De Tweede Kamer bereikt een groter publiek
De leden van de Tweede Kamer werden gekozen via een ingewikkeld districtenstelsel. In stadswijken en op het platteland moesten kandidaten zich aan de kiezer presenteren en een meerderheid van de stemmen zien te winnen. Soms waren daar twee stemrondes voor nodig. De kandidaat werd door zijn ‘eigen’ kiezers beoordeeld, op zijn standpunten of op zijn verdiensten als Kamerlid. De afstand tussen de burger en zijn vertegenwoordiger was daardoor klein. Om de burgers te informeren gaven de kranten steeds meer aandacht aan de dagelijkse discussies in de Kamer. Door het afschaffen van het dagbladzegel in 1869, een belasting op kranten, werden de verslagen door meer mensen gelezen. Zo groeide de betrokkenheid bij het werk van het parlement.
De nieuwe politieke partijen stimuleerden de openbare discussie. Voormannen van belangengroepen kwamen veel in het nieuws en de kiezer sloot zich aan bij een bepaalde stroming, of zette zich in voor een specifiek ideaal. De partijstrijd werd ook zichtbaar, al was het indirect via fotografie en (politieke) prent. In vroeger jaren speelden alle beraadslagingen zich af in een zaal die door weinigen werd betreden en in een ambiance die vrijwel niemand kende. Steeds vaker woonden journalisten de debatten in de Tweede Kamer bij en werden de redevoeringen van individuele Kamerleden van instemmend of spottend commentaar voorzien. Vele parlementariërs waren bekend onder een bijnaam en hun meest opvallende uiterlijke kenmerken werden door karikaturisten uitgebuit, eerst uiterst mild en beleefd, later bijtend en uitdagend.


