Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Dassen en Grinwis over het bericht 'Steeds meer miljonairs verhuizen naar belastingparadijzen'
Vragen van de leden Dassen (Volt) en Grinwis (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Steeds meer miljonairs verhuizen naar belastingparadijzen» (ingezonden 28 januari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Van Oostenbruggen (Financiën) (ontvangen 18 februari
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met het Financieel Dagblad-artikel «Steeds meer miljonairs verhuizen
naar belastingparadijzen»?1
Antwoord 1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Vraag 2
Kunt u een reflectie geven op het artikel en hierbij ingaan of dit rechtvaardig is,
eerlijk en evenwichtig?
Antwoord 2
Het artikel refereert aan een onderzoek uitgevoerd door het Britse Henley & Partners,
dat stelt dat 134.000 miljonairs in 2024 verhuisd zijn naar een ander land. De landen
waar het meest naartoe geëmigreerd wordt, zijn zowel landen met voordelige fiscale
regimes die voor vermogenden gunstig uit kunnen pakken als landen zonder dergelijke
regimes. Het onderzoek laat zien dat verhuizingen niet alleen gebaseerd zijn op fiscale
overwegingen, maar ook op politieke stabiliteit, economische volatiliteit en overwegingen
gerelateerd aan levensstijl. Nederland staat overigens niet in de top tien landen
waaruit miljonairs zijn vertrokken.
Voor zover migraties door zeer vermogende personen voornamelijk fiscaal gedreven zijn
en in internationaal verband een effectieve belasting van deze groep in de weg zitten,
vind ik dat onwenselijk. Daar kom ik met name in het antwoord op vraag 5 nader op
terug.
Vraag 3
Kunt u actuele cijfers geven van Nederlanders, die naar een land met een gunstigere
belastingregime verhuizen?
Antwoord 3
In mijn brief van 4 december 2024 inzake de opvolging van moties en toezeggingen uit
het dertigledendebat over een extra belasting voor extreem rijken heb ik aangegeven
dat ik wil onderzoeken of er betrouwbare cijfers zijn te geven over hoeveel personen
emigreren (en met welk fiscaal belang) naar een land met geen of een lage belastingheffing
waarmee Nederland geen belastingverdrag heeft gesloten. Dit onderzoek vindt op dit
moment plaats.
Daarnaast worden op ambtelijk niveau de doelstellingen, wet- en regelgeving en uitvoerings-
en handhavingspraktijk van woonplaatsonderzoeken geëvalueerd.2 Deze evaluatie gaat in op de vaststelling van de fiscale woonplaats. De resultaten
van deze evaluatie zullen dit voorjaar met uw Kamer worden gedeeld.
Vraag 4
Is het eerder aangekondigde onderzoek om actuele en betrouwbare cijfers te krijgen
over de belastingemigratie naar landen met een gunstig fiscaal regime inmiddels voltooid?
Zo nee, wanneer verwacht u deze?
Antwoord 4
Zoals aangegeven bij vraag 3, vindt dit onderzoek op dit moment plaats. De resultaten
van de evaluatie van woonplaatsonderzoeken zullen dit voorjaar met uw Kamer worden
gedeeld.
Vraag 5
Vindt u het een zorgelijke ontwikkeling als vermogenden bewust naar belastingparadijzen
vertrekken om hier belasting te ontwijken? Zo ja, op welke wijze wil het kabinet,
in Europees of nationaal verband, hiertegen iets doen? Zo nee, kunt u uitleggen waarom
niet?
Antwoord 5
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, vind ik het een onwenselijke ontwikkeling
als vermogenden om fiscale redenen verhuizen naar landen met geen of een lage belastingheffing.
Ik ben uitgebreid ingegaan op de belastingheffing van zeer vermogende personen in
mijn brief van 4 december 2024 inzake de opvolging van moties en toezeggingen uit
het dertigledendebat over een extra belasting voor extreem rijken. In deze brief heb
ik aangegeven dat ik hecht aan het maken van afspraken over een effectieve belasting
van deze personen in internationaal verband en daaraan een actieve bijdrage wil leveren
en waar mogelijk wil optrekken met gelijkgestemde landen. Zo is Nederland voorstander
van het maken van afspraken in de OESO en EU over het afschaffen van de fiscaal voordelige
regimes die landen gebruiken om deze personen aan te trekken. Verder heeft de G20
het Inclusive Framework (IF) van de OESO aangemoedigd om verder te gaan met het bredere
thema «Tax and Inequality».3 Binnen het IF wordt – door onder andere Nederland – verkend hoe een werkstroom op
dit thema vorm te geven.
Het heeft daarbij de voorkeur om dit thema in eerste instantie in zo’n breed mogelijk
internationaal verband te agenderen, omdat deze problematiek het beste kan worden
aangepakt als zoveel mogelijk landen meedoen.
Vraag 6
Erkent u dat dit het draagvlak voor het Nederlands belastingstelsel ondermijnt? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ik erken dat verhuizingen door vermogenden naar landen met geen of een lage belastingheffing,
als blijkt dat dit veelvuldig met een fiscaal motief gebeurt, het draagvlak voor het
Nederlandse belastingstelsel zou kunnen ondermijnen. Dit onderwerp vereist daarom
nadere aandacht.
Vraag 7
Kunt u aangeven wat voor u de grens is om nationaal, dan wel Europees, een soort «trailing
tax» in te voeren? Of het nationaal invoeren van een inwonerschapsfictie gericht op
zeer vermogenden individuen die emigreren naar een land met een zeer gunstig belastingregime?
Antwoord 7
Voor het antwoord op deze vraag wil ik graag herhalen wat ik heb aangegeven in mijn
brief van 4 december 2024. Om de keuze te maken of het introduceren van een trailing
tax wenselijk is, is het van belang om te bepalen of het doel in verhouding staat
tot de lasten voor de Belastingdienst en belastingplichtigen. Ook als een trailing
tax slechts richting een beperkt aantal landen en een relatief kleine groep geëffectueerd
kan worden, kan een dergelijke belasting wenselijk zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld
om landen die in het geheel geen inkomstenbelasting of een voordelig fiscaal regime
hebben. Daarnaast kan het fiscale belang vanwege de aard van de groep omvangrijk zijn.
Een volgende stap die ik daarom wil zetten, is onderzoeken of er betrouwbare cijfers
zijn te geven over hoeveel personen en met welk fiscaal belang emigreren naar een
land met geen of een lage belastingheffing waarmee Nederland geen belastingverdrag
heeft gesloten en om de uitvoeringsgevolgen nauwkeuriger in kaart te brengen. Daar
wordt momenteel aan gewerkt.
Vraag 8
Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 8
De vragen zijn één voor één beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.