Amendement : Amendement van het lid Koerhuis over een zware voorhang bij de inwerkingtreding

Nr. 7 AMENDEMENT VAN HET LID KOERHUIS

Ontvangen 28 september 2022

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. De voordracht voor een koninklijk besluit als bedoeld in het eerste lid wordt niet
eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal
is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen
met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan en kan niet eerder dan zes weken
na het besluit van die kamer der Staten-Generaal een nieuw ontwerp aan beide kamers
der Staten-Generaal worden overgelegd.

Toelichting

Dit amendement zorgt ervoor dat de wet pas in werking treedt op het moment dat de
Staten-Generaal hiermee instemmen en voorziet daarin door middel van een zware voorhangprocedure.
De indiener is van mening dat pas tot inwerkingtreding kan worden overgegaan indien
voldaan is aan de volgende voorwaarden.

Ten eerste moeten gemeenten buitenlandse kentekenregisters kunnen raadplegen, om te
voorkomen dat er rechtsongelijkheid ontstaat tussen binnenlandse en buitenlandse voertuigen
en dat er verschil ontstaat in uitvoering tussen gemeenten. Op dit moment is het lastig
voor gemeenten om te beoordelen of een buitenlands voertuig wel of niet emissieloos
is. De indiener is van mening dat gemeenten in ieder geval buitenlandse kentekenregisters
van de landen van de Europese Economische Ruimte en het Verenigd Koninkrijk moeten
kunnen raadplegen.

Ten tweede moet er eerst een volwaardige tweedehandsmarkt voor emissieloze voertuigen
zijn. Op dit moment is het lastig voor de grote middeninkomens en MKBers om een emissieloos
voertuig aan te schaffen. Hierdoor zou de onwenselijke situatie kunnen ontstaan dat
met name hoge inkomens kunnen profiteren van het lagere parkeertarief. De indiener
is van mening dat middeninkomens en MKBers ook moeten kunnen profiteren.

Ten derde moet er voldoende laadinfrastructuur voor emissieloze voertuigen zijn in
de betreffende gemeenten. Op dit moment blijft de plaatsing van laadinfrastuctuur
fors achter bij de doelstelling. Hierdoor zou de onwenselijke situatie kunnen ontstaan
dat gemeenten lagere parkeertarieven voor emissieloze voertuigen invoeren maar dat
emissieloze voertuigen niet kunnen parkeren omdat er niet voldoende laadinfrastructuur
is. De indiener is van mening dat er eerst voldoende laadinfrastuctuur moet zijn om
het gebruik van emissieloze voertuigen te stimuleren.

Koerhuis