Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Gewijzigd amendement van het lid Van der Graaf c.s. t.v.v. nr. 9 over een aparte klasse voor schuldeisers met een zekerheidsrecht
35 249 Wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid tot homologatie van een onderhands akkoord (Wet homologatie onderhands akkoord)
Nr. 14
                   GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER GRAAF C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT
               ONDER NR. 9
            
Ontvangen 11 mei 2020
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel F, wordt het voorgestelde artikel 374 als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Schuldeisers met een voorrang die voortvloeit uit pand of hypotheek als bedoeld in
                              artikel 278, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden enkel voor het
                              deel van hun vordering waarvoor de voorrang geldt in één of meer klassen van schuldeisers
                              met een dergelijk voorrang ingedeeld, tenzij hierdoor geen verandering ontstaat in
                              de verdeling van de waarde die met het akkoord wordt gerealiseerd. Voor het overige
                              deel van hun vordering worden deze schuldeisers ingedeeld in een klasse van schuldeisers
                              zonder voorrang. Bij de bepaling van het deel van de vordering waarvoor de voorrang
                              tot zekerheid strekt, wordt uitgegaan van de waarde die naar verwachting in een faillissement
                              volgens de wettelijke rangorde door deze schuldeiser op basis van zijn pand- of hypotheekrechten
                              verkregen zou zijn.
                           
Toelichting
               
De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel vermeldt dat schuldeisers met een
                  zekerheidsrecht alleen voor het gedekte deel in een aparte klasse worden ingedeeld
                  (pag. 49, MvT). Met dit amendement wordt deze notie in de wettekst opgenomen. Daarbij
                  is opgenomen dat hiervan afgeweken kan worden als hierdoor geen verandering ontstaat
                  in de verdeling van de waarde die met het akkoord wordt gerealiseerd. Zo zal het bij
                  een consensueel akkoord met maar één gesecureerde crediteur niet altijd nodig zijn
                  de vordering te splitsen.
               
Tevens regelt dit amendement dat schuldeisers met pand- of hypotheekrechten alleen
                  gesecureerd zijn tot de waarde die naar verwachting in faillissement volgens de wettelijke
                  rangorde verkregen zou zijn. Dit komt in beginsel overeen met de waarde die de schuldeiser
                  bij de uitoefening van zijn pand- of hypotheekrecht zelf op korte termijn zou kunnen
                  behalen door executie. Het wetsvoorstel laat nu namelijk nog in het midden wat het
                  uitgangspunt is voor waardering van het onderpand en de memorie van toelichting biedt
                  geen aanknopingspunten. Terwijl hier een principiële keuze dient te worden gemaakt
                  tussen (a) de waarde van het onderpand met/na reorganisatie of (b) de waarde van het
                  onderpand in het alternatieve scenario van faillissement. Indien voor (a) gekozen
                  wordt, zoals in de eerste consultatieversie van deze wet (toen nog onder de naam Wet
                  Continuiteit Ondernemeningen II) mogelijk het geval leek, zouden gesecureerde crediteuren
                  onder omstandigheden een deel of zelfs groot deel van het reorganisatiesurplus met
                  voorrang kunnen claimen. De activa kunnen door reorganisatie, vaak inhoudend het afschrijven
                  van een deel van de schulden, immers meer waard worden. Dit going concern surplus wordt echter door alle betrokkenen tezamen via de reorganisatieprocedure
                  bewerkstelligd. Bij de waardering van het onderpand wordt dus aangesloten bij het
                  hierboven genoemde uitgangspunt (b): de waarde van het onderpand in het alternatieve
                  scenario van faillissement. Zo worden alle partijen tezamen ook aangemoedigd een bij
                  voorkeur consensueel akkoord te bereiken. Dit sluit in beginsel ook aan op de waarde
                  die de schuldeiser bij de uitoefening van zijn pand- of hypotheekrecht zelf op korte
                  termijn zou kunnen behalen door executie en is daarmee ook rechtvaardig. Via het ongesecureerde
                  deel van haar vordering kan de gesecureerde crediteur vervolgens meeprofiteren van
                  het reorganisatiesurplus.
               
Van der Graaf Van Nispen Nijboer
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
S.J.F. van der Graaf, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
H. Nijboer, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
Michiel van Nispen, Tweede Kamerlid 
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
| Fracties | Zetels | Voor/Tegen | 
|---|---|---|
| VVD | 32 | Voor | 
| PVV | 20 | Voor | 
| CDA | 19 | Voor | 
| D66 | 19 | Voor | 
| GroenLinks | 14 | Voor | 
| SP | 14 | Voor | 
| PvdA | 9 | Voor | 
| ChristenUnie | 5 | Voor | 
| PvdD | 4 | Voor | 
| 50PLUS | 3 | Voor | 
| DENK | 3 | Voor | 
| SGP | 3 | Voor | 
| FVD | 2 | Tegen | 
| Groep Krol/vKA | 2 | Voor | 
| Van Haga | 1 | Tegen |