Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Tweede nader gewijzigd amendement van het lid Koerhuis ter vervanging van nr. 21 over dat de maximale duur om woonruimte tijdelijk te verhuren met één jaar wordt verlengd tot maximaal drie jaar
35 517 Wijziging van de Woningwet naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet
Nr. 48 TWEEDE NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID KOERHUIS TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT
ONDER NR. 21
Ontvangen 4 maart 2021
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In het opschrift wordt na «Wijziging van de Woningwet» ingevoegd «, Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek» en wordt na «de herziene
Woningwet» ingevoegd «en om de mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten te
verruimen».
II
In de beweegreden wordt na «van die wet» ingevoegd «en dat het wenselijk is de mogelijkheden
voor tijdelijke huurovereenkomsten te verruimen».
III
In artikel I, onderdeel AA, wordt in artikel 47a, eerste lid, «twee jaar» vervangen
door «drie jaar».
IV
Na artikel Ia wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL Ib
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 249, tweede lid, wordt «twee jaar» vervangen door «drie jaar» en wordt
na «als bedoeld in artikel 271 lid 1, tweede volzin,» ingevoegd «dan wel na afloop van een verlengde huurovereenkomst tot een totale
duur van drie jaar of korter als bedoeld in artikel 271 lid 1, zevende volzin,».
B
Artikel 271 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste, tweede en vijfde zin wordt «twee» vervangen door «drie».
b. Na de vierde zin worden drie zinnen ingevoegd, luidende: Voor de voor bepaalde tijd
aangegane huur, bedoeld in de tweede volzin, met een duur van een jaar of langer kan
een termijn vanaf de ingangsdatum overeengekomen worden waarbinnen de huurder niet
kan opzeggen. De termijn, bedoeld in de vijfde volzin, kan niet langer zijn dan drie
maanden bij een huur van een jaar tot twee jaar, niet langer dan zes maanden bij een
huur van twee jaar tot drie jaar, en niet langer dan twaalf maanden bij een huur van
drie jaar of langer. De voor bepaalde tijd voor de duur van minder dan drie onderscheidenlijk
vijf jaar aangegane huur, bedoeld in de tweede volzin, kan eenmalig worden verlengd
tot een duur van ten hoogste in totaal drie onderscheidenlijk vijf jaar, zo lang de
verhuurder de verplichting, bedoeld in de tweede volzin, niet heeft verzuimd na te
komen.
c. In de achtste zin (nieuw) wordt na «vijf jaar of korter aangegane» ingevoegd «of
tot een dergelijke duur verlengde».
2. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Voor een voor onbepaalde tijd
aangegane huur kan een termijn vanaf de ingangsdatum overeengekomen worden waarbinnen
de huurder niet kan opzeggen.
V
Na artikel IV wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IVa
Artikel 208ha van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De artikelen 249 en 271 van Boek 7, zoals deze door de wet van PM tot wijziging van
de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk
Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden
voor tijdelijke huurovereenkomsten te verruimen (Stb. PM, PM) zijn komen te luiden,
zijn vanaf het moment van inwerkingtreding van toepassing op huurovereenkomsten of
op verlengingen daarvan die na het in werking treden van die artikelen zijn overeengekomen,
met dien verstande dat vanaf het moment van inwerkingtreding de mogelijkheid uit artikel 271
lid 1 om een huurovereenkomst eenmalig te verlengen ook geldt voor huurovereenkomsten
die vóór dat moment zijn gesloten en dat in geval van een aldus verlengde huurovereenkomst
de huurder de mogelijkheid uit artikel 249 lid 2 heeft om de aanvangshuurprijs na
afloop van de verlenging te laten toetsen.
Toelichting
De huidige mogelijkheden tot tijdelijke huurovereenkomsten werden met de Wet doorstroming
huurmarkt 2015 geïntroduceerd. Er kunnen generieke tijdelijke huurovereenkomsten van
2 jaar – (zelfstandige woningen, ligplaatsen en standplaatsen) en 5 jaar of korter
(onzelfstandige woningen) worden afgesproken. Een tijdelijke huurovereenkomst kan
nu éénmaal worden aangeboden en overeengekomen voor maximaal twee respectievelijk
vijf jaar. De huurovereenkomst kan niet nogmaals worden verlengd voor een tijdelijke
periode. Dit kan ervoor zorgen dat een verhuurder niet genegen is om de tijdelijke
huurovereenkomst op verzoek van de huurder te verlengen, omdat de intentie van de
verhuurder en huurder tijdelijke verhuur is geweest.
Afgelopen jaar was het al mogelijk om tijdelijke contracten te verlengen, op basis
van de Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurcontracten. Deze bood een oplossing
om maatwerk te kunnen verlenen bij tijdelijke huurcontracten. In de praktijk blijken
zich meer situaties voor te doen waarbij toch de behoefte kan ontstaan om een tijdelijk
contract te verlengen zonder dat het tijdelijke karakter van het contract verloren
gaat. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan tijdelijke verhuur aan arbeidsmigranten
of internationale studenten of aan tijdelijke verhuur na een scheiding. Ook kan gedacht
worden aan mensen die langer de tijd nodig hebben een permanente woonruimte.
Dit amendement regelt dat de maximale duur om zelfstandige woonruimte tijdelijk te
kunnen verhuren met één jaar wordt verlengd tot maximaal drie jaar. Ook wordt het
mogelijk om een tijdelijk huurcontract (maximaal) één keer te verlengen, waarbij de
(totale) maximumtermijn tevens drie jaar dient te zijn. Voor de verhuur van onzelfstandige
woonruimte geldt dat de huidige maximumtermijn van vijf jaar ongewijzigd blijft. Wel
wordt het ook hier mogelijk om maximaal één keer een verlenging overeen te komen,
met dien verstande dat het totaal van de termijnen de vijf jaar niet overschrijdt.
Dit amendement regelt ook dat er een minimumduur in contracten kan worden opgenomen
waarbinnen de huurder niet kan opzeggen. Hiermee wordt recht gedaan aan zowel de belangen
van de huurder als de belangen van de verhuurder. De verhuurder heeft zekerheid over
de minimumduur van de huurovereenkomst en de huurder houdt nog steeds de mogelijkheid
om tussentijds te beëindigen na afloop van de minimumduur en blijft daardoor flexibel.
De minimumduur geldt alleen in het eerste tijdelijke huurcontract en is afhankelijk
van de initieel overeengekomen duur van de huurovereenkomst. Wanneer er bijvoorbeeld
een huurovereenkomst van drie jaar wordt afgesproken, dan zal de minimumduur maximaal
één jaar zijn. Wanneer er een tijdelijke huurovereenkomst van twee jaar wordt gesloten
zal de minimumduur maximaal zes maanden kunnen bedragen. Bij een huurovereenkomst
die is aangegaan voor één jaar zal een minimumduur van maximaal drie maanden overeengekomen
kunnen worden. Als de eerste huurovereenkomst voor een kortere periode dan één jaar is gesloten, kan er
geen minimumduur worden overeengekomen.
Koerhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.A.N. Koerhuis, Tweede Kamerlid
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Tegen |
SP | 14 | Tegen |
PvdA | 9 | Tegen |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Tegen |
50PLUS | 3 | Tegen |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Tegen |
FVD | 2 | Voor |
Krol | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Tegen |