitie, de inspanningen van de Iraakse overheid en internationale actoren zoals
de VN en de EU, adviseert en traint de nieuwe NAVO-missie in Irak de strijdkrachten
die veiligheid en stabiliteit in het land op langere termijn moeten waarborgen. Dit
gebeurt door advisering aan het Ministerie van Defensie en de National Security Advisor en door training en advisering aan instructeurs op militaire opleidingsinstituten.
Deze missie zal een totale omvang hebben van ongeveer 600 personen en kan als de behoefte
daartoe is worden aangepast. Naast militairen zijn civiele posities voorzien voor
advisering over hervorming van de veiligheidssector. De ervaring en capaciteiten van
de NAVO zijn daarbij een belangrijke toegevoegde waarde. NAVO levert daarmee een bijdrage
aan een stabiele en veilige toekomst in post-ISIS-Irak.
Nederland zal vanaf oktober twee militaire adviseurs en vier civiel experts, waaronder
de Senior Civilian (hoogste civiel vertegenwoordiger) en een civiel adviseur van de force commander, aan de missie bijdragen. De Nederlandse bijdrage kan afhankelijk van de behoefte
en omstandigheden worden op- of afgeschaald, tot ongeveer 20 militairen en civiele
adviseurs. De missie zal opereren op beveiligde (coalitie)trainingslocaties vanuit
Bagdad met twee dependances in Basmaya en Taji (centraal-Irak). De NAVO-missie in
Irak heeft een eigen hoofdkwartier in Bagdad. Hoewel de bevelstructuren van de coalitie
en de NAVO gescheiden zijn, worden de operaties nauw op elkaar afgestemd. De anti-ISIS
coalitie neemt de medische verzorging van de NAVO-missie grotendeels op zich.
De NAVO-missie concentreert zich op centraal-Irak. Het is voor het kabinet belangrijk
een goede balans te houden. Dat blijft zo. Nederland heeft dit benadrukt in de bijeenkomsten
van de Ministers van Defensie van de NAVO op 7 en 8 juni jl. (Kamerstuk 28 676, nr. 293) en van de Ministers van Buitenlandse Zaken op 11 en 12 juli jl. (Kamerstuk 28 676, nr. 302) en zal dit in NAVO-verband blijven doen. Daarnaast zal Nederland, los van de NAVO-missie,
ook ondersteuning bieden bij de capaciteitsopbouw op institutioneel niveau van de
veiligheidssector in de KAR.
Nederlandse bijdrage aan hervormingen veiligheidssector KAR
In de KAR is de behoefte aan steun ook gewijzigd als gevolg van de veranderende veiligheidssituatie.
Nederland zal daarom in 2019, in aansluiting bij Duitsland, het Verenigd Koninkrijk
en de Verenigde Staten, het Ministry of Peshmerga Affairs (MoP) van de KAR ondersteunen bij de implementatie van hun hervormingsplan. Het hervormingsplan
heeft als doel het MoP te hervormen naar een moderne en goed georganiseerde veiligheidsorganisatie
die in staat is de regionale stabiliteit en veiligheid te garanderen.
De Nederlandse inspanningen voor de advisering aan het MoP richten zich op het opzetten
van een gedegen trainings- en opleidingstraject voor Peshmerga en het ontwikkelen
van een onderliggende doctrine. Het kabinet zal daartoe een aantal militaire en civiele
adviseurs plaatsen. Het kabinet is voornemens een militair adviseur in te zetten op
het thema doctrine, training en opleiding. Daarnaast beoogt het kabinet een civiel
expert uit te zenden die zich, in nauwe samenwerking met het Verenigd Koninkrijk zal
richten op het versterken van de relatie met het Iraakse Ministerie van Defensie.
Dit draagt bij aan het de-escaleren van de spanningen tussen de Iraakse en Koerdische
strijdkrachten. Aspecten zoals respect voor mensenrechten, integriteit en het tegengaan
van corruptie en nepotisme spelen bij de advisering een belangrijke rol. Het kabinet
onderzoekt tevens de mogelijkheid van een training van een delegatie van het MOP in
Nederland op relevante thema’s, zoals mensenrechten en rechtsstaat. Daarnaast streeft
Nederland ernaar in dit kader een stafofficier te plaatsen bij het Ministerial Liaison Team-Erbil (MLT-E) van de anti-ISIS coalitie ter bevordering van de Nederlandse informatiepositie
en invloed. Het MLT-E speelt een belangrijke rol bij de coördinatie van de inspanningen
van de coalitie. Deze focus op ondersteuning aan de hervorming van de Koerdische veiligheidssector
sluit aan bij de Nederlandse trainingsinzet in Noord-Irak in de anti-ISIS coalitie.
Zoals ook gemeld in de Kamerbrief «Toekomstige Nederlandse inspanningen in missies
en operaties» (Kamerstuk 29 521, nr. 363) onderzoekt het kabinet of Nederland een bijdrage kan leveren aan een door de EU
gefinancierd politieprogramma. De mogelijkheden voor een eventuele bijdrage worden
nog in kaart gebracht. Uw Kamer wordt hierover nader geïnformeerd zodra hier aanleiding
toe is.
Gevolgen voor gereedheid en geoefendheid
Overeenkomstig de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over de «Inzet Nederlandse
krijgsmacht voor VN-missie in Mali» (Kamerstuk 29 521, nr. 360) zijn de gevolgen van de inzet voor de gereedheid nadrukkelijk in de besluitvorming
meegewogen. Het spreekt voor zich dat de krijgsmacht alleen wordt ingezet als dit
ook verantwoord is. Inzet van militairen, materieel en voorraden heeft echter impact
op het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht en staat in directe relatie met het
plan voor het herstel van de gereedheid en geoefendheid van de krijgsmacht. De jaarlijkse
inzetbaarheidsrapportage die uw Kamer op Prinsjesdag zal toegaan, gaat uitvoerig in
op de gevolgen van inzet voor de gereedheid.
Door aanpassing van de Nederlandse trainersinzet in Irak zal de samenstelling van
het trainingsteam wijzigen en meer beslag leggen op kaderleden dan voorheen. Kaderleden
vervullen in Nederland een essentiële rol in het opleiden van personeel en het trainen
van eenheden als onderdeel van de gereedstelling. Door deze aanpassing zal de belasting
op de gereedstelling verminderen, maar de druk op de gereedheid blijft dus aanwezig.
Zo blijft ook ondersteuning nodig met schaarse logistieke, medische en verbindingscapaciteiten.
Samenhang
Met het eind van grootschalige gevechtsoperaties tegen ISIS in zicht, verandert de
Iraakse behoefte aan steun van de internationale gemeenschap. Voor een inclusief en
stabiel Irak zijn politieke en economische hervormingen noodzakelijk. Een belangrijke
voorwaarde voor deze hervormingen is een betrouwbare, legitieme en stabiel functionerende
veiligheidssector waarbij de veiligheid van de bevolking voorop staat. Stabiliteit
en vertrouwen in de (lokale) overheid is tevens een belangrijke voorwaarde voor ontheemden
om terug te keren. Met de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie, de NAVO-capaciteitsopbouwmissie,
en de hervormingen van de veiligheidssector in de KAR draagt Nederland bij aan het
verbeteren van de veiligheid en stabiliteit in heel Irak, inclusief de KAR. Hierbij
gaat het overigens nadrukkelijk niet om de inzet van stabilisatiemachten of het creëren
van zogenoemde safe havens voor ontheemden. De inzet is gericht op het creëren van belangrijke randvoorwaarden
voor een veilige terugkeer en toekomst van ontheemden, en op de meest kwetsbare groepen
inclusief minderheden zoals christenen en yezidi’s.
Waar de bijdrage aan de NAVO-missie en de hervormingen in de KAR zich richten op de
militaire aspecten van de Iraakse veiligheidssector, focust de EU-missie (EU Advisory Mission, EUAM) zich op de civiele aspecten. De missie adviseert bij de implementatie van het
nationale veiligheidsplan en de capaciteitsopbouw en professionalisering van het Ministry of Interior (MoI). Mede op aandringen van Nederland bereidt de missie, die in november 2017 van
start is gegaan, zich voor om ook in Noord-Irak activiteiten te ontplooien. Nederland
draagt bij aan de missie met een civiel expert op het gebied van veiligheidsbeleid
en is voornemens in 2019 de bijdrage indien mogelijk met enkele experts uit te breiden
tot maximaal drie.
De Nederlandse verschillende bijdragen aan de versterking van de veiligheidssector
passen in de bredere geïntegreerde Nederlandse inzet in Irak, inclusief de KAR, die
gericht is op stabilisatie en het aanpakken en bestrijden van de grondoorzaken van
conflict en instabiliteit, en daarmee de grondoorzaken voor irreguliere migratie.
Hierdoor worden de voorwaarden gecreëerd die nodig zijn voor duurzame ontwikkeling
en het verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid op de lange termijn,
inclusief het bevorderen van rechtsorde conform internationale standaarden.
Internationale coalitie tegen ISIS – civiele sporen
Naast de militaire inzet blijft de anti-ISIS coalitie zich onverminderd inzetten voor
het stoppen van de stroom van buitenlandse strijders, het aanpakken van de inkomstenbronnen
van ISIS en het ontkrachten van de perverse ISIS-ideologie. Ook Nederland blijft in
2019 inzetten op de civiele sporen. Nederland doet dit bijvoorbeeld als co-voorzitter,
samen met Turkije en Koeweit, van de Foreign Terrorist Fighters (FTF-)werkgroep. De focus van de FTF-werkgroep zal het komend jaar vooral liggen
op de aanpak van potentieel terugkerende mannen, vrouwen en kinderen. Een van de grote
uitdagingen daarbij is de vervolging en berechting van uitreizigers, waarbij in deze
werkgroep bewijsvergaring een van de hoofdonderwerpen zal blijven. Daarnaast zijn
ook detectie van terugkeerders en informatiedeling blijvende onderwerpen die besproken
worden. Het is vanwege de voortgang in de strijd tegen ISIS toenemend van belang de
civiele inzet van de coalitie te coördineren met de inspanningen van andere internationale
fora en organisaties die actief zijn in de strijd tegen terrorisme, zoals de VN en
het Global Counter Terrorism Forum (GCTF). Ook daar zet Nederland zich voor in.
United Nations Assistance Mission Iraq (UNAMI)
Voormalig Minister van defensie, Jeanine Hennis-Plasschaert, is benoemd als de Speciaal
Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties voor Irak en
tevens hoofd van de VN-missie in Irak (UNAMI). Als Speciaal Vertegenwoordiger zal
Hennis-Plasschaert de leiding hebben over de activiteiten van de Verenigde Naties
in Irak en zorgen voor politieke en operationele sturing van de missie.
Humanitaire hulp en stabiliteit
Nederlandse inzet in Irak
Humanitaire Hulp
Grootschalige militaire operaties in Irak zijn eind 2017 ten einde gekomen, maar de
humanitaire crisis is nog niet voorbij. Volgens de coördinerende humanitaire VN-organisatie
OCHA hebben nog 8,7 miljoen mensen behoefte aan humanitaire hulp. Daarvan bevindt
naar schatting 4 miljoen mensen zich in de provincie Ninewa. Een jaar na de herovering
van Mosul zijn bijna 870.000 mensen teruggekeerd naar huis. Veel van de civiele infrastructuur
is echter zwaar beschadigd en dienstverlening in het gebied staat ernstig onder druk.
De humanitaire noden in Irak blijven hoog, in het bijzonder voor ontheemden en vluchtelingen,
maar ook voor de vele terugkeerders en mensen die hun huis niet hebben verlaten gedurende
de crisis.
Nederland heeft in 2018 reeds 10,8 miljoen euro bijgedragen aan de humanitaire hulp
in Irak. De Nederlandse humanitaire bijdrage voor Irak loopt via twee kanalen: via
het Nederlandse ngo-consortium Dutch Relief Alliance (DRA) en via het door de VN beheerde Iraq Humanitarian Pooled Fund (IHF). Voor beide bijdragen geschiedt programmering op basis van het Humanitarian Response Plan.
Hoewel de behoefte aan (internationale) humanitaire financiering blijft bestaan is
de verwachting dat activiteiten geleidelijk meer in de richting van wederopbouw en
ontwikkeling zullen bewegen.
Irak focusland
In het regeerakkoord en de BHOS-nota is Irak benoemd als focusland. Deze status biedt
de mogelijkheid om samenwerking tussen Irak en Nederland voort te zetten en te versterken.
De komende jaren richt de Nederlandse inzet zich daarbij op stabilisatie en het aanpakken
en bestrijden van grondoorzaken van conflict en instabiliteit. Specifiek heeft de
samenwerking vier prioriteiten: veiligheid, migratie, mensenrechten, en werk en inkomen.
Het partnerschap met Irak zal worden vormgegeven samen met verschillende overheidsinstellingen,
kennisinstellingen, private sector en de financiële sector. Ook zal samenwerking worden
gezocht met de EU en het bedrijfsleven.
Stabilisatie en ontwikkeling
De Nederlandse stabilisatie-inzet focust op de gebieden waar de noden het hoogst zijn
en op de meest kwetsbare groepen in zowel centraal-Irak als de KAR. Nederland zet
zich in voor het verbeteren van de opvang, bescherming en integratie van ontheemden
en vluchtelingen het aanpakken van de grondoorzaken van irreguliere migratie en het
versterken van de samenwerking op terugkeer. Ook is aandacht voor een inclusief politiek-bestuurlijk
bestel, ontmijning, respect voor mensenrechten, duurzame economische ontwikkeling
in de landbouw- en watersector en werkgelegenheid door het verbeteren van het ondernemingsklimaat.
Het versterken van de positie van jongeren, vrouwen en meisjes is integraal onderdeel
van de Nederlandse inzet.
Om deze doelstellingen te bereiken bestaat de Nederlandse steun voor Irak in 2019
onder andere uit de volgende elementen:
– Een extra bijdrage van 20 miljoen euro aan het Funding Facility for Stabilisation (FFS) van de VN, die ten goede zal komen aan stabilisatieprojecten in Irak. Hiermee
kunnen ontheemden terugkeren, wordt de infrastructuur hersteld, kunnen kinderen weer
naar school en zieken de medische hulp ontvangen die ze nodig hebben.
– Steun aan een programma van de humanitaire organisatie Norwegian People’s Aid (NPA), specifiek gericht op de yezidigemeenschap, dat onder andere psychosociale
steun biedt aan slachtoffers van seksueel en gender-gerelateerd geweld door de daden
van ISIS. Dit project, mede in het kader van VNVR resolutie 1325 inzake vrouwen, is
gericht op de KAR en recent op ISIS bevrijde gebieden.
– Steun van 5 miljoen euro via UNICEF aan een programma dat de toegang tot scholen en
psychologische ondersteuning voor ontheemde kinderen vergroot in provincies die het
hardst getroffen zijn door het conflict (Anbar, Ninewa, Kirkuk en Dohuk).
– Een bijdrage via de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) aan het versterken
van sociale cohesie in Irak en het creëren van werkgelegenheid voor Iraakse jongeren.
Hierbij is speciale aandacht voor teruggekeerde ontheemden en voor het voorkomen van
verdere ontheemding.
– Steun aan een perceptiestudie in Irak naar visies op vrede en gerechtigheid onder
de bevolking door een bijdrage aan het Harvard Humanitarian Initiative. De studie zal als basis dienen voor de verdere inzet op verzoening en accountability.
– Inzet op het opbouwen van Iraakse onderzoeks- en analysecapaciteit, om bewijslasten
tegen ISIS te verzamelen, middels een project van de Commission for International Justice and Accountability (CIJA). Dit moet Irak beter in staat stellen om te gaan met de misdaden die ISIS de
afgelopen jaren beging, en zo met steun van de VN accountability te kunnen vergroten.
Nederlandse inzet in Syrië
Sinds ISIS in oktober 2017 uit Raqqa is verdreven zijn in totaal 147.000 ontheemden
teruggekeerd naar de stad. De capaciteit van de humanitaire respons in Raqqa wordt
uitgebreid, maar de problematische veiligheidssituatie, vooral de aanwezigheid van
Improvised Explosive Devices (IED’s), bemoeilijkt hulpverlening. Ook is er een trend van terugkeerders naar Deir-ez
Zor. Sinds november 2017 wordt geschat dat 198.000 mensen zijn teruggekeerd. Desondanks
blijft de humanitaire situatie in de provincie problematisch onder andere rondom Hajin,
het resterende deelgebied dat nog steeds onder controle is van ISIS.
Nederland blijft in verschillende internationale fora, waaronder de Veiligheidsraad
van de Verenigde Naties en de International Syria Support Group (ISSG), oproepen tot de bescherming van burgers door alle strijdende partijen in Syrië.
Nederland draagt bij aan humanitaire hulp in Syrië via ongeoormerkte bijdragen aan
professionele humanitaire organisaties zoals de VN-organisaties en het Internationale
Rode Kruis. In 2018 is de bijdrage voor de landenspecifieke respons in Syrië in totaal
20,1 miljoen euro. Dit brengt de totale geoormerkte humanitaire bijdrage van Nederland
aan Syrië sinds het uitbreken van de crisis op 139,5 miljoen euro.
Financiën
De additionele uitgaven voor de Nederlandse inzet in Irak in 2019, inclusief de strijd
tegen ISIS, zijn geraamd op 24,6 miljoen euro. Dit omvat onder meer de verlenging
van de trainingsmissie van ongeveer 14 miljoen euro, de bijdrage aan de NAVO-missie
van ongeveer 300.000 euro, de militaire bijdrage aan de hervormingen in de KAR van
ongeveer 200.000 euro en een reservering van 10 miljoen euro voor de redeployment van de F-16’s en het ondersteunend detachement.
De additionele uitgaven voor de totale militaire bijdrage worden gefinancierd uit
het Budget Internationale Veiligheid (BIV) voor crisisbeheersingsoperaties.
De Nederlandse bijdrage aan stabilisatie en humanitaire hulp in Irak en Syrië bedraagt
in 2018 ongeveer 76 miljoen euro, waarvan 40 miljoen voor Irak en 36 miljoen voor
Syrië. Deze uitgaven worden gefinancierd uit de begrotingen van Buitenlandse Zaken
en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (HGIS).
Nationale veiligheid
Het de facto verdwijnen van het «kalifaat» als geografische entiteit vormt een belangrijk
succes in de strijd tegen de terroristische groepering. Hoewel ISIS als terroristische
organisatie blijft bestaan, heeft het terreinverlies de organisatie onmiskenbaar verzwakt.
Mede vanwege de aanhoudende militaire druk die op de organisatie wordt uitgeoefend,
is de structuur en het karakter van de organisatie verschoven naar een meer klassieke
insurgency. Het aantal aanslagen in Europa is sinds medio oktober 2017 weliswaar afgenomen,
maar de organisatie heeft nog altijd de intentie om aanslagen in en tegen het Westen
te (laten) plegen. Zo is de recente aanslag in Tadzjikistan, waarvan ook een Nederlander
slachtoffer is geworden, in propaganda van ISIS geclaimd als vergeldingsactie voor
deelname aan de anti-ISIS coalitie.
Hoewel ISIS weinig gebied meer controleert zijn er nog altijd Nederlandse mannen en
vrouwen in Syrië en Irak die zich inzetten voor de organisatie. Een deel van hen zal
mogelijk niet willen terug keren naar hun land van herkomst. Het is mogelijk dat zij
blijven strijden of zullen doorreizen naar andere strijdgebieden waar terroristische
groeperingen actief zijn. Hoewel er nog altijd geen sprake is van een grootschalige
terugkeer van Nederlandse jihadisten uit Syrië en Irak, heeft er de afgelopen maanden
druppelsgewijze terugkeer plaatsgevonden. Nederland is daarom alert op de reisbewegingen
van de strijders en hun families. De problematiek rondom uitreizigers en terugkeerders
staat mede dankzij Nederland hoog op de internationale agenda. De inzet is daarnaast
gericht om aanwas van nieuwe strijders te voorkomen door in te zetten op preventie
en het weerbaar maken van lokale gemeenschappen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Indieners
-
Indiener
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Medeindiener
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Medeindiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Medeindiener
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.