Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Boon en Van der Hoeff over antisemitisme en oproep tot ingrijpen wegens wanbeheer
Vragen van de leden Boon en Van der Hoeff (beiden PVV) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over antisemitisme en oproep tot ingrijpen wegens wanbeheer (ingezonden 17 april 2025)
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 13 juni
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2171.
Vraag 1
Deelt u de opvatting dat bij de meest recente bezettingen van gebouwen van de Universiteit
van Amsterdam en de Radboud Universiteit opnieuw studenten en medewerkers in gevaar
zijn gebracht?1, 2
Antwoord 1
Bij de bezetting van het Maagdenhuis, het bestuursgebouw van de Universiteit van Amsterdam
(UvA), heeft volgens de UvA een aantal medewerkers dreigende situaties ervaren, maar
er waren geen studenten aanwezig. Bij de bezetting en de ontruiming van de Radboud
Universiteit op 15 april zijn volgens de universiteit geen personen in gevaar geweest.
Vraag 2
Deelt u de mening dat studenten die hierbij betrokken zijn geweest, gelet op de ernst
van de situatie, van de opleiding verwijderd zouden moeten worden?
Antwoord 2
Als de huisregels en ordemaatregelen van instellingen worden overtreden kunnen instellingen
op basis van artikel 7.57h van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
(WHW) maatregelen nemen tegen studenten, waaronder het tijdelijk of definitief ontzeggen
van de toegang of in het uiterste geval beëindiging van inschrijving. Ik vertrouw
op de afweging die de UvA en de Radboud Universiteit als verantwoordelijke instellingen
maken in de beoordeling van de casuïstiek.
Vraag 3 en 4
Erkent u dat Joodse en Israëlische studenten zich al geruime tijd onveilig voelen
op hun universiteit, dat er daardoor feitelijk geen sprake meer is van een open en
veilige leeromgeving en dat deze situatie al meer dan een jaar verslechtert in plaats
van verbetert?3
Ziet u in dat het uitblijven van disciplinaire maatregelen bij antisemitisme, intimidatie
of geweld en het structureel negeren van huisregels, duidt op bestuurlijk falen?
Antwoord 3 en 4
Universiteiten en hogescholen horen gevrijwaard te zijn van antisemitisme. Toch zijn
er nog steeds berichten over onveiligheid voor Joodse studenten op de campussen. Daarom
voel ik de urgentie om de afspraken uit de Nationale Strategie Bestrijding Antisemitisme
uit te voeren en zet ik de integrale aanpak rond sociale veiligheid met de sector
onverminderd door. Bovendien ben ik, zoals aangegeven in de beantwoording van Kamervragen
van het lid Eerdmans (JA21)4, met de sector in gesprek over de uitvoering van de aangenomen moties van uw Kamer
tijdens het debat op 23 januari jl. over de veiligheid op universiteiten. Over de
uitkomsten van deze bespreking wordt uw Kamer voor het zomerreces geïnformeerd.
Vraag 5
Heeft u na meer dan een jaar van escalaties nog vertrouwen in de bestuurders van de
Universiteit van Amsterdam en de Radboud Universiteit? Zo ja, waarop baseert u dat?
Antwoord 5
Ja. De Colleges van Bestuur van universiteiten en hogescholen en hun medewerkers spannen
zich dagelijks in om hun verantwoordelijkheid voor de organisatie en continuïteit
van een veilige leer- en werkomgeving in te vullen. Dat doen zij door veiligheidsbeleid
in te richten, huisregels op te stellen, deze te handhaven en op te treden tegen ongewenst
gedrag. Maar ook door ruimte te bieden voor debat en demonstraties. Zij worden hierbij
voor stevige dilemma’s geplaatst. Ongeregeldheden tijdens demonstraties zijn niet
altijd te voorzien, bijvoorbeeld als relschoppers van buiten de instellingen de demonstraties
aangrijpen om vernielingen aan te richten. Instellingen maken risicoanalyses vooraf
en als daar aanleiding toe is, doen zij een beroep op de lokale veiligheidsdriehoek.
Ik vind het van belang dat de verantwoordelijkheid ook zoveel mogelijk lokaal wordt
genomen. Elk incident is weer net anders en niet elke ongewenste gedraging is te voorkomen.
De instelling kan, in samenwerking met de politie en lokale driehoek, de situatie
ter plekke het beste inschatten en besluiten hoe hiermee om te gaan. De samenwerkingsrelatie
tussen de lokale driehoek is geprofessionaliseerd door de ervaringen van de afgelopen
periode en er is intensiever overleg over casuïstiek. Verder vind ik het belangrijk
dat instellingen, zoals deze instellingen ook doen, leren van hun ervaringen op het
gebied van veiligheid. Dit doen de universiteiten ook gezamenlijk via het UNL-netwerk
van integrale veiligheidsadviseurs, en op sectorniveau via het Platform Integrale
Veiligheid.
Vraag 6
Ziet u dat het aanhoudende wanbeheer aan de Universiteit van Amsterdam en de Radboud
Universiteit heeft geleid tot structurele ondermijning van de orde en ernstige schade
aan de kwaliteit en voortgang van het onderwijs?
Antwoord 6
Nee. Uit navraag bij de UvA en de RU over de bezetting van het Maagdenhuis van de
UvA op 14 april en de loopbrug van de RU op 15 april is gebleken dat het onderwijs
op deze instellingen doorgang kon vinden.
Vraag 7
Bent u, conform artikel 9.9a Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
(WHW), bereid eerst een inspectieonderzoek te laten uitvoeren en op basis daarvan,
indien nodig, een formele aanwijzing op te leggen? Zo nee, waarom niet?5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16
Antwoord 7
De Inspectie van het Onderwijs is onafhankelijk en kan op basis van signalen zelf
besluiten om onderzoek te doen. Ik kan daartoe geen opdracht geven.
Wanneer de Inspectie van het Onderwijs na onderzoek tot de conclusie komt dat er sprake
is van wanbeheer in de zin van de WHW, dus van ernstige mate van verwaarlozen van
de sociale veiligheid, kan ik als ultimum remedium overgaan tot het geven van een
aanwijzing aan de RvT. Dat is op dit moment niet aan de orde.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.