Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: [MFK] Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe (Kamerstuk 22112-4159)
2025D43120 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp hebben enkele
fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris
van Buitenlandse Zaken over het BNC-Fiche: Voorstel verordening voor de oprichting
van Global Europe (MFK) (Kamerstuk 22 112, nr. 4159).
De voorzitter van de commissie,
Thijssen
Adjunct-griffier van de commissie,
Prenger
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng PVV-fractie
Inbreng GroenLinks-PvdA-fractie
Inbreng VVD-fractie
Inbreng NSC-fractie
Inbreng BBB-fractie
Inbreng SP-fractie
II. Reactie van de Staatssecretaris
III. Volledige agenda
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie benadrukken dat zij principieel tegen elke vorm van ontwikkelingshulp
zijn, zowel nationaal als Europees. De leden van de PVV-fractie willen dat alle middelen
die nu aan ontwikkelingshulp worden besteed, terugvloeien naar de lidstaten om te
worden ingezet voor de eigen burgers. Vanuit dit perspectief zijn de leden van de
PVV-fractie volledig tegen het voorstel voor de oprichting van Global Europe. Dit
instrument vergroot de macht van de Europese Commissie en leidt tot hogere afdrachten
door Nederland, terwijl juist het omgekeerde nodig is: minder Brusselse macht en meer
zeggenschap terug naar de lidstaten.
Indien het voorstel toch zou worden doorgevoerd, vinden de leden van de PVV-fractie
dat er zeer strikte voorwaarden moeten gelden.
De leden van de PVV-fractie constateren dat het budget voor Global Europe meer dan
200 miljard euro bedraagt, exclusief een extra 100 miljard euro reserve voor Oekraïne.
Zij vragen de Staatssecretaris hoeveel dit concreet betekent voor de Nederlandse afdrachten
aan de EU, en of zij erkent dat dit bedrag buiten elke proportie is in een tijd waarin
Nederlandse huishoudens worden geconfronteerd met torenhoge lasten en tekorten in
publieke voorzieningen.
De leden van de PVV-fractie merken op dat de Commissie ruime bevoegdheden krijgt om
budgetten te herschikken en percentages voor officiële ontwikkelingshulp zelfstandig
aan te passen. Zij vragen de Staatssecretaris of zij bereid is zich in te zetten om
deze bevoegdheden niet aan Brussel, maar aan de lidstaten en hun parlementen te laten.
De leden van de PVV-fractie stellen vast dat ontwikkelingshulp, humanitaire steun,
uitbreidingssteun en geopolitieke instrumenten worden samengevoegd in één geïntegreerd
fonds. Zij vragen de Staatssecretaris of dit niet juist leidt tot een vervaging van
doelen en een politisering van hulp. Waarom kiest het kabinet ervoor dit te steunen
in plaats van ontwikkelingshulp te beperken tot échte noodhulp in plaats van Brussel’s
geopolitieke agenda?
De leden van de PVV-fractie merken op dat het voorstel spreekt over conditionaliteit
inzake migratie, maar dat er geen harde garanties zijn dat partnerlanden hun eigen
onderdanen terugnemen. Zij vragen de Staatssecretaris of zij bereid is in de EU te
pleiten voor een zero tolerance-aanpak: geen EU-geld zonder daadwerkelijke terugname
van illegale migranten.
Voorts constateren de leden van de PVV-fractie dat het voorstel voorziet in prestatiegerichte
steun aan kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten. Deze leden zijn principieel
tegen verdere EU-uitbreiding en vraagt de Staatssecretaris of zij bereid is deze steun
te blokkeren.
Ten aanzien van de 100 miljard euro reserve voor Oekraïne vragen de leden van de PVV-fractie
waarom er geen harde scheiding wordt gemaakt tussen leningen en giften. Kan de Staatssecretaris
uitsluiten dat dit opnieuw uitdraait op een blanco cheque, gefinancierd door de Nederlandse
belastingbetaler?
Daarnaast vragen de leden van de PVV-fractie om volledige transparantie in de besteding
van middelen binnen Global Europe. Zij verzoeken dat alle jaarverslagen en financiële
rapportages volledig openbaar worden gemaakt, zodat nationale parlementen en burgers
kunnen zien waar het geld naartoe gaat.
Tot slot vragen de leden van de PVV-fractie de Staatssecretaris hoe zij gaat voorkomen
dat Nederlandse belastingbetalers opdraaien voor oninbare leningen aan derde landen.
De leden van de PVV-fractie zien uit naar een heldere beantwoording van bovenstaande
vragen en rekenen op een duidelijke inzet van het kabinet om de Nederlandse belastingbetaler
te beschermen en de macht van Brussel te beperken.
Inbreng leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat het nieuwe instrument Global
Europe een ingrijpende hervorming van het buitenlandbeleid van de EU betekent. Verschillende
afzonderlijke instrumenten worden samengebracht in één budget. Hoewel dit meer samenhang
en flexibiliteit moet bieden, zien de leden aanzienlijke risico’s. Voor de leden van
de GroenLinks-PvdA fractie staat voorop dat ontwikkelingssamenwerking gericht moet
blijven op haar kerntaak: het versterken van lokale capaciteit en goed bestuur, het
bevorderen van duurzame economische ontwikkeling, het bestrijden van armoede en het
verkleinen van kwetsbaarheid voor o.a. klimaatrampen. Zij hebben daarom verschillende
vragen en opmerkingen over het Global Europe-voorstel en over de kabinetsinzet.
Risico op politisering en gebrek aan strategie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat een duidelijk overkoepelend
beleidskader ontbreekt. Zij vrezen dat politieke korte-termijn-prioriteiten – zoals
geopolitieke belangen en migratiebeheersing – de boventoon gaan voeren. Ziet het kabinet
dit risico? Deelt zij de analyse dat juist een inzet op duurzame ontwikkeling, armoedebestrijding
en waardengedreven partnerschappen de strategische belangen van de EU dient, mede
doordat dit vertrouwen opbouwt bij partners, zoals ook de WRR aanbeveelt? Hoe borgt
het kabinet dat de EU bijdraagt aan het behalen van de SDG’s en haar verdragsverplichting
tot armoedebestrijding nakomt? Hoe geeft het kabinet uitvoering aan de motie-Hirsch
en Ceder over armoedebestrijding als uitgangspunt waarborgen?1 Welke mechanismen gaat het kabinet de Europese Commissie vragen hiervoor concreet
in te zetten?
De leden constateren dat Global Europe een grote rol ziet weggelegd voor de private
sector, en ook subsidies voor de private sector bevat. De leden benadrukken dat duurzame
ontwikkeling bereikt kan worden via eerlijke handel, die welzijn van mens en milieu
in ontwikkelingslanden versterkt. Zij vragen zich af wat op dit moment de handelsrelaties
zijn met de landen en regio’s waar het Global Europe instrument op focust? Hoeveel
private investeringen doen Europese financiële instellingen en bedrijven in de regio?
Deelt het kabinet de visie dat duurzame ontwikkeling het best bereikt kan worden door
deze handelsrelaties te verduurzamen en vrij te maken van uitbuiting, rechtenschendingen
en vervuiling? Hoe verhoudt dit zich tot de afzwakking van de regulering die deze
handelsketens moet verduurzamen? Is het kabinet bereid te pleiten voor afdwingbare
en contractueel vastgelegde eisen op gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen
voor de financiële instellingen en bedrijven die via Global Europe EU-steun ontvangen?
Zo nee, waarom niet?
Afschaffing uitgavendoelstellingen voor gender en klimaat
De leden constateren dat bindende uitgavendoelstellingen voor klimaat (voorheen 30%),
gender en regio’s zoals Sub-Sahara Afrika zijn geschrapt. Het enige kwantitatieve
doel is dat 90% van de uitgaven ODA-waardig moet zijn, maar de Commissie kan dit percentage
via gedelegeerde handelingen aanpassen volgens artikel 6, lid 6. Deelt het kabinet
de analyse dat dit democratisch toezicht door, en de verantwoordingsplicht aan, het
Europees Parlement ondermijnt? Is zij bereid te pleiten voor het schrappen van dit
artikel?
Het verdwijnen van specifieke doelstellingen voor klimaat en gender baart de leden
van deze fractie grote zorgen. Zij vragen het kabinet hoe wordt voorkomen dat deze
prioriteiten verwateren. Welke instrumenten voor effectbeoordeling gaat de EU inzetten,
bijvoorbeeld ongelijkheids- en genderindicatoren?
Wat gendergelijkheid betreft, constateren de leden van de GroenLinks-PvdA fractie
dat de schrapping van de genderdoelstellingen een duidelijke stap terug zijn ten opzichte
van eerdere toezeggingen van de EU. De leden vragen het kabinet of zij bekend zijn
met het feit dat onderzoek uitwijst dat gender- en klimaatmainstreaming zonder bindende
doelstellingen beperkt bijdraagt aan de doelstellingen. Dit indachtig vragen deze
leden zich af of het kabinet hetzelfde risico ziet als deze leden, namelijk dat genderdoelstellingen
worden verwaterd in bredere programma's en in de praktijk niet effectief worden uitgevoerd.
Dit baart de leden extra zorgen door de huidige wereldwijde context waarin vrouwenrechten
zwaar onder druk staan, financiering voor vrouwenrechten wordt teruggeschroefd door
allerlei overheden, en de antirechtenbeweging steeds meer voet aan de grond krijgt.
De leden vragen zich af waarom het kabinet niet reageert op dit punt in de kabinetsreactie?
Deelt het kabinet de analyse dat juist nu leiderschap nodig is om de wereldwijde trends
te keren? Deelt het kabinet dat, zonder concrete maatregelen en monitoringmechanismen,
gendergelijkheid van de externe agenda van de EU gaat verdwijnen? Is de Staatssecretaris
bereid hierover in Europa met gelijkgezinde landen, bijvoorbeeld landen als Spanje
en Frankrijk die een feministisch buitenlandbeleid voeren, op te trekken?
Ook het verdwijnen van de klimaatdoelstelling van 30% achten de leden zorgelijk. Zij
zien een reëel gevaar dat klimaatdoelstellingen, met name financiering voor adaptatie,
naar de achtergrond verdwijnen. Welke gevolgen heeft dit volgens het kabinet voor
de geloofwaardigheid van de EU als mondiale klimaatleider, en welk signaal geeft dit
aan landen in het mondiale Zuiden die nu al de gevolgen van klimaatverandering ervaren,
en steeds vaker meetbare toezeggingen eisen op klimaat?
Daarnaast constateren de leden dat er geen specifieke toewijzingen meer zijn voor
democratie, mensenrechten, vrede, stabiliteit en het maatschappelijk middenveld. Deelt
het kabinet de vrees dat deze kernwaarden overschaduwd raken? Is het kabinet bereid
zich in te zetten om deze prioriteiten te waarborgen?
Voorwaardelijkheid van fondsen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat het voorstel stelt dat de EU
betalingen kan opschorten bij «onvoldoende» terugkeersamenwerking. De leden constateren,
samen met allerlei experts, dat dit niet in lijn is met de OESO-richtlijnen. Zij vragen
het kabinet hierop te reageren. Acht het kabinet het, net zoals de leden van de fractie
van GroenLinks-PvdA, van belang dat de programmering onder Global Europe voldoet aan
internationale afspraken, zoals die van de OESO? Zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris
ervoor zorgen dat de uitgaven onder het Global Europe instrument aan de OESO-richtlijnen
blijven voldoen? De leden vragen zich bovendien af hoe het kabinet en de Europese
instituten in de praktijk gaan monitoren dat migratiepartnerschappen voldoen aan internationaal
recht, mensenrechten en vluchtelingenrecht, zoals beschreven in artikel 12. Wat gebeurt
er als derde landen zich hier niet aan houden?
Focus op de meest kwetsbaren
De nadruk binnen Global Europe op nabij gelegen landen en strategische belangen dreigt
volgens de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie ten koste te gaan van fragiele landen.
Deze leden zien dat de groeiende inzet op publiek-private investeringen bijdraagt
aan de trend waarin meer geld gaat naar middeninkomenslanden en minder naar lage inkomenslanden.
Volgens een OESO-rapport ging slechts 11,1% van de ontwikkelingssamenwerking naar
de allerarmste landen – het laagste percentage ooit. Juist multilaterale ontwikkelingsbanken
zijn in staat landen in conflict en/of crisis in staat te stellen te investeren in
ontwikkeling. Een verschuiving van prioriteit van ontwikkeling naar «bankable» projecten
maakt de kapitaalmogelijkheden voor fragiele landen nog beperkter. Is het kabinet
het eens met deze leden dat investeringen in fragiele landen, conflicten voorkomen,
en zo op de lange termijn kosten gemoeid met rampen en conflicten besparen? Zo ja,
ziet het kabinet in dat een verwaterde focus op fragiele landen dus juist zorgt dat
de druk op humanitaire hulp verder toeneemt?
De leden benadrukken dat, terwijl het totale bedrag van 200,3 miljard euro ambitieus
oogt, de reële waarde van de begroting, gecorrigeerd voor inflatie, lager is dan in
het vorige MFK. Is het kabinet het eens dat het vermogen van de EU om haar mondiale
verplichtingen na te komen wordt ondermijnd? Is het kabinet het verder eens met de
analyse dat een bezuiniging op internationale samenwerking, om hogere defensie-uitgaven
te bekostigen, met elkaar in strijd is? Deelt het kabinet de analyse dat investeringen
in veiligheid en defensie juist gepaard moeten gaan met investeringen die conflict
voorkomen, zoals diplomatie, vrede en duurzame ontwikkeling, zoals experts op gebied
van vrede en veiligheid benadrukken? Zo nee, waarom niet?
Zeggenschap
Ondanks de omvang en ambitie van Global Europe ontbreken duidelijke mechanismen voor
inclusief bestuur. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat het kabinet
in het ontwikkelingsbeleid, en in de reactie op het Commissievoorstel, belang hecht
aan lokaal eigenaarschap. Welke waarborgen wil het kabinet hiervoor opnemen en hoe
zorgt zij dat dit ook daadwerkelijk onderdeel wordt van het buitenlandbeleid van de
Unie? Hoe verhoudt lokaal eigenaarschap zich tot de wens van meer top-down politieke
sturing door de Raad? Is het kabinet bereid zich in te zetten voor meer betrokkenheid
van lokale maatschappelijke organisaties, inclusief financiering en toegang tot besluitvormingsfora?
Zal het kabinet zich harder inzetten voor transparantie over Global Europe uitgaven
en inzichtelijke data gepubliceerd op een publiek beschikbare webpagina?
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over het voorstel voor
de oprichting van het «Global Europe» instrument. Deze leden onderschrijven de noodzaak
om het externe optreden van de EU strategischer en meer geopolitiek in te richten,
en zien het voorstel als een stap in de goede richting. Elke euro die in het buitenland
wordt uitgegeven, moet immers bijdragen aan de Nederlandse veiligheid, vrijheid en
economische kracht. Over de concrete uitwerking hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet inzet op meer politieke sturing
door de Raad. Dit is een belangrijk punt, zeker gezien de omvang van de voorgestelde
niet-toegewezen reserve (de «cushion») van bijna 15 miljard euro. Kan de Staatssecretaris
concreet toelichten welke voorstellen het kabinet op tafel zal leggen om te verzekeren
dat de lidstaten, en niet de Commissie, beslissen over de inzet van deze middelen?
Hoe wordt voorkomen dat deze reserve een eigen leven gaat leiden en wordt ingezet
voor projecten die niet direct stroken met de strategische belangen van Nederland
en de EU? Welke waarborgen ziet de Staatssecretaris om te voorkomen dat de inzet van
deze strategische middelen geblokkeerd kan worden door lidstaten als Hongarije, die
de rechtsstaat ondermijnen en nauwe banden met Rusland onderhouden?
Het voorstel integreert de «Global Gateway»-strategie en koppelt ontwikkelingssamenwerking
expliciet aan economische weerbaarheid en concurrentievermogen. De leden van de VVD-fractie
zien dit als een kansrijk vehikel. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat Nederlandse
bedrijven, met name het mkb, optimaal kunnen profiteren van de investeringen die onder
«Global Gateway» worden gedaan? Worden er concrete mechanismen ontwikkeld om te garanderen
dat de inzet van dit instrument primair het Europees en Nederlands verdienvermogen
versterkt en onze strategische afhankelijkheden van bijvoorbeeld China vermindert?
In het voorstel wordt een nieuw mechanisme geïntroduceerd om de samenwerking met partnerlanden
op het gebied van migratie af te dwingen, door betalingen op te schorten bij onvoldoende
medewerking aan terugkeer. De leden van de VVD-fractie steunen deze harde conditionaliteit.
Is de Staatssecretaris voornemens om in de onderhandelingen te pleiten voor een verdere
aanscherping en uitbreiding van dit mechanisme? Kan de Staatssecretaris toezeggen
dat zij zich hard zal maken voor een brede toepassing van dit principe, zodat migratiesamenwerking
een cruciaal en niet-vrijblijvend onderdeel wordt van alle partnerschappen die de
EU aangaat onder «Global Europe»?
De leden van de VVD-fractie constateren dat minimaal 90% van de uitgaven onder het
instrument moet kwalificeren als officiële ontwikkelingshulp (ODA). Is het kabinet
het met deze leden eens dat dit percentage de geopolitieke en op eigen belang gerichte
doelstellingen van het instrument kan ondermijnen? Is het kabinet bereid om in te
zetten op een lager ODA-percentage, zodat er meer flexibiliteit ontstaat om middelen
in te zetten voor bijvoorbeeld veiligheidspartnerschappen of projecten die de economische
weerbaarheid versterken, ook als deze niet strikt onder de ODA-definitie vallen?
Het fiche stelt dat de Commissie via gedelegeerde handelingen het ODA-percentage en
andere niet-essentiële onderdelen kan wijzigen. Het kabinet geeft aan dit op onderdelen
niet wenselijk te vinden. Om welke bevoegdheden gaat dit precies? Welke waarborgen
wil het kabinet inbouwen om te voorkomen dat er via technische wijzigingen een ongewenste
verschuiving van bevoegdheden van de lidstaten naar de Commissie plaatsvindt?
Tot slot hebben de leden van de VVD-fractie vragen over de budgettaire gevolgen. Dit
instrument heeft een voorgesteld budget van ruim 200 miljard euro, met daarbovenop
een steunpakket voor Oekraïne. Hoe verhoudt deze forse uitgave zich tot de Nederlandse
inzet voor een financieel houdbaar Meerjarig Financieel Kader (MFK)? Kan de Staatssecretaris
garanderen dat de invoering van «Global Europe» niet leidt tot een hogere afdracht
voor Nederland? Welke bestaande uitgaven op de EU-begroting zullen worden verlaagd
of geschrapt om dit nieuwe, ambitieuze instrument te financieren?
Inbreng leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche en de bijbehorende
beslisnota over het voorstel voor een verordening tot oprichting van Global Europe
als extern instrument binnen het nieuwe MFK. Zij hebben naar aanleiding hiervan nog
enkele vragen.
De leden merken op dat het voorstel voorziet in één geïntegreerd instrument ter waarde
van ruim € 200 miljard, met daarnaast een apart pakket voor Oekraïne van maximaal
€ 100 miljard. Dit betekent een sterke bundeling van beleidsterreinen die uiteenlopen
van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp tot migratie, economische weerbaarheid
en het concurrentievermogen van de EU. De leden vragen hoe de regering waarborgt dat
prioriteiten worden gesteld en dat er voldoende transparantie en parlementaire controle
is bij het toewijzen van middelen, met name vanuit de zogeheten cushion.
De leden constateren dat de Commissie in het voorstel de mogelijkheid krijgt om via
gedelegeerde handelingen het ODA-percentage (nu minimaal 90%) aan te passen. Zij vragen
de regering of zij deze bevoegdheid accepteert of dat Nederland zich ervoor inzet
dat dit een besluit van de Raad en het Europees Parlement blijft. Acht het kabinet
het wenselijk dat zo’n beslissing buiten de politieke controle van de medewetgevers
kan worden genomen?
Ook vragen de leden aandacht voor de borging van de humanitaire onafhankelijkheid.
Het voorstel brengt humanitaire hulp onder bij de geografische pijlers, terwijl neutraliteit
en onafhankelijkheid juist kernvoorwaarden zijn om toegang te behouden in conflictsituaties.
Hoe voorkomt het kabinet dat humanitaire hulp in de praktijk afhankelijk wordt van
bredere politieke of economische prioriteiten van de EU?
De leden wijzen erop dat het kabinet positief staat tegenover het inzetten van EU-garanties
en investeringsvehikels, onder meer via Global Gateway. De leden vragen de regering
om nader te onderbouwen hoe wordt voorkomen dat hier impliciet nieuwe EU-schuldrisico’s
ontstaan, bijvoorbeeld door beleidsleningen buiten het MFK. Hoe borgt het kabinet
dat de lasten van dergelijke instrumenten niet indirect bij de Nederlandse belastingbetaler
terechtkomen?
Met betrekking tot de kandidaat-lidstaten vragen de leden hoe de conditionaliteit
precies vorm krijgt. Wie stelt de prestatiegerichte plannen vast en welke rol speelt
de Raad hierbij? Acht het kabinet het acceptabel dat de Commissie hier zelfstandige
uitvoeringsbevoegdheid krijgt of is de regering bereid in te zetten op sterkere rol
van de Raad en meer politieke sturing?
Verder merken de leden op dat migratie een horizontale prioriteit is in het voorstel,
waarbij betalingen kunnen worden stopgezet als landen onvoldoende meewerken aan terugkeer.
De leden vragen hoe de regering de proportionaliteit hiervan beoordeelt en welke mensenrechtelijke
waarborgen worden ingebouwd. Wordt vooraf een toets uitgevoerd op mogelijke gevolgen
voor kwetsbare groepen?
De leden vragen ook naar de positie van Nederlandse uitvoerders en bedrijven, waaronder
FMO en organisaties in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Hoe wordt geborgd dat
zij effectief toegang houden tot middelen uit Global Europe en dat de regeldruk beperkt
blijft? Is het kabinet bereid zich in te zetten voor een duidelijk loket en harmonisatie
van rapportage-eisen, zodat ook kleinere partijen mee kunnen doen?
Ten aanzien van de Oekraïne-reserve vragen de leden hoe de conditionaliteit in de
praktijk wordt uitgewerkt. Worden er concrete hervormingsmijlpalen vastgesteld die
gekoppeld zijn aan tranches, en hoe wordt hierover aan de Raad en de nationale parlementen
gerapporteerd?
Tot slot vragen de leden of het kabinet bereid is te pleiten voor een harde evaluatiebepaling
in de verordening, zodat tussentijds en achteraf transparant kan worden beoordeeld
wat de impact is geweest op armoedebestrijding, mensenrechten en het verdienvermogen
van de EU.
Inbreng leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC-Fiche:
Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe (MFK).
De leden van de BBB-fractie lezen dat aan de basis van het voorstel vier richtinggevende
principes liggen: vereenvoudiging, coherentie, flexibiliteit en impact. Kan de Staatssecretaris
per principe uitleggen hoe dit terug te zien is in het voorliggende voorstel? En hoe
dit verschilt ten aanzien van het NDICI Global Europe 2021–2027, het IPA III-instrument,
de Oekraïne Faciliteit en de recente groeiplannen voor de Westelijke Balkan en Moldavië?
De leden van de BBB-fractie lezen dat ontwikkelingssamenwerking, mensenrechten en
democratie, nabuurschap, uitbreiding, het bevorderen van multilateralisme, het nakomen
van internationale afspraken en humanitaire hulp samengebracht worden in één geïntegreerd
kader. De leden vragen de Staatssecretaris wat er bedoeld wordt met uitbreiding. Tevens
vragen de leden of de Staatssecretaris uiteen kan zetten aan welke internationale
afspraken Nederland zich gecommitteerd heeft.
De leden van de BBB-fractie lezen dat het instrument is opgebouwd uit vijf regionale
pijlers: Europa (43,174 miljard euro); Noord-Afrika, Midden-Oosten en de Golf (42,934
miljard euro); Sub-Sahara Afrika (60,531 miljard euro); Azië en de Pacific (17,050
miljard euro); Amerika’s en het Caribisch gebied (9,144 miljard euro). Daarnaast is
er een mondiale pijler (12,668 miljard euro) en een centrale niet-toegewezen reserve
(de zogenaamde «cushion») voor opkomende uitdagingen en prioriteiten (14,808 miljard
euro). De leden vragen de Staatssecretaris hoe de Europese Commissie tot deze verdeelsleutel
is gekomen.
De leden van de BBB-fractie lezen dat minimaal 90% van de uitgaven binnen het Global
instrument moet kwalificeren als officiële ontwikkelingshulp (ODA). De leden lezen
voorts dat de Commissie de bevoegdheid krijgt om dit percentage bij gedelegeerde handeling
aan te passen. De leden vragen de Staatssecretaris of dit nieuw is, en wat dit betekent
in de praktijk.
De leden van de BBB-fractie lezen dat het voorstel een flexibele inzet van middelen
voorstelt om te kunnen reageren op doorlopende en opkomende migratie- en ontheemdingsuitdagingen,
onder andere via een nog niet gedefinieerd sturingsmechanisme. Daarnaast stelt het
voorstel dat de Commissie betalingen of de implementatie van programma’s kan stopzetten
tot er voldoende medewerking is in het geval dat een partnerland onvoldoende tegemoet
komt aan diens verplichting om de terugkeer van zijn burgers te faciliteren. Dit laatste
is nieuw ten aanzien van de eerdere inzet op migratie. De leden steunen dit deel van
het voorstel ten zeerste. Zij vragen de Staatssecretaris om er zorg voor te dragen
dat dit onderdeel ook in het eindvoorstel terecht komt. Kan de Staatssecretaris daar
op reageren?
De leden van de BBB-fractie lezen dat kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten
in aanmerking komen voor steun onder de regionale pijlen voor Europa. De leden vragen
zich af of dit effectief en doelmatig is. Hoe wordt dat gemeten? En hoe vindt controle
plaats op de inzet van deze middelen? Daarnaast vragen de leden of de Staatssecretaris
een overzicht kan geven van alle kandidaat-lidstaten en potentiële-kandidaat-lidstaten,
en hoeveel middelen zij reeds van de EU hebben ontvangen sinds hun aanstelling als
zijnde een (potentiële-)kandidaat-lidstaat. Tot slot willen de leden graag weten wat
de laatste stand van zaken is met betrekking tot het kandidaat-lidmaatschap van Turkije
en of Turkije ook in aanmerking zal komen voor steun onder Global Europe.
De leden van de BBB-fractie lezen dat er de mogelijkheid komt tot directe steun aan
private entiteiten gevestigd in EU-lidstaten voor investeringen die in het strategische
belang van de Unie zijn. De Minister stelt dat dit mogelijk interessante aanknopingspunten
biedt voor het versterken hiervan, onder voorwaarde van borging van onder andere het
gelijke speelveld, excellentie en proportionaliteit. Kan de Staatssecretaris hier
nader op ingaan? Wat wordt hiermee bedoeld?
Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie wat Global Europe en de beoogde kosten
hiervan zal betekenen voor de afdracht van Nederland aan de Europese Unie.
Inbreng leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche betreffende het
Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe (MFK). Dit heeft bij deze
leden geleid tot een aantal opmerkingen en vragen.
De leden van de SP-fractie zien in de oprichting van dit nieuwe instrument een verdere
beweging om het Europees buitenland- en ontwikkelingsbeleid te Europeaniseren. De
leden van de SP-fractie hebben eerder al vraagtekens gezet bij de oprichting van andere
instrumenten, zoals de Oekraïne-faciliteit, niet vanwege het inhoudelijke doel van
deze instrumenten, maar vanwege de verdere overdracht van bevoegdheden en budget op
buitenlandpolitiek van de lidstaten naar de Europese Unie. De leden van de SP-fractie
zien deze zorgen nu helaas verder bevestigd in de oprichting van Global Europe. Kan
het kabinet reageren op deze zorgen? Deelt zij de mening dat een nieuw MFK niet mag
leiden tot de overdracht van meer bevoegdheden en budgetten betreffende buitenlandpolitiek
van de lidstaten naar de Europese Unie? Is het niet mogelijk de doelen van dit instrument,
namelijk vereenvoudiging, coherentie, flexibiliteit en impact, te bereiken door wat
verdere coördinatie vanuit de Commissie, zonder het oprichten van nieuwe instrumenten?
De leden van de SP-fractie lezen dat in de kabinetsreactie de noodzaak wordt erkend
dat humanitaire hulp onafhankelijk moet blijven van het Europees eigenbelang, in lijn
met het Nederlandse humanitaire beleid. In de reactie wordt echter niet specifiek
om waarborgen gevraagd, die de onafhankelijkheid van humanitaire hulp kunnen garanderen.
Hoe verhoudt de onafhankelijkheid van humanitaire hulp zich tot de nadruk op grotere
flexibiliteit om met middelen te kunnen schuiven, een grote rol van de Raad en meer
ruimte voor politieke sturing? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe Nederland ervoor
gaat zorgen dat door Europa gefinancierde humanitaire hulp neutraal en onafhankelijk
uitgevoerd blijft worden, en de noden centraal blijft zetten zonder (geo)politieke
overwegingen hierin mee te wegen? Welke waarborgen stelt de Staatssecretaris hiervoor
voor?
De leden van de SP-fractie lezen in de kabinetsreactie dat «de uitwerking van het voorstel op onderdelen nog gaande is, en nadere uitleg van
de Commissie wordt verwacht, ook over hoe bedragen zijn opgebouwd». Welke onderdelen zijn voor het kabinet dusdanig cruciaal dat de uitwerking ervan
de Nederlandse inzet nog zou kunnen wijzigen?
De leden van de SP-fractie lezen in het BNC-fiche dat «het voorstel herbevestigt dat het instrument moet bijdragen aan het staande collectieve
EU-doel dat 0,7% van het BNI wordt uitgegeven aan officiële ontwikkelingshulp (ODA).» Begrijpen eerdergenoemde leden hieruit dat de Nederlandse regering zich opnieuw
committeert aan deze richtlijn en er de komende jaren naar wordt toegewerkt dat we
weer 0,7% van ons BNI aan ontwikkelingssamenwerking uit gaan geven?
De eerdergenoemde leden zien dat in het voorstel van de Commissie staat dat budgetten
niet uitgegeven onder Global Europe vervolgens opnieuw ingedeeld en uitgegeven kunnen
worden onder alle budgetlijnen. Deelt het kabinet de analyse dat het een onwenselijk
scenario is dat dit geld uit het Global Europe budget kan verdwijnen, helemaal als
er al geen noodhulpfondsenreserve is voor humanitaire hulp?
Verder valt het eerdergenoemde leden, net als de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie,
op dat in het voorstel staat dat onvoldoende terugkeersamenwerking een reden kan zijn
om betalingen of de implementatie van programma’s stop te zetten. Deze koppeling is
niet in lijn met de richtlijn vanuit de OESO als het gaat om migratiesamenwerking
tussen landen. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de uitgaven onder het
Global Europe instrument aan de OESO-richtlijnen blijven voldoen binnen migratiesamenwerking?
Wat is volgens het kabinet «onvoldoende» als het gaat om terugkeersamenwerking? In
hoeverre deelt het kabinet de criteria die het aan terugkeersamenwerking stelt met
die van de Commissie?
De eerdergenoemde leden lezen dat in artikel 12 van het voorstel wordt aangegeven
dat acties van engagement tussen de Europese Unie en derde landen moeten voldoen aan
het internationaal recht, mensenrechten, vluchtelingenrecht etc. Hoe gaat de Staatssecretaris
dit monitoren? Hoe wordt er opvolging gegeven aan de samenwerking op het moment dat
derde landen zich niet aan bovenstaande rechten houden?
Tot slot zien de leden van de SP-fractie dat binnen het Global Europe instrument de
nadruk ligt op nabuurschap, waardoor het risico bestaat dat geld niet meer terecht
komt in de meest fragiele landen. In de meest recente berekening van de OESO ging
slechts 11,1% van ontwikkelingssamenwerking naar de allerarmste landen (het laagste
percentage ooit – terwijl daar 13% van de wereldbevolking woont). Hierdoor worden
de meest kwetsbare mensen het hardst geraakt en wordt de druk verhoogt op humanitaire
hulp. Hoe geeft het kabinet uitvoering aan motie Hirsch en Ceder, waar de leden van
de SP-fractie ook voor hebben gestemd, over het waarborgen van armoedebestrijding
als uitgangspunt van het EU-ontwikkelingsbeleid?2
II. Reactie van de Staatssecretaris
IV. Volledige agenda
Fiche: [MFK] Voorstel verordening voor de oprichting van Global Europe 22 112-4159 – Brief regering d.d. 12-09-2025 Minister van Buitenlandse Zaken, D.M. van Weel –
Fiche: [MFK].
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
M. Prenger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.