Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Gewijzigd amendement van het lid Omtzigt c.s. ter vervanging van nr. 105 over het laten vervallen van het verlaagd BTW-tarief voor logies en over het verlagen van het tarief voor de eerste schijf bij aardgas
36 418 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024)
Nr. 112 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID OMTZIGT C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER
NR. 105
Ontvangen 26 oktober 2023
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Na artikel XV wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XVA
In de Wet op de omzetbelasting 1968 vervalt met ingang van 1 juli 2024 tabel I, onderdeel b,
post 11.
II
Artikel XXIII, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onder 1, onderdeel a, wordt het laatste bedrag verlaagd met € 0,03493.
2. In onder 2, onderdeel a, wordt het laatste bedrag verlaagd met € 0,01254.
3. Onder 3 komt te luiden:
3. Het derde lid komt te luiden:
3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, bedraagt het tarief voor aardgas voor
het verbruik dat hoger is dan 170 000 kubieke meter het tarief, genoemd in dat onderdeel,
tweede aandachtsstreepje, per kubieke meter indien het aardgas wordt geleverd aan
een verbruiker die dat aardgas gebruikt voor een installatie voor blokverwarming niet
zijnde een installatie voor stadsverwarming waarbij grotendeels gebruik wordt gemaakt
van restwarmte, aardwarmte of van warmte opgewekt met vaste, vloeibare of gasvormige
biomassa, aquathermie, een lucht-water-warmtepomp of een elektrische boiler.
III
Na artikel XXIII, onderdeel E, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ea
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 27,32.
IV
Artikel XXIII, onderdeel F, komt te luiden:
F
Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Op verzoek van de verbruiker die aardgas gebruikt voor een installatie voor blokverwarming
niet zijnde een installatie voor stadsverwarming waarbij grotendeels gebruik wordt
gemaakt van restwarmte, aardwarmte of van warmte opgewekt met vaste, vloeibare of
gasvormige biomassa, aquathermie, een lucht-water-warmtepomp of een elektrische boiler
wordt teruggaaf van de belasting verleend voor aardgas dat is belast naar het tarief,
bedoeld in artikel 59, derde lid, voor het verbruik hoger dan 170 000 kubieke meter
van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van
de Wet waardering onroerende zaken voor zover het verbruik van warmte in die onroerende
zaak hoger is dan 5 372 000 megajoule per verbruiksperiode van twaalf maanden.
2. In het tweede lid, eerste zin, wordt «De teruggaaf» vervangen door «De teruggaaf,
bedoeld in het eerste lid,» en wordt «de gebruiker van de onroerende zaak» vervangen
door «de verbruiker, bedoeld in dat lid». Voorts wordt in de tweede zin «die gebruiker»
vervangen door «de desbetreffende onroerende zaak» en wordt na «correspondeert met
de» ingevoegd «in deze onroerende zaak».
3. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vijfde en zesde lid, worden twee
leden ingevoegd, luidende:
3. Op verzoek van de verbruiker die aardgas gebruikt voor een installatie voor blokverwarming
niet zijnde een installatie voor stadsverwarming waarbij grotendeels gebruik wordt
gemaakt van restwarmte, aardwarmte of van warmte opgewekt met vaste, vloeibare of
gasvormige biomassa, aquathermie, een lucht-water-warmtepomp of een elektrische boiler
wordt teruggaaf van de belasting verleend, zulks voor het verbruik tot 1 000 kubieke
meter per kalenderjaar per onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a
tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken per kalenderjaar. De teruggaaf
wordt na afloop van een kalenderjaar verleend.
4. De teruggaaf, bedoeld in het derde lid, wordt verleend aan de verbruiker, bedoeld
in dat lid. De teruggaaf wordt als volgt berekend. Het verschil tussen het tarief,
bedoeld in artikel 59, eerste lid, onderdeel a, tweede aandachtsstreepje, en het tarief,
bedoeld in artikel 59, eerste lid, onderdeel a, eerste aandachtstreepje, wordt vermenigvuldigd
met 1 000. Vervolgens wordt dat bedrag vermeerderd met de op basis van het percentage,
genoemd in artikel 9, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, over dat bedrag
berekende omzetbelasting. Tot slot wordt het bedrag dat daaruit volgt vermenigvuldigd
met het aantal onroerende zaken als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met
e, van de Wet waardering onroerende zaken binnen de installatie voor blokverwarming,
nadat het aantal onroerende zaken eerst is verminderd met één.
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «de teruggaaf» vervangen door «de teruggaven» en
wordt «het eerste lid» vervangen door «het eerste en derde lid». Voorts wordt «wordt
verleend» vervangen door «worden verleend».
V
Artikel XXIV komt te luiden:
ARTIKEL XXIV
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2025 als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 59, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, eerste aandachtsstreepje, wordt het tarief verlaagd met € 0,02684.
2. In onderdeel c, eerste aandachtsstreepje, wordt het tarief verlaagd met € 0,00753.
B
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 18,65.
VI
Artikel XLII, tweede lid, vervalt.
Toelichting
Btw-tarief
Dit amendement regelt het per 1 juli 2024 laten vervallen van het verlaagde tarief
in de omzetbelasting ten aanzien van het verstrekken van logies binnen het kader van
het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor
korte periode verblijf houden (post b.11). Vanaf genoemde datum worden deze diensten
dan belast tegen het algemene tarief van 21%.
In 2024 is de budgettaire opbrengst € 700 miljoen en vanaf 2025 € 1.189 miljoen.
Energiebelasting
Van de vrijgevallen middelen wordt per 1 januari 2024 € 650 miljoen ingezet voor verlaging
van de energiebelasting. Deze middelen worden voor één derde ingezet om het tarief
van de eerste schijf energiebelasting op aardgas te verlagen, voor één derde ingezet
om het tarief van de eerste schijf energiebelasting op elektriciteit te verlagen en
voor één derde ingezet om de belastingvermindering te verhogen. Met deze lastenverlichting
van € 650 miljoen in 2024 worden de tarieven van de eerste schijf gas met 3,2 cent
per m3 verlaagd en de eerste schijf elektriciteit met 1,2 cent per kWh verlaagd ten opzichte
van de tarieven zoals die volgens het basispad zouden gelden in 2024. Dit betreffen
mutaties vóór indexatie. Na indexatie van de tarieven worden de tarieven in 2024 € 0,54731
per m3 en € 0,09599 per kWh. Circa 90% van de lastenverlichting komt terecht bij huishoudens.
Daarnaast wordt de belastingvermindering verhoogd met € 25,30 tot € 523,68.
In 2025 wordt de aanvullende budgettaire opbrengst van € 489 miljoen gebruikt om het
tarief van de eerste schijf gas verder te verlagen met 2,68 cent per m3 en het tarief van de eerste schijf elektriciteit verder te verlagen met 0,76 cent
per kWh. De tarieven in 2025 zijn ná indexatie in 2024 en vóór indexatie in 2025 respectievelijk
€ 0,53810 per m3 en € 0,07935 per kWh. Dit betreffen mutaties vóór indexatie in 2025 van de tarieven.
De belastingvermindering wordt in 2025 verder verhoogd met € 18,67. De belastingvermindering
wordt hiermee € 545,44 doordat reeds een groei in het basispad zat.
De respectievelijke hierboven genoemde inhoudingen van 50 miljoen zien op een nader
door de regering vast te stellen bestemming om de impact van de btw-verhoging en daarmee
gepaard gaande prijsverhogingen te verzachten voor verhuur van gastenkamers door ziekenhuizen,
opvang van asielzoekers en dak- en thuislozen.
Toelichting – onderdeelsgewijs
Energiebelasting
Per 1 januari 2024 worden ingevolge artikel XXVIII, onderdeel A, onder 1, van het
Belastingplan 2023 de huidige eerste schijf in de energiebelasting op aardgas en de
huidige eerste schijf op elektriciteit opgeknipt in twee schijven. Hierbij zijn de
tarieven van de nieuwe eerste en tweede schijven gelijk gehouden. Dit amendement regelt
dat de tarieven van de nieuwe eerste schijven op elektriciteit en aardgas worden verlaagd
per 1 januari 2024. Daartoe worden in artikel XXIII, onderdeel B, onder 1, onderdeel a,
en onder 2, onderdeel a, van het wetsvoorstel de tarieven die ingevolge dit amendement
op grond van artikel 59, eerste lid, onderdeel a, van de Wet belastingen op milieugrondslag
(Wbm) gelden met ingang van 1 januari 2024 verlaagd van € 0,53049 naar € 0,49800 voor
aardgas en verlaagd van € 0,09900 naar € 0,08734 voor elektriciteit ten opzichte van
het basispad. Daarnaast wordt de belastingvermindering, bedoeld in artikel 63 Wbm,
met ingang van dezelfde datum verhoogd met € 25,30.
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Belastingplan 2024 is uiteengezet
dat een aantal wijzigingen in de Wbm noodzakelijk is zodra het tarief in de nieuwe
eerste schijf lager wordt dan het tarief van de nieuwe tweede schijf (paragraaf 5.18).
In het wetsvoorstel zijn de noodzakelijke wetswijzigingen opgenomen in artikel XXIV
van het wetsvoorstel. Daarbij is geregeld dat deze op een bij koninklijk besluit te
bepalen tijdstip in werking treden (artikel XLII, tweede lid, van het wetsvoorstel).
In de memorie van toelichting is opgenomen dat dit tijdstip zal samenvallen met het
tijdstip waarop de tarieven van de nieuwe eerste en tweede schijf van elkaar komen
te verschillen. Indien onderhavig amendement wordt aangenomen, is het tarief van de
nieuwe eerste schijf met ingang van 1 januari 2024 lager dan het tarief van de nieuwe
tweede schijf. Daarom worden de wijzigingen die waren voorzien om bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip in werking te treden, verplaatst naar artikel XXIII van het wetsvoorstel
waarin de wijzigingen in de Wbm zijn opgenomen die in werking treden op 1 januari
2024. De betreffende wijzigingen van artikel 59, derde lid, Wbm en artikel 67 Wbm
worden opgenomen in artikel XXIII, onderdeel B, onder 3, en onderdeel F, van het wetsvoorstel.
De wijzigingen in artikel XXIV van het wetsvoorstel worden vervangen door de tariefsverlagingen
per 1 januari 2025 in de eerste schijf gas van € 0,02684 en de eerste schijf elektriciteit
van € 0,00762, alsmede een verhoging van de belastingvermindering van € 18,67. Artikel XLII,
tweede lid, van het wetsvoorstel waarin de inwerkingtreding van genoemd artikel XXIV
op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip is geregeld, komt te vervallen.
Omtzigt
Grinwis
Alkaya
Stoffer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Pieter Omtzigt, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Pieter Grinwis, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M.Ö. Alkaya, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Chris Stoffer, Tweede Kamerlid
Stemmingsuitslagen
Verworpen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Tegen | |
D66 | 24 | Tegen | |
PVV | 16 | Tegen | |
CDA | 14 | Tegen | |
PvdA | 9 | Voor | |
SP | 9 | Voor | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
PvdD | 6 | Tegen | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Tegen | |
BBB | 4 | Tegen | |
DENK | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 2 | Tegen | |
Volt | 2 | Tegen | |
BIJ1 | 1 | Voor | |
Ephraim | 1 | Niet deelgenomen | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Niet deelgenomen | |
JA21 | 1 | Tegen | |
Omtzigt | 1 | Voor |