Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid El Abassi over haatbrieven aan moskeeën
Vragen van het lid El Abassi (DENK) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over haatbrieven aan moskeeën (ingezonden 16 september 2025).
Antwoord van Minister Van Oosten (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 4 november 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Haagse moskeeën vragen burgemeester om extra maatregelen
na met bloed besmeurde dreigbrieven» (AD, 15 september 2025)?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het feit dat meerdere moskeeën in Den Haag, maar ook in steden als
Rotterdam, Eindhoven en Arnhem, dreigbrieven hebben ontvangen, waarvan sommige besmeurd
lijken met bloed en waarin teksten staan als «De islam moet dood» en spotprenten van
de Profeet Mohammed (vrede zij met hem)?
Antwoord 2
Het versturen van dreigbrieven met dergelijke haatdragende en gewelddadige inhoud
is uiterst verwerpelijk. Dit soort incidenten is niet alleen verontrustend voor de
betrokken gemeenschappen, maar voor de samenleving als geheel. Het is van groot belang
dat dergelijke zaken gemeld worden bij de relevante autoriteiten en zo nodig bij de
politie aangifte wordt gedaan, zodat passende maatregelen genomen kunnen worden.
Vraag 3
Kunt u toelichten welke maatregelen politie en justitie reeds hebben genomen om de
veiligheid van de betrokken moskeeën en hun bezoekers te waarborgen, en welke stappen
zijn gezet in het opsporingsonderzoek naar de daders?
Antwoord 3
De beslissing om beveiligingsmaatregelen voor religieuze instellingen te treffen,
gebeurt altijd op basis van actuele dreigingsinformatie van de politie en de veiligheidsdiensten.
Dit gebeurt onder verantwoordelijkheid van het lokaal bevoegd gezag en is een aanvulling
op de maatregelen die deze instellingen zelf al treffen om hun veiligheid te waarborgen.
Ik treed niet in de specifieke maatregelen die door politie en justitie worden genomen,
aangezien dit vaak vertrouwelijke informatie betreft die afhangt van de operationele
keuzes van politie en justitie. Noch doe ik, zoals te doen gebruikelijk, uitspraken
over individuele opsporingsonderzoeken.
Vraag 4
Hoe reageert u op de oproep van de Stichting Islamitische Organisaties Regio Haaglanden
(SIORH) en de Federatie Islamitische Organisaties (FIO) om moskeeën vergelijkbare
structurele beveiligingsmaatregelen te bieden als de joodse gemeenschap al ontvangt?
Antwoord 4
Ik neem de zorgen en de oproep van de Stichting Islamitische Organisaties Regio Haaglanden
en de Federatie Islamitische Organisaties serieus. Het is van groot belang dat iedereen
in Nederland zijn of haar religie kan uitoefenen zonder zich zorgen te maken over
de eigen veiligheid. Het is dan ook bijzonder zorgwekkend dat dit voor sommige gemeenschappen
niet altijd de werkelijkheid is.
De beveiligingsmaatregelen voor joodse instellingen zijn specifiek afgestemd op de
dreiging die voor die gemeenschappen geldt. Uiteraard worden de ontwikkelingen rondom
de veiligheid van moskeeën en andere religieuze instellingen nauwlettend gevolgd,
en indien de dreiging en risico’s dat vereisen, zullen ook voor islamitische instellingen
beveiligingsmaatregelen getroffen worden door de lokale autoriteiten.
Vraag 5
Bent u bereid te bevorderen dat er een gemeentelijk of landelijk veiligheidsfonds
voor moskeeën komt, waarmee structureel kan worden geïnvesteerd in beveiligingsmaatregelen
voor moskeeën? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Op dit moment is er geen voorziening voor een specifiek veiligheidsfonds voor moskeeën,
noch zijn er voornemens om een dergelijk fonds in te stellen. De veiligheid van religieuze
instellingen, waaronder moskeeën, wordt doorgaans gewaarborgd door lokale autoriteiten,
die maatregelen treffen op basis van actuele dreigingsinformatie. De situatie rondom
de bescherming van moskeeën wordt serieus genomen en voortdurend gemonitord. Indien
uit dreigingsanalyses blijkt dat extra maatregelen noodzakelijk zijn, kunnen lokale
autoriteiten passende veiligheidsmaatregelen treffen.
Vraag 6
Hoe beoordeelt u de cijfers van de Islamitische Stichting Nederland (ISN), die sinds
2015 bijna driehonderd anti-islamitische incidenten bij moskeeën registreerde, waaronder
dreigbrieven, bekladdingen, vernielingen en zelfs pogingen tot brandstichting?
Antwoord 6
Elk incident van haat of geweld, in het bijzonder gericht tegen religieuze instellingen,
is er één te veel. De cijfers die u noemt zijn zorgwekkend en onderstrepen de ernst
van het probleem. Het kabinet blijft zich actief inzetten om alle vormen van haatdelicten,
waaronder anti-islamitische incidenten, tegen te gaan.
Vraag 7 en 8
Deelt u de zorg dat deze incidenten passen in een bredere trend van toenemende islamhaat
en bent u bereid om, naast repressieve maatregelen, ook structureel te investeren
in preventieve maatregelen die gericht zijn op het tegengaan van moslimhaat?
Wat heeft u gedaan met het eerdere aankaarten van dit probleem, bijvoorbeeld naar
aanleiding van de schriftelijke vragen over de vernielingen bij de As-Soennah moskee
in Assen, en welke lessen zijn daaruit getrokken voor de bescherming van moskeeën
in het algemeen?
Antwoord 7 en 8
Het kabinet deelt de algemene zorg over moslimdiscriminatie. Hoewel ik niet kan zeggen
in hoeverre de incidenten passen in een bredere trend, staat het buiten kijf dat discriminatie
van moslims op brede schaal voorkomt. Dit wordt bevestigd door de rapporten van de
lokale antidiscriminatievoorzieningen, de politie en het Openbaar Ministerie.2 Dit is een zorgwekkende ontwikkeling die we niet kunnen negeren.
Er zijn al verschillende initiatieven op zowel lokaal als nationaal niveau, van burgers,
maatschappelijke organisaties, onderwijsinstellingen en meer, die gericht zijn op
het bevorderen van inclusiviteit, het versterken van wederzijds begrip en het tegengaan
van haat. Deze situatie vraagt om blijvende en gerichte aandacht. De bestaande initiatieven
worden ondersteund door het ministerie, zodat we niet alleen repressief optreden,
maar ook structureel en preventief werken aan een samenleving waarin iedereen zich
veilig en gerespecteerd kan voelen, ongeacht zijn of haar geloof.
De zorgen werden ook besproken tijdens de Catshuissessie met moslimjongeren op 26 augustus
jl. Daarnaast zijn de Staatssecretaris van Participatie en Integratie en Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voornemens om uw Kamer nog dit jaar
de beleidsreactie op het Nationaal onderzoek naar moslimdiscriminatie te sturen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.