Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Gewijzigd amendement van het lid Bruyning ter vervanging van nr. 28 over een uitzondering op de verplichte regionale samenwerking
36 546 Wijziging van de Jeugdwet, de Wet marktordening gezondheidszorg en enige andere wetten teneinde te bevorderen dat jeugdhulp en gecertificeerde instellingen voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering steeds voldoende beschikbaar zijn (Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg)
Nr. 36
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID BRUYNING TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR.
28
Ontvangen 13 maart 2025
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel G, wordt na het voorgestelde artikel 2.19 een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 2.19a
1. Onze Ministers kunnen, op verzoek van een gemeente die deel uitmaakt van een regio
die uit meerdere gemeenten bestaat een ontheffing verlenen van de verplichtingen,
bedoeld in de artikelen 2.18 en 2.19. Onze Ministers verlenen de ontheffing slechts
als de gemeente kan aantonen dat zelfstandige contractering of subsidiëring van vormen
van jeugdhulp als bedoeld in artikel 2.19, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, en gecertificeerde
instellingen binnen de eigen gemeentegrenzen leidt tot aantoonbaar betere jeugdzorgresultaten.
2. Een verzoek tot ontheffing is ten minste voorzien van:
a. een onderbouwd plan waarin wordt aangetoond dat een toereikend aanbod van vormen van
jeugdhulp als bedoeld in artikel 2.19, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, en gecertificeerde
instellingen voor de jeugdigen in de gemeente gewaarborgd is;
b. een vergelijking met de regionale samenwerking waaruit blijkt dat zelfstandige contractering
of subsidiëring substantieel betere resultaten oplevert voor een toereikend aanbod
van vormen van jeugdhulp als bedoeld in artikel 2.19, eerste lid, onderdeel a, onder
1°, en gecertificeerde instellingen;
c. een evaluatieplan waarin wordt vastgesteld hoe de effecten van de ontheffing periodiek
worden gemonitord en gerapporteerd aan Onze Ministers, en
d. een verklaring van de gemeenteraad waarin instemming wordt gegeven voor het verzoek
om ontheffing.
4. Onze Ministers beslissen binnen zes maanden op een ontheffingsverzoek en kunnen nadere
voorwaarden stellen om een toereikend aanbod van vormen van jeugdhulp als bedoeld
in artikel 2.19, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, en gecertificeerde instellingen
te bevorderen.
5. Onze Ministers kunnen de ontheffing intrekken indien blijkt dat de gemeente niet
voldoet aan de gestelde voorwaarden of de resultaten achterblijven bij een bij ministeriële
regeling te bepalen landelijke norm voor jeugdzorg.
Toelichting
Met dit amendement wordt een uitzondering mogelijk gemaakt op de verplichte regionale
samenwerking voor specialistische jeugdzorg. Dit amendement komt tegemoet aan de zorgen
van partijen, gemeenten en overige organisaties die vrezen dat de regionale samenwerking
niet altijd zal leiden tot de beste zorguitkomsten en kan leiden tot bureaucratische
inefficiëntie. Zij hebben in het werkveld opgemerkt dat verplichte samenwerking niet
direct zal leiden tot betere kwaliteit en beschikbaarheid van specialistische jeugdzorg.
Door gemeenten de mogelijkheid te bieden om onder strikte voorwaarden af te wijken
van de verplichte samenwerking, krijgen zij de ruimte om lokaal maatwerk te bieden
als dit aantoonbaar effectiever is. Dit voorkomt dat gemeenten onnodig worden beperkt
in hun beleidsvrijheid wanneer zij betere resultaten kunnen behalen buiten de opgelegde
samenwerkingsstructuur. Hiermee wordt voorkomen dat gemeenten en/of al samenwerkende
regio’s die aantoonbaar positieve resultaten kunnen presenteren, zowel kwalitatief
als kwantitatief, in het nieuwe stelsel moeten afwijken van werkende methodes.
Tegelijkertijd beoogt dit amendement dat afwijkingen niet willekeurig of ongecontroleerd
plaatsvinden. De aanvraagprocedure stelt strenge eisen aan de onderbouwing en de regering
behoudt de mogelijkheid om aanvragen af te wijzen of in te trekken als deze niet aan
de kwaliteitscriteria voldoen. De verplichting van de wet blijft gelden, totdat de
regering de vrijstelling heeft gegeven om af te wijken de wet. Daarnaast blijft de
mogelijkheid bestaan voor gemeenten om nog steeds de samenwerking op te zoeken, kennis
te delen over het aanbieden van jeugdzorg, of kleinere gemeenten te helpen met jeugdzorgaanbod.
In het amendement staat dat per ministeriële regeling een landelijke norm moet worden
bepaald. De indiener beoogt om de landelijke norm te bepalen aan de hand van samenwerking
tussen het Ministerie, samen met verantwoordelijke ketenpartners, ervaringsdeskundigen
en al bestaande normen zoals het Kwaliteitskader Jeugd en Richtlijnen Jeugd als voorbeeld.
Bruyning
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Faith Bruyning, Tweede Kamerlid