Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 11 september 2025, over Circulaire economie
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 391
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 3 oktober 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 11 september 2025 overleg
gevoerd met de heer Aartsen, Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, over:
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 14 april 2025 inzake
evaluatie statiegeldregelgeving (Kamerstuk 28 694, nr. 158);
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 14 april 2025 inzake
verzamelbrief circulaire economie april 2025 (Kamerstuk 32 852, nr. 357);
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 7 mei 2025 inzake
beantwoording vragen commissie over het ontwerp-Circulair Materialenplan (Kamerstuk
30 872, nr. 305) (Kamerstuk 30 872, nr. 311);
– de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 29 april 2025 inzake
reactie op petitie factsheet «Helder over elders» (Kamerstuk 30 872, nr. 310);
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 29 april 2025 inzake
voortgangsbrief Nationaal plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen 2021–2025 (Kamerstuk
30 196, nr. 847);
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 2 juni 2025 inzake
kabinetsreactie op oproep MVO Nederland en grote bedrijven om echt aan de slag te
gaan met de circulaire economie (Kamerstuk 32 852, nr. 373);
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 2 september 2025
inzake reactie op verzoek commissie op de schriftelijke inbreng van de Branchevereniging
Kringloop Nederland (BKN) ten behoeve van het commissiedebat Circulaire economie (Kamerstuk
30 872, nr. 316);
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 2 september 2025
inzake kabinetsreactie op het PBL-rapport Naar een meer circulaire energietransitie
met uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (Kamerstuk 32 852, nr. 375);
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 3 september 2025
inzake verbetering uitvoering statiegeldsysteem (Kamerstuk 28 694, nr. 159);
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 3 september 2025
inzake verzamelbrief circulaire economie september 2025 (Kamerstuk 32 852, nr. 376);
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 3 september 2025
inzake reactie op verzoek commissie op het advies «Circulair Materialenplan» van de
Commissie voor de milieueffectrapportage (Kamerstuk 30 872, nr. 317).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, P. de Groot
De griffier van de commissie, Schukkink
Voorzitter: Peter de Groot
Griffier: Coco Martin
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bamenga, Boutkan, Buijsse, Gabriëls,
Peter de Groot en Wingelaar,
en de heer Aartsen, Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu.
Aanvang 13.32 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, een hele goede middag allemaal. Ik heet u van harte welkom bij dit
commissiedebat Circulaire economie. Ik heet de mensen op de publieke tribune van harte
welkom in de Kamer, evenals natuurlijk de mensen die dit op afstand volgen via de
livestream. Ook een welkom aan de leden en een bijzonder welkom aan de Staatssecretaris
en zijn ondersteuning.
We gaan ertegenaan. De spreektijd in de eerste termijn van de Kamer is vijf minuten
per fractie. Gezien de tijd die we hebben, stel ik voor dat we beginnen met vier interrupties.
Vervolgens kijken we of dat voldoende af. We hebben in principe de tijd, maar we willen
ook dat er voldoende tijd overblijft voor de beantwoording van alle vragen. We hebben
tot 17.30 uur de tijd, dus ik ga er strak op letten en ervoor zorgen dat we dan ook
klaar zijn met dit debat. Meneer Buijsse namens de VVD, ga uw gang.
De heer Buijsse (VVD):
Yes. Dank je wel, voorzitter. Zoals als vaker gezegd vindt de VVD circulariteit van
groot belang. Circulariteit is noodzakelijk voor klimaatneutraliteit in 2050 en helpt
ons om de afhankelijkheid van grondstoffen te verkleinen. Hoe meer we circulair produceren
en consumeren stimuleren, hoe minder afval er in het milieu belandt. Ook zorgen we
er daarmee voor dat er minder nieuwe grondstoffen nodig zijn. Dat is belangrijk voor
onze onafhankelijkheid, onze economie en is goed voor onze planeet.
Voorzitter. Ik heb drie speerpunten. Allereerst wil ik de deelnemers van de Plastic
Tafel een compliment maken. De VVD is trots op het kabinet, de Regeringsvertegenwoordiger
Circulaire Economie en de deelnemers. Er is hard gewerkt en dat smaakt naar meer.
De plasticnorm, die aanvankelijk onuitvoerbaar bleek, is nu definitief van tafel.
Belangrijk is dat het alternatief dat op tafel is gelegd door de partijen, werkbaar
is voor iedereen. Met de bijdrage van 21 bedrijven levert het zeker net zo'n grote
bijdrage aan de verlaging van CO2-emissies als de norm voor ogen had. Ook zijn er concrete zaken afgesproken over een
circulaireplasticbank en een circulaire hefboom. Een punt van zorg is dat chemische
recycling niet voorkomt in het rapport. Ik hoop dat dit in de toekomst meer gewicht
krijgt. Immers, zonder chemie is er geen circulaire economie. De VVD vraagt zich af
of de resultaten geborgd kunnen worden. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris dat? Daarnaast
heb ik begrepen dat de textielbranche een brief heeft gestuurd aan de Staatssecretaris
en gevraagd heeft om een Textiel Tafel. Klopt dit? En hoe beoordeelt de Staatssecretaris
dit?
Voorzitter. Namens de VVD vind ik het belangrijk om mee te geven dat er voor het borgen
van een circulairesectortafel en de systematiek daarvan drie succesfactoren zijn.
De eerste succesfactor is een aantoonbaar commitment van de keten, de tweede is het
commitment van de politiek, die opdracht geeft aan het ministerie om een tafel te
faciliteren. Als laatste is het ook belangrijk dat er een bekwame en onafhankelijke
voorzitter is die oog heeft voor de belangen die spelen. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris
dit? En hoe wil hij dit aanpakken?
Voorzitter. Hoewel de Plastic Tafel een succes is, heeft de VVD zorgen over de afvalbranche,
die nu opgezadeld wordt met een deel van de plastic-heffing. Deze kosten zullen onherroepelijk
via de gemeenten en de afvalstoffenheffing afgewenteld worden op inwoners en ondernemers
van Nederland. Daarnaast zien we dat de afzet van bodemas, die onherroepelijk voortkomt
uit het verbranden van afval, stagneert. Het moet nu zelfs geëxporteerd worden om
Duitse mijnen te vullen. De VVD wil dat de afvalbranche niet meer gezien wordt als
afvoerputje van de samenleving, maar als volwaardige partner in de circulaire economie.
Hoe ziet de Staatssecretaris dit? Wat gaat hij doen om afvalverwerkers perspectief
te bieden?
Een tweede punt dat ik wil adresseren, zijn de doelen zoals vermeld in het Nationaal
Programma Circulaire Economie. Ik maak me zorgen over de doelstelling van het NPCE,
namelijk dat er in 2030 50% minder grondstoffen worden gebruikt. Dat kan weliswaar
een inspirerend effect hebben op partijen, maar de Integrale Circulaire Economie Rapportage
laat tot nog toe een daling zien van 12% tot 15%. We hadden eerder deze week een technische
briefing met het PBL, en ook zij gaven op vragen van ons aan dat dat doel voor 2030
niet realistisch haalbaar is. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij tegen deze
doelen aankijkt? Ligt het binnen bereik om voor het komende Nationaal Programma Circulaire
Economie en de komende ICER te werken aan een nieuwe set van doelen die wél haalbaar
zijn en aansluiten bij de wetgeving uit Europa, de toekomstige UPV-wetgeving en ook
aansluiten op praktijkdoelen zoals die bijvoorbeeld aan de Plastic Tafel zijn afgesproken?
Voor ons is daarbij niet uitgesloten dat het langetermijndoel, namelijk volledig circulair
in 2050, wél haalbaar blijkt.
Laatste punt, voorzitter ...
De voorzitter:
Dit lijkt mij een mooi moment voor een interruptie van de heer Gabriëls namens GroenLinks-Partij
van de Arbeid.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
De heer Buijsse geeft namens de VVD aan dat hij trots is op de Plastic Tafel en vraagt
aan de Staatssecretaris of de uitkomsten van de Plastic Tafel ten aanzien van de hefboom
geborgd kunnen worden. Wat vindt de VVD zelf, wat vindt de heer Buijsse zelf, van
deze uitkomsten van de Plastic Tafel? Vindt de VVD dat deze uitkomsten geborgd moeten
worden en vanaf 2027 gewoon in moeten gaan?
De heer Buijsse (VVD):
Wij vinden het belangrijk dat het geborgd wordt. Het is belangrijk dat het niet vrijblijvend
is, omdat er dan altijd een risico blijft dat er in een ketenschakel toch freeridergedrag
zal ontstaan. Het is heel belangrijk dat afspraken die gemaakt zijn aan de tafel,
geborgd worden. Ik twijfel uit te spreken welk type borging dat zou moeten zijn. Daarom
vraag ik ook aan de Staatssecretaris hoe hij dit beoordeelt. Het kan zijn dat je dat
via een convenant doet of via afspraken met de UPV-organisatie, maar misschien liggen
er nog andere opties op tafel. Ik hoor graag de Staatssecretaris daarover. Laat duidelijk
zijn dat het niet goed is om het te vrijblijvend te houden; we moeten het gewoon vastleggen
met elkaar.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vervolgvraag van de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ook had de heer Buijsse een vraag aan de Staatssecretaris over de plastic-heffing.
Maar wat is uw eigen oplossing voor die plastic-heffing? U benoemt dat u het niet
wilt neerleggen bij de afvalverbranders. U kunt wel vragen blijven stellen, maar u
kunt ook gewoon zeggen: wij willen die heffing niet of wij willen het ergens anders
neerleggen. Ik hoor graag van de VVD waar ze het door henzelf bedachte idee van de
plastic-heffing willen laten landen.
De heer Buijsse (VVD):
Wat de heer Gabriëls hier adresseert, is een heel moeilijk punt. Het is natuurlijk
al enige tijd geleden dat in het hoofdlijnenakkoord en in een eerdere fase een plastic-heffing
in de begroting is geland. Via deelnemers aan de Plastic Tafel heb ik vernomen dat
uiteindelijk min of meer impliciet dan wel expliciet door Financiën is aangegeven
dat de plastic-heffing op grond van verkeerde aannames in die begroting is geland.
Dat is pijnlijk, want elke keer als je het ergens in de keten zou laten landen, zijn
er lekeffecten naar het buitenland. Ik vind het oprecht flauw dat de afvalsector er
nu mee opgezadeld is. Tegelijkertijd heeft het kabinet aangegeven de afvalstoffenheffing
te willen hervormen. Ik zie daar heel veel kansen in en waardeer de inzet van het
kabinet op dat vlak om daarmee de pijn voor de afvalbranche te verkleinen. Daarmee
gaat het van 567 miljoen naar 167 miljoen. Maar dat bedrag ligt nog steeds bij de
afvalbranche. Daarmee gaat het nog steeds om heel veel geld, wat nog steeds een hele
grote zorg voor de afvalbranche is, want het schaadt hun perspectief op investeringen
om het schoner te doen. Dat is flauw. Dus ik zou heel graag samen met de keten, en
niet alleen in de afvalbranche, ook willen zoeken naar oplossingen die de afvalbranche
perspectief bieden. Ik weet dat er op dit moment een soort afvaltafel is gesticht,
waarmee binnen de afvalbranche naar oplossingen gezocht wordt. Wat mij betreft is
dat jammer. Ik zoek het liever meer in de keten, in tijdelijkheid, in oplossingen.
Concluderend is het ontzettend jammer dat het is gelopen zoals het is gelopen, maar
we moeten wel door deze pijn heen – helaas.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dus ik constateer dat de VVD graag vasthoudt aan die 567 miljoen, omdat er anders
een gat in de begroting wordt geslagen, en deze pijn wil laten landen in de keten,
dus bij de polymerenproducenten; welke andere concrete voorbeelden zijn daar dan?
Of bent u tegen die 567 miljoen? Voor mij is dat niet helemaal duidelijk – van begin
af aan overigens al niet toen het in het akkoord kwam te staan.
De heer Buijsse (VVD):
Ik waardeer de inzet van het kabinet om de afvalstoffenheffing te gaan herzien, waardoor
uiteindelijk de pijn nog 167 miljoen is. Die pijn gaat in vanaf 2028, heb ik me laten
vertellen, en start met 33 miljoen; dat is dus niet gelijk de volle mep. Ik zou het
op prijs stellen als het kabinet nog een poging zou wagen om naar mogelijkheden te
zoeken om de afvalbranche perspectief te bieden. Dat zit ’m niet alleen in het geldelijke
deel maar ook in het reduceren van wet- en regelgeving, zodat de branche een gelijkwaardige
partner in de circulaire economie is, en niet het afvoerputje.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik hoor mijn collega het hebben over het gesprek dat we met het PBL hebben gehad over
de doelen, maar ik heb het heel anders begrepen. Er werd niet gezegd dat de doelen
niet haalbaar zijn, maar als je telkens niet de juiste maatregelen neemt, dan zijn
de doelen niet haalbaar. Bent u het met mij eens dat als we dat wel doen, we die doelen
recht overeind kunnen houden?
De heer Buijsse (VVD):
Ik maakte zelf de analogie met mijn eigen ambities als hardloper. Ik mag graag hardlopen,
mevrouw Wingelaar; dat weet u misschien. Ik loop vier uur over een marathon en het
wereldrecord is twee uur. Ik weet gewoon dat ik dat nooit en te nimmer zal halen,
hoe hard ik ook zal trainen. Hetzelfde geldt eigenlijk voor deze ambitie. We willen
in 2030 nog eens 87,5% minder grondstoffen gaan gebruiken voor deze economie. Dat
gaat niet. Het PBL heeft ook aangegeven dat dat met het huidige beleid inderdaad onhaalbaar
zal blijken. We moeten ons echter niet de illusie maken dat dat doel met de inzet
van het kabinet, die volgens mij ook goed is, gaan halen, want dan krijg je een rare
discussie. Voor de lange termijn, dus tot 2050, geldt dat het streven naar een circulaire
economie goed is, maar voor de korte termijn geldt wat mij betreft: volg de doelstellingen
vanuit Europa, volg de doelstellingen die met UPV's en ook met de praktijk worden
afgesproken, en monitor dat; dan gaan we die 2050-doelen gewoon halen.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Maar de Minister van KGG houdt die doelstelling van 30% recyclaat in 2030 gewoon rechtop?
De heer Buijsse (VVD):
Dat gaat over een heel specifiek deel. De CO2-equivalenten die we met 30% recyclaat zouden kunnen besparen ten gunste van het Klimaatakkoord,
halen we gewoon met de inspanning die nu uit de Plastic Tafel komt. We zijn er bijna.
Ik zeg niet dat we er helemaal zijn – even snel gerekend zitten we nu rond de 20%
– maar met de brand owners, en deze week is er nog een brand owner bij gekomen, die
dat recyclaat vrijwillig willen inkopen voor hun verpakkingen, gaan we dat gewoon
halen. Dus wat dat betreft: monitor alsjeblieft die praktijkafspraken, monitor de
Europese afspraken, maar ga niet landelijk onrealistische doelen stellen die uiteindelijk
misschien inspirerend kunnen zijn maar die in de praktijk gewoon niet werken.
De voorzitter:
Dat leidt niet tot meer interrupties, dus vervolgt u uw betoog.
De heer Buijsse (VVD):
Ter afronding nog het punt van het ongelijke speelveld bij onlineplatforms in relatie
tot UPV's. De VVD is van mening dat er werk te verzetten is in Europees verband om
tot betere en geharmoniseerde regelgeving te komen. Tegelijk kunnen we in Nederland
ook nu al op korte termijn beter handhaven op de situaties, zoals dat bijvoorbeeld
in Frankrijk en België ook gebeurt. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. Dan gaan we naar de inbreng van de heer Boutkan namens
de PVV. Ik zie al een bekertje klaarstaan, dus ik ben heel benieuwd wat met dat bekertje
gaat gebeuren. Meneer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik hoop dat nu pas mijn tijd ingaat. Misschien heb ik het
gemist in de enorme stapel brieven, maar wat is nu de stand van zaken met betrekking
tot de aangenomen motie-Boutkan, met het verzoek aan de regering om te onderzoeken
waar andere EU-lidstaten de richtlijn voor eenmalig gebruik van plastic, oftewel de
SUP-richtlijn, minder streng interpreteren dan Nederland en daarmee een ongelijk speelveld
te voorkomen? Want, zo vraag ik ook aan deze Staatssecretaris: is het nu een plastic
of een kartonnen beker die ik hier vasthoud? Wat is nu de status van het voornemen
om geen verbod in te voeren op het gebruik van kartonnen bekers met een coating van
minder dan 5% plastic? En hoe verhoudt zich dat tot de eerdere berichtgeving dat de
wijziging van de SUP-richtlijn per 1 januari zou ingaan? Ook hier weer de vraag aan
de Staatssecretaris: is het nu een plastic of een papieren verpakking van dit alom
bekende Koninklijke Wilhelminapepermuntje? Ik zie dat de Staatssecretaris het ook
heeft. De Staatssecretaris zegt dat het zelfs vegan is. Ook de fabrikant is meegegaan
met zijn tijd. Deelt de Staatssecretaris de conclusie van de PVV dat de huidige Nederlandse
SUP-richtlijn achterhaald is en niet aansluit bij de doelstellingen van de richtlijn
zelf? Dit leidt tot een ongelijk speelveld binnen Europa door uiteenlopende interpretaties
en het risico dat producenten terugvallen op conventionele plastics, wat we allemaal
niet willen en waarmee innovaties op het gebied van duurzaamheid en circulariteit
worden afgeremd.
Voorzitter. Dan de aangenomen motie-Boutkan met het verzoek aan de regering om een
onafhankelijk onderzoek te doen naar de daadwerkelijke duurzaamheid van bekers met
een plasticcoating van maximaal 5% ten opzichte van de herbruikbare bekers. Dat borduurt
voort op een eerder verschenen rapport, lezen we in de brief. Waarom wordt er geen
nieuw onafhankelijk onderzoek gedaan waar de sector bij wordt betrokken, vraag ik
de Staatssecretaris.
Voorzitter. Ook de motie om niet te pleiten voor een verbod op vochtige doekjes met
plastic was aangenomen. We lezen in de brief dat die wordt opgevolgd. Wij zijn nieuwsgierig
welke aanvullende maatregelen dan wel nodig zijn, zoals de Staatssecretaris schrijft
in de brief.
Voorzitter. De kabinetsreactie op het PBL-rapport met betrekking tot windturbines
en de aangenomen motie-Boutkan om een UPV in te voeren voor windturbines roept de
vraag op wat precies de status daarvan is. Er wordt wel een hoop geschreven in de
brief, maar eigenlijk ontbreekt toch wat de status nu is.
Voorzitter. De PVV heeft verzocht om luiers en incontinentiemateriaal uit te zonderen
van een UPV. De vraag aan de Staatssecretaris is of er bij het uit te voeren onderzoek
rekening wordt gehouden met de milieuhygiënische voetafdruk tijdens de recycling van
luiers en incontinentieproducten. Met andere woorden: wat is de winst om dit te gaan
doen?
Voorzitter. Dan de plasticafdracht. Over het voorstel om de plastictaks op niet-gerecycled
plastic bij producenten neer te leggen, schrijft de Staatssecretaris dat dit momenteel
wordt onderzocht en dat voor het einde van het jaar de resultaten en de conclusies
met de Kamer worden gedeeld. Maar de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel
Kader zijn ambtelijk gezien al gaande. Daarom is de vraag aan de Staatssecretaris:
zijn we nog wel op tijd om deze Brusselse boete te stoppen?
Voorzitter. Tot slot de plastic-heffing. Mijn collega had het er ook al over: 567 miljoen
euro wordt nu aan het einde van de keten neergelegd. Dit zal er uiteindelijk toe leiden
dat de burger weer de sjaak is en dit bedrag mag gaan ophoesten. Gelijktijdig kan
dit er ook toe leiden dat afvalstromen ongewenst naar het buitenland geëxporteerd
worden, dat recycling nog duurder wordt en dat mogelijk een of meerdere afvalenergiecentrales
gaan sluiten, en dat in deze tijd waarin wij onze energie hard nodig hebben. Graag
een reactie hierop van de Staatssecretaris. Kan hij er gelijktijdig op reflecteren
of de sluiting van een afvalenergiecentrale het kabinet goed uitkomt in het kader
van de klimaatdoelstellingen? Dan doel ik op het CO2-verhaal. Vraagt u dat intern maar na.
Als laatste het volgende, mede op verzoek van de heer Pierik van de BBB, de BoerBurgerBeweging,
die helaas afwezig is vanwege een begrafenis. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat
hij het integraal wassen van bodemassen uit het Circulair Materialenplan wil halen
of in ieder geval vijf jaar uit wil stellen om het vastlopen van het systeem te voorkomen?
Ik sluit me aan bij de woorden van mijn collega die de Plastic Tafel heeft benoemd.
Prima woorden over de Plastic Tafel.
Daar wil ik het bij laten, voorzitter. Netjes, toch?
De voorzitter:
Je krijgt ’m als voorzitter altijd weer terug als je er wat over zegt! Dat was zeker
netjes. De heer Gabriëls heeft wel een interruptie. Ik weet niet of die richting de
heer Pierik is, die er niet is, of de heer Boutkan. Gaat uw gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Geen woord over de circulaire hefboom van de heer Boutkan. Ik zou heel graag van hem
willen horen of hij vindt dat de uitkomsten van de Plastic Tafel ten aanzien van de
circulaire hefboom wettelijk verankerd zouden moeten worden en in 2027 zouden moeten
ingaan om de recyclebedrijven te helpen.
De heer Boutkan (PVV):
Dat is een hele mooie, interessante vraag, vooral als die aan de PVV gesteld wordt.
De PVV is namelijk niet zo van de verplichtingen op dit gebied. Wij willen geen koploper
meer zijn. We hebben de afgelopen periode gezien waar dat koploper zijn in de circulaire
economie, in de plastichandel en noem allemaal maar op, toe heeft geleid. Dat was
gewoon wensdenken. Ik moet u dus toch teleurstellen. Ik vind het prima dat er een
aantal resultaten in staan, maar om nu al gelijk vooruit te lopen en dat gelijk allemaal
vast te leggen ... Laten we eerst zorgen dat de Plastic Tafel de tijd krijgt om het
uit te werken en dan gaan we het wel zien in een volgend kabinet, waar we hopelijk
deel van uitmaken.
De voorzitter:
U heeft geen interrupties meer, zeg ik tegen de heer Gabriëls. Daarom is het woord
aan de heer Buijsse voor een interruptie.
De heer Buijsse (VVD):
Ik hoor dat de PVV vindt dat we geen koploper meer hoeven te zijn. Ik val bijna van
mijn stoel, meneer Boutkan, zeg ik uiteraard via de voorzitter.
De heer Boutkan (PVV):
Gelukkig zit u nog.
De heer Buijsse (VVD):
We hebben in Nederland een jarenlange traditie, zeker als het gaat om plasticrecycling,
om koploper te zijn. Dat is jarenlang gelukt. De deelnemers van de Plastic Tafel,
zowel de particuliere als de publieke kant, hebben de ambitie uitgesproken om nummer
één recyclaars te worden in Europa. Daar zijn afspraken over gemaakt. Daar hoort ook
heel duidelijk bij dat er een koploperspositie ingenomen wordt op het gebied van innovatie.
Ik vond het juist heel mooi om dat terug te lezen in het rapport van de Plastic Tafel.
Ik zou graag de PVV aan mijn, en misschien wel onze, kant zien op dit vlak.
De heer Boutkan (PVV):
Ik hoorde toch een aantal malen dat de heer Buijsse in de verleden tijd sprak. Dat
geldt ook voor de koploperspositie met betrekking tot de producenten. We hebben namelijk
gezien dat de afgelopen periode minimaal een tiental bedrijven is omgevallen. Dat
waren bedrijven die te weinig vet op de botten hadden, met name financieel. Met allerlei
mooie verhalen en beloftes werden zij koploper in die handel, maar ondertussen waren
de drie woorden die ik regelmatig gebruik, namelijk haalbaar, betaalbaar en realistisch,
niet toegepast bij deze koplopers. Het was niet haalbaar, het was niet betaalbaar
en het was niet realistisch. Wat er nu in het rapport van de Plastic Tafel staat,
en ook in de vele brieven die we hebben ontvangen, is: stop er meer geld in, zorg
dat er een Europees besluit komt en dan gaan we het redden. Er is meer dan alleen
Europa, zeg ik via u, voorzitter, tegen de heer Buijsse. Ik heb al meerdere malen
gezegd dat wij worden overspoeld met dat goedkope plastic, met dat nieuwe plasticrecyclaat
dat zelfs goedkoper is dan hetgeen wij kunnen recyclen binnen Europa, laat staan in
Nederland. Daar lopen wij tegenaan. Dat is een realiteit. Dat moet ook in de markt
zichtbaar worden. Koploper zijn op innovatiegebied: prima. Innovaties zijn ook prima,
maar die gaan niet altijd gepaard met enorme bakken geld, want die subsidies zijn
we ondertussen ook weer kwijtgeraakt. Daar loop ik dus tegenaan.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw beantwoording. Het mag de volgende keer iets korter. Is het zo
afdoende? Ja? Dan is het woord aan mevrouw Wingelaar voor haar inbreng namens NSC.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dank u wel, voorzitter. In de vorige debatten over circulaire economie heb ik keer
op keer de noodklok geluid. Ik onderschrijf namelijk de conclusie van het PBL dat
het een crisis in slow motion is rondom circulaire economie. Ook heb ik iedere keer
gepleit voor harde deadlines. Dat is namelijk heel belangrijk, omdat circulaire bedrijven
failliet gaan en slechts een perspectief van enkele maanden hebben. Private financiers
hebben weinig vertrouwen in de rijksoverheid en durven financieringen niet aan. Dit
gaat ook ten koste van regio's zoals Groningen en Limburg, die deze bedrijven hard
nodig hebben voor de lokale economische ontwikkeling, het langetermijnperspectief
van Nederland en de verduurzaming van Nederland.
Er is via Invest-NL en regionale ontwikkelingsmaatschappijen veel geld geïnvesteerd
in circulaire bedrijven op basis van hun economisch potentieel, maar dat geld verdampt
en patenten verdwijnen naar het buitenland. Er is bovenal behoefte aan duidelijkheid
en eenduidigheid. Het Plastic Pact is al geruime tijd geleden mislukt, omdat vrijwilligheid
niet de beste vorm bleek om samen te innoveren. Het PBL riep op om te normeren, maar
de VVD-Minister schrapte de norm en beloofde een alternatief, maar nu lijken we te
eindigen met vrijwilligheid en vrijblijvendheid. Dat schrijft de Staatssecretaris
zelf in de beantwoording van de door mij ingediende vragen. Ik heb overigens wel respect
voor de inspanningen van de Plastic Tafel. Er zijn veel verschillende belangen en
toch is men in ieder geval met een alternatief gekomen. Dat lukte het Ministerie van
tevoren gewoonweg niet.
Voorzitter. Ik verwacht echter ook wat initiatief van deze Staatssecretaris. Daarom
mijn vraag: wat gaat de Staatssecretaris doen als de maatregelen onvoldoende optellen
en het doel van 30% recyclaat in 2030 niet gehaald wordt?
Nieuw Sociaal Contract vindt het belangrijk dat de rijksoverheid stappen zet samen
met bedrijven, maar de belangen van bedrijven zijn soms tegenstrijdig, zoals ik eerder
zei. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is: met welke bedrijven gaat u die stappen
zetten? Hoe voorkomt de Staatssecretaris dat de laagste gemene deler, de aard en de
snelheid van de stappen bepalen? Hoe voorkomt de Staatssecretaris dat partijen stil
blijven zitten omdat ze geen vertrouwen hebben in het duurzame beleid van de overheid
en dan liever blijven investeren in fossiele onderdelen?
Nieuw Sociaal Contract is blij dat alle partijen aan de Plastic Tafel de zogenaamde
circulaire hefboom hebben onderschreven. Wat ons betreft zou het de hoogste prioriteit
van de Staatssecretaris moeten zijn om met wetgeving rondom deze hefboom aan de slag
te gaan, zodat deze in 2027 in wetgeving gegoten is. In het begin van het jaar verwachten
we ook de zogenaamde digitale productpaspoorten, want die zijn volgens mij ook noodzakelijk
voor de werking van de hefboom. Graag een reflectie van de Staatssecretaris hierop.
Nieuw Sociaal Contract zou graag zien dat de Staatssecretaris met een concreet stappenplan
komt om de hefboom per 2027 klaar te hebben. We zouden graag zien welke stappen er
al voor 2027 gezet kunnen worden. Ook hierop graag een reactie van de Staatssecretaris.
Voorzitter. De plastic-heffing werd uiteindelijk een heffing voor de afvalsector.
Welke risico's ziet de Staatssecretaris voor het voortbestaan van bedrijven in deze
sector? Consumenten zijn zich niet altijd bewust van hun keuze voor fossiel plastic.
De link met hun directe omgeving en het voortbestaan van lokale bedrijven en dus de
lokale economie is vaak veel te onbekend. Is de Staatssecretaris bereid een campagne
op te zetten?
Ten slotte nog even aandacht voor statiegeld. Tijdens het laatste tweeminutendebat
diende ik een motie in voor het invoeren van statiegeld op alle sapflessen, bij voorkeur
per 2026. Deze motie haalde een meerderheid. Wat is de stand van zaken met betrekking
tot de uitvoering?
Voorzitter. Ook afgelopen week zagen we weer in de media dat de inzameling van blikjes
moeizaam verloopt. Het verhogen van de inzamelingscapaciteit gaat sowieso veel te
langzaam. Wanneer neemt de Staatssecretaris meer regie om dit eens echt te bewerkstelligen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft nog een interruptie van de heer Buijsse namens de VVD.
De heer Buijsse (VVD):
Dank aan mevrouw Wingelaar voor haar bijdrage en haar woorden over de Plastic Tafel.
We hebben die motie destijds samen ingediend. Ik zou graag willen vragen: hoe beoordeelt
mevrouw Wingelaar nou de systematiek van deze tafel? Ik heb vernomen dat men voor
textiel ook een dergelijke aanpak zou willen. Hoe staat u ten opzichte van de systematiek
die gebruikt is? Is dat iets wat we in de toekomst vaker moeten doen of ziet u toch
belemmeringen?
Mevrouw Wingelaar (NSC):
We hebben inderdaad indertijd de motie samen ingediend. Ik vind zo'n tafel een heel
goed instrument. Het moet geen vertragingstactiek zijn; daar heb ik toen voor gewaakt.
Daarom hebben we die harde deadlines ingebouwd. Maar die systematiek vind ik helemaal
prima. Je ziet ook – dat is eigenlijk een trieste constatering, want ik heb al eerder
opgeroepen tot oplossingen – dat oplossingen vanuit het veld bedacht moeten worden.
Ik verwacht ook dat dat gewoon vanuit het ministerie had gekund.
De voorzitter:
Gaat uw gang, meneer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Ik haak even in op het laatste wat mevrouw Wingelaar zegt. Zij had dat graag vanuit
het ministerie gezien. Dat is nou juist waar onze zorg altijd zit, namelijk dat het
ministerie zich er te veel mee gaat bemoeien in plaats van dat het werkveld erbij
betrokken wordt. Deelt mevrouw Wingelaar de mening van de PVV-fractie dat het veld
veel meer betrokken moet worden in deze casus?
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ja, daar staan wij natuurlijk voor. Je kan niet vanaf een tafel ergens hier in Den
Haag beleid gaan bedenken zonder het veld erbij te betrekken. Dat kan ik dus alleen
maar bevestigen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het tijd voor de inbreng van de heer Bamenga namens D66.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Voor de zomer zijn de gesprekken aan de Plastic Tafel afgerond.
Daar zijn naar mijn mening twee grote inzichten uit gekomen. Ten eerste hebben de
gesprekspartners een vervanging gevonden voor de beloofde bijmengverplichting: de
marktcreatiehefboom, een financiële knop om meer groen plastic in producten te stoppen.
Het is goed dat ze eruit zijn gekomen, want koplopers zoals Healix in Limburg, een
bedrijf dat visnetten recyclet, kwamen door het vervallen van de bijmengverplichting
in 2027 met een gat van drie jaar te zitten. We maken het recyclaars dus moeilijker
in plaats van makkelijker, terwijl er al zo veel omvallen. De Plastic Tafel komt nu
met een voorstel voor een groenere economie waar de ondernemer wat aan verdient. Het
kan dus wel. Mijn enige vraag hierover is of de Staatssecretaris kan toezeggen de
wens van de Plastic Tafel om een marktcreatiehefboom te maken, ook wettelijk vast
te leggen.
Voorzitter. Het tweede inzicht is dat de Staatssecretaris aan zet is om een alternatief
te vinden voor een plastic-heffing. Deze dreigt nu volledig bij de afvalverwerkers
te eindigen. Samen met Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht is D66 daar enorm
op tegen. De hogere kosten komen namelijk bij de Nederlandse ondernemers en huishoudens
terecht. Dat staat haaks op het principe van de vervuiler betaalt. Het is een ongerichte
belasting die de circulaire economie in de weg zit in plaats van haar stimuleert.
Belasting heffen om het belasting heffen wil deze Staatssecretaris niet op zijn naam
hebben, lijkt mij.
Daarom denkt D66 graag mee over een oplossing, te beginnen bij de Europese plasticafdracht
die Nederland jaarlijks doet. We betalen de EU voor al het plastic dat op de schroothoop
of in de verbrandingsoven eindigt. Dat doen we uit de schatkist. Daarmee is het eigenlijk
gewoon een fossieleplasticsubsidie. Andere landen, zoals Frankrijk en Duitsland, laten
al zien dat we deze belasting ook bij de producenten kunnen neerleggen. Daarmee slaan
we twee vliegen in één klap. Aan de ene kant laten we de vervuiler betalen en schaffen
we de fossiele subsidie af. Aan de andere kant zijn we dan een eind op weg om de plastic-heffing
te verminderen. Kan de Staatssecretaris daarom toezeggen deze vorm op te nemen in
het Nationaal Programma Circulaire Economie?
Voorzitter. Dan blijft nog de andere helft van de plastic-heffing over. D66 vindt
dat we die eerlijk over de gehele keten moeten verdelen: van inzamelaar tot producentenorganisaties
zoals Unilever, sorteerbedrijven en recyclaars. Is de Staatssecretaris het met D66
eens dat we iedereen eerlijk moeten belasten? Zo ja, kan hij toezeggen dat ook op
te nemen in het plasticplan van het Nationaal Programma Circulaire Economie?
Voorzitter, ten slotte hierover. De afvalverwerkers en ketenpartijen kunnen alleen
zorgen dat er minder afval in de verbrandingsoven eindigt als de Staatssecretaris
daar een handje bij helpt. Is de Staatssecretaris het dus met D66 eens dat we afval
bij de bron aan moeten pakken, bijvoorbeeld door met gemeenten te werken aan gedifferentieerde
tarieven voor afval? Dan is het simpel: maak je meer afval, dan betaal je ook meer.
Zal hij zich onverminderd en dus ook financieel inzetten voor reparatiebedrijven zoals
Stichting Repair Café International? Hoe zal hij zorgen voor investeringszekerheid
voor de verduurzaming van afvalverwerkers?
Tot slot, voorzitter. Volgens de Inspectie Leefomgeving en Transport wordt kleding
steeds meer een wegwerpproduct. Recyclebedrijven kunnen hun hoofd nauwelijks boven
water houden, omdat kleding eerst voor 80% hergebruikt kon worden en dat nu gezakt
is naar 50%. De fastfashionindustrie wordt lineairder in plaats van circulair. Met
agressieve marketing als businessmodel overspoelen ze de markt met kleren die na een
paar keer dragen kapotgaan. Dat is schadelijk en tast het concurrentievermogen van
koplopers aan.
Voorzitter. Bedrijven als Zeeman laten namelijk zien dat je én kan werken aan circulariteit
én betaalbare kleding kan aanbieden. Kan de Staatssecretaris dus toezeggen het Franse
voorbeeld te volgen en een reclameverbod voor fastfashionbedrijven zoals SHEIN en
Temu in te stellen bij de uitwerking van het actieplan tegen ultrafast fashion?
Voorzitter. Het bedrijfsleven staat te springen om circulair te worden. Ik weet ook
dat de Staatssecretaris zich daarin kan vinden. Ik roep de Staatssecretaris op om
hen daarvoor een trampoline te geven.
De voorzitter:
Kijk eens aan! Dank u wel voor uw inbreng. Maar u heeft wel een interruptie van de
heer Boutkan te pakken. Gaat uw gang.
De heer Boutkan (PVV):
Instemmen met een motie die door de heer Boutkan is ingediend over die verplichte
Europese afdracht voor plastic dat de oven in gaat anders neer te leggen: dat ik dat
nog mag meemaken in deze Kamer, zou ik bijna willen zeggen! Maar de vraag aan D66
is dan wel: bent u ook bereid om zich er hard voor te maken dat deze jaarlijks verplichte
afspraken, die in coronatijd zijn afgesproken om net te doen alsof we geen extra geld
naar Brussel storten, daadwerkelijk worden omgebogen zodat deze afdracht wordt neergelegd
bij de producenten van dat plastic en die ook worden geprikkeld? Bent u ertoe bereid
om eventueel misschien nog wel gezamenlijk met een nieuwe motie te komen om dat te
gaan doen?
De heer Bamenga (D66):
Ik heb net ook al aangegeven dat we redeneren vanuit het principe dat de vervuiler
betaalt. Op het moment dat u daar een voorstel voor doet, dan zal ik daar zeker heel
goed naar kijken. Dan kunnen we inderdaad misschien wel samenwerken.
De voorzitter:
Kijk eens aan. Mooi. Ik hoor de Staatssecretaris al zeggen dat hij zich zorgen gaat
maken. Daar gaat hij straks ook wel op in, denk ik. Meneer Gabriëls, het is tijd voor
uw inbreng namens GroenLinks-Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik voer vandaag ook het woord namens de Partij voor de Dieren,
omdat die niet aanwezig kon zijn.
Nietsdoen is niet haalbaar, betaalbaar en realistisch. Nietsdoen is kiezen voor stilstand.
Niet durven kiezen voor circulaire maatregelen geeft steun aan de profiteurs van die
stilstand, de fossiele industrie. Nietsdoen is een mes in de rug van de innovatieve
circulaire bedrijven, die flink geïnvesteerd hebben en tegen de stroom in ondernemen.
Nietsdoen is niet goed voor de Nederlandse kenniseconomie van de toekomst en voor
de Nederlandse grondstoffenonafhankelijkheid. GroenLinks-PvdA roept de derde Staatssecretaris
in anderhalf jaar tijd ertoe op om lef te tonen.
In het regeerakkoord staat een plastic-heffing van 567 miljoen, bedacht door NSC,
BBB, VVD en PVV, zonder uitwerking. Aanvankelijk wilden ze de heffing bij de producenten
van polymeren leggen, maar dit jaar bleek plots dat het gat in de begroting via de
afvalverbranders bij de inwoners terecht zal komen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris
is hoe dit is gegaan. Hoe is deze heffing bij de afvalverbranders en de inwoners terechtgekomen?
Is de lobby van de plasticproducenten hierbij van invloed geweest? De plastic-heffing
dreigt, net als de coalitie die het bedacht heeft, een flop te worden. Lastenverhoging
voor de inwoners, € 100 extra afvalstoffenheffing, geen circulaire prikkel en geen
afvalpreventie: dank je wel PVV, VVD, NSC en BBB.
Dan de nationale circulaireplasticsnorm, een bijmengverplichting. Die is nodig omdat
onze recyclebedrijven omvallen en er in 2030 toch een Europese norm aankomt. Het slechtste
scenario is dat we tegen die tijd geen Nederlandse recyclecapaciteit meer hebben.
Toch werd ook deze norm geschrapt: vertraging op vertraging. De bedrijven die profiteren
van deze stilstand blijven met hulp van PVV, VVD en BBB verder vertragen. Ze stellen
vertragende convenanten voor en kunnen doorgaan met hun fossiele winsten, terwijl
de echt innovatieve, eerlijke en toekomstgerichte bedrijven zwoegen. Dat is onrechtvaardig,
vindt GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De voorzitter:
Meneer Gabriëls, u heeft een interruptie van de heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Er wordt nogal flink afgegeven op alles en iedereen op dit moment door GroenLinks-PvdA.
Dat steekt me een beetje. Daarom reageer ik er ook maar even op. Dat doe ik temeer
omdat bijvoorbeeld de deelnemers aan de Plastic Tafel en masse, durf ik wel te zeggen,
hun zorgen hebben geuit over de norm, die gewoon praktisch onuitvoerbaar is en was.
Wij hebben in de Kamer gelukkig een meerderheid gevonden voor de Plastic Tafel. Daar
is een set aan maatregelen uitgekomen waarover ik van meerdere personen achter deze
tafel waardering hoor. Hoe beoordeelt de heer Gabriëls eigenlijk de inzet van de deelnemers
aan de Plastic Tafel, gezien de bijdragen aan CO2-emissiereductie die het, zoals vrijwillig is afgesproken, gaat halen, terwijl de
norm niet eens uitvoerbaar was?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Mijn bijdrage ging ook over de plastic-heffing, die mede door u is vormgegeven. Daarom
heb ik gezegd: die plastic-heffing is een flop, net als de coalitie die hem bedacht
heeft, waar de VVD ook in zit. Dat ging voornamelijk over de plastic-heffing; dat
heb ik ook in mijn bijdrage genoemd.
Dan even ten aanzien van de Plastic Tafel. De Plastic Tafel is gekomen met een zeer
goed maatregelenpakket ten aanzien van de circulaire hefboom. Dan stel ik de vraag
aan de VVD: wat wilt u met dat maatregelenpakket? Ik hoor D66 en NSC zeggen: laten
we dat wettelijk borgen. Wij zijn ook een groot voorstander van de wettelijke borging
en van het vastleggen van die maatregelen, dus zonder vertragende convenanten of iets
dergelijks. We hebben die vraag aan u gesteld. U zegt: ja, we moeten nog even kijken;
ik durf daar nog geen uitspraak over te doen en ik moet dat nog even aan de Staatssecretaris
vragen. U durft niet de uitspraak te doen dat u die uitkomsten ook daadwerkelijk wettelijk
wil gaan borgen. Ik vind de deelname van heel veel mensen aan die tafel natuurlijk
fantastisch. Er is heel veel tijd aan besteed. Het was wel een beetje niet helemaal
evenwichtig aan tafel, dus er waren heel veel bedrijven en weinig onafhankelijke ngo's,
maar er is superhard gewerkt en er waren supergoede uitkomsten ten aanzien van de
hefboom. Laten we dan alleen ook met z'n allen uitspreken dat we die uitkomst wettelijk
borgen en vastleggen.
De heer Buijsse (VVD):
Als het mag, maak ik een punt van orde, want ik vraag u naar de norm waar u in uw
spreektekst letterlijk aan refereert en u gaat nu verder over de Plastic Tafel. Dat
ten eerste. Het tweede: u hebt me gevraagd of ik de vrijblijvendheid wil borgen. Ik
gaf positief antwoord en dan gaat u mij nu vertellen dat ik dat niet wil. Wat is dit
nou? Dat is niet eerlijk.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Nee, wij durven de uitspraak te doen om hem wéttelijk te borgen. U twijfelt nog –
dat heeft u letterlijk gezegd – over de manier van borging; dat was uw eigen spreektekst.
Wij willen scherp hebben dat die ook daadwerkelijk wettelijk geborgd wordt. Daarom
stellen wij dat hier. We horen zowel de PVV als de VVD dat niet noemen, terwijl mevrouw
Wingelaar en mijn collega Bamenga hier wel gezegd hebben dat ze dat letterlijk willen
borgen; dat is wat ik hier graag wil horen. Op een convenant zitten wij niet te wachten.
Wij willen gewoon dat de Staatssecretaris nu zegt: laten wij de uitkomst van die fantastische
tafel wettelijk borgen.
De voorzitter:
Helder. De heer Buijsse heeft zijn vier interrupties gebruikt, maar ik geef u even
ruimte voor de factcheck, want volgens mij zit u daarmee.
De heer Buijsse (VVD):
Dank je wel, voorzitter, dat u mij die gelegenheid biedt. Er zijn verschillende typen
afspraken uit die Plastic Tafel gekomen. De ene kan wettelijk geborgd worden. De andere
kan via de UPV geborgd worden, via een AMvB. De andere kan via een convenant geborgd
worden. Het is niet één wet. De wet waar u aan refereert, gaat over de hefboom. De
hefboom moet eerst een Europese grondslag hebben. Via de Circular Economy Act gaat
Europa daar waarschijnlijk grondslag voor bieden. Als dat kan, dan kan Nederland daar
in de uitvoering iets mee gaan doen. Steun ik dat idee en dat concept? Natuurlijk.
Het is hartstikke mooi als dat zou kunnen. Het ligt dus even een stuk genuanceerder.
Ik betreur het dat de heer Gabriëls zo kort door de bocht over de VVD praat.
De voorzitter:
Meneer Gabriëls, gaat u verder.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Daar wil ik graag op reageren, nog niet vanuit mijn tijd, maar gewoon omdat ik daarop
aangesproken word. De aanval die ik hier benoemd heb, gaat over de plastic-heffing.
De VVD is er onderdeel van om de plastic-heffing in het regeerakkoord te krijgen.
Daar ging mijn tekst over. Als de heer Buijsse namens de VVD zegt dat ze de uitkomsten
van de circulaire hefboom van de Plastic Tafel hoe dan ook gaan borgen en in 2027
laten ingaan, dan is daar een mooie meerderheid voor. Ik hoop dat als wij dadelijk
een motie indienen om deze wettelijk te verankeren, deze ook gesteund wordt door de
VVD. Ik hoop ook dat de Staatssecretaris daar dan op in zal gaan, want hem zal ik
ook bevragen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Wij willen pal gaan staan voor de circulaire economie en voor de bedrijven die nu
dreigen te verdwijnen. Met een evenwichtige mix van stimuleren, normeren en beprijzen
moet circulariteit straks een pijler worden in het economische en financiële beleid
van een nieuwe regering. Niet alleen de bewindspersoon van Milieu moet daar straks
over gaan, maar ook die van Financiën en van Economische Zaken. Mijn vragen aan de
Staatssecretaris zijn de volgende. Bent u bereid de uitkomsten van de Plastic Tafel,
de circulaire hefboom, wettelijk vast te leggen en deze in 2027 in te laten gaan?
Bent u bereid om circulaire bedrijven die om dreigen te vallen te ondersteunen totdat
de hefboom voor resultaat zorgt? Kunt u verschillende alternatieven voor de plastic-heffing
uitwerken, zoals het schrappen van de uitzondering voor plastic waterflesjes van de
frisdrankbelasting, een heffing op single-use plastics op to-go-verpakkingen of misschien
alsnog een heffing op primaire fossiele polymeren?
Zoals u ziet, zijn er voldoende mogelijkheden om te versnellen. Steun de oproep van
GroenLinks-Partij van de Arbeid om de circulaire hefboom snel wettelijk vast te leggen
en steun onze oproep voor een goed alternatief voor de plastic-heffing. Kies en doorbreek
de rechtse stilstand.
Dan hergebruik boven recycling. Het is belangrijk om elektronica met daarin schaarse
metalen langer in de cyclus te houden. Nederland heeft nu nog geen ambitieus pakket
aan reparatiemogelijkheden, terwijl dat hard nodig is. In zijn laatste rapport heeft
CE Delft een beleidspakket gemaakt met circulaire voorbeelden, zoals een verplicht
aandeel refurbished goederen, reparatievouchers en een hergebruikdoelstelling binnen
de UPV. Uit de doorrekening blijkt dat dat niet alleen goed is voor het behalen van
klimaatdoelen, maar dat het ook banen oplevert en huishoudens financieel voordeel
geeft. Kan de Staatssecretaris een appreciatie geven over dat rapport? Gaat hij de
zes onderzochte maatregelen uit het rapport ook daadwerkelijk invoeren?
Een concreet voorbeeld van snelle winst: kan de Staatssecretaris starten met het opleggen
van een hergebruikdoelstelling aan Stichting OPEN? Op dit moment heeft die wel een
inzameldoelstelling, maar geen verplichte hergebruikdoelstelling, waardoor veel elektronische
apparaten nog in de shredder verdwijnen in plaats van dat ze gerepareerd en hergebruikt
worden.
Dan de UPV Luiers. Daarover waren al documenten uit 2014 terug te vinden. Het betreft
8% van het huishoudelijke afval. Wij snappen niet waarom er niet gewoon gehandeld
wordt en er gewoon een UPV komt waarin ook besluiten genomen worden. Ook dat is trouwens
een resultaat van de Plastic Tafel. De Plastic Tafel zegt op pagina 41: kom gewoon
met de UPV voor luiers. Wij vragen aan de Staatssecretaris waarom het zo lang duurt.
Wat is nou de reden dat er nog steeds niks ligt sinds 2014? Ook hierover vragen wij:
kies en doorbreek de stilstand.
De heer Boutkan (PVV):
Ik wil nog op die luiers en dat incontinentiemateriaal ingaan. De reden dat het zo
lang duurt of dat het nog steeds zo lang duurt, is misschien wel het feit dat het
proces van recyclen van een luier of van incontinentiemateriaal zo veel negatieve
milieurendementen oplevert. Je hebt namelijk enorm veel energie, water en dergelijke
nodig. Wat je overhoudt, is zo miniem qua plastic, dat het nog veel onrendabeler is
dan de inhoud die erin zit, zou ik bijna willen zeggen. Is de heer Gabriëls het dus
met ons eens, zou ik bijna willen zeggen, dat «haalbaar, betaalbaar en realistisch»
van toepassing moet zijn op dit proces en op de ecologische voetafdruk waar vaak naar
wordt verwezen? Ik hoorde de heer Gabriëls de woorden van de PVV herhalen; ik ben
blij dat het ook tot GroenLinks-Partij van de Arbeid is doorgedrongen.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik begon mijn betoog met de volgende woorden: nietsdoen is niet haalbaar, betaalbaar
en realistisch. Dat geldt ook voor deze vraag van de heer Boutkan over de UPV Luiers.
Er moet iets komen, want nietsdoen zorgt ook voor 8% van dit afval, dus we kunnen
niet door blijven gaan om niets te doen met zo'n groot percentage van afval. Dus nietsdoen
is voor ons minder haalbaar, minder betaalbaar en minder realistisch.
De voorzitter:
Wilt u uw microfoon uitdoen? Dank u wel. Dat brengt ons aan het einde van de eerste
termijn van de inbreng van de kant van de Kamer. We gaan zo dadelijk, na de schorsing,
verder met de beantwoording door de Staatssecretaris. Ik schors het debat tot 14.50 uur.
Ik zie u zo graag terug. Ik schors de vergadering.
De vergadering wordt van 14.18 uur tot 14.54 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, dit is de voortzetting van het debat over circulaire economie. De
Staatssecretaris is met zijn ondersteuning terug in de zaal voor de beantwoording
van de vragen die zijn gesteld in de eerste termijn. Ik zou de Staatssecretaris dus
graag het woord willen geven. Daarbij wil ik nog vermelden dat we in eerste instantie
vier interrupties per fractie doen. Het zou ook heel fijn zijn als de Staatssecretaris
de blokjes zou willen noemen. Dan weten we wat ons te wachten staat.
Staatssecretaris Aartsen:
Ja, natuurlijk. First things first, belangrijke dingen eerst: de blokjes. Ik begin
met de inleiding; die zal anderhalf tot twee uur duren, haha. Daarna zal ik het hebben
over de doelen van de circulaire economie, vervolgens over statiegeld, de SUP-wetgeving,
de Plastic Tafel, textiel, de UPV en tot slot het belangrijkste kopje: overig. Daarna
hoop ik natuurlijk de vragen van de leden van de Kamer voldoende te hebben beantwoord.
De voorzitter:
Hartstikke goed. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Aartsen:
Dank voor het feit dat ik dit debat mag voeren. Ik zit nu bijna drie maanden op mijn
post als Staatssecretaris en moet eerlijk zeggen dat ik heel erg uitkeek naar dit
debat. Ik heb zelf een economische achtergrond, een ondernemersachtergrond, en moet
toegeven dat mijn hart wel wat sneller gaat kloppen van het onderwerp circulaire economie,
ook omdat het een hele mooie kans voor Nederland, voor de toekomst van onze economie
biedt om daarmee aan de slag te gaan en met een veel economischere bril naar dit onderwerp
te kijken.
Als je een analyse maakt van de Nederlandse economie op dit moment, en je afvraagt
waar we over 50 jaar onze boterham mee gaan verdienen, dan kom je er uiteindelijk
achter dat het circulair maken van de Nederlandse economie een keiharde economische
no-brainer is. De Nederlandse economie zal het in de toekomst moeten hebben van het
feit dat we schoner zijn, dat we slimmer zijn en dat we efficiënter zijn, dat we dingen
net een tandje beter doen dan de rest van de wereld. We worden nooit meer een lagelonenland,
we worden nooit meer een massaproductieland. We zullen het slimmer moeten doen en
we zullen het schoner moeten doen. Gelet op wat er op dit moment in de wereld gebeurt,
is dat ook van geopolitiek belang. Het feit dat er op dit moment allerlei machtsblokken
ontstaan, machtsblokken die niet per se het spel spelen zoals wij dat graag zouden
willen spelen, en ook niet per se het spel spelen volgens de spelregels die wij graag
zouden willen. Zelfs een trouwe bondgenoot als de Verenigde Staten grijpt terug naar
een handelstarievenoorlog, naar zaken die we van voor de Tweede Wereldoorlog kenden.
Op deze schaal noopt dat tot een simpele beweging naar grondstoffenefficiëntie. Uiteindelijk
zullen we efficiënter moeten omgaan met onze grondstoffen. We zullen onze grondstoffen
niet meer moeten weggooien, zoals we nu op een te grote schaal doen, maar we zullen
ze hoogwaardig en laagwaardig moeten hergebruiken. We zullen er ook voor moeten zorgen
dat we minder afhankelijk worden van landen die toch niet per se dezelfde normen en
waarden uitdragen als wij. We zullen die beweging moeten maken vanuit een economisch
en ecologisch belang. Die twee belangen vinden elkaar perfect in dit onderwerp. Ik
denk dan ook dat dit voor de Nederlandse economie een enorme kans kan zijn om ons
toekomstige verdienvermogen veilig te stellen, maar ook om gewoonweg onze positie
in de wereld ten aanzien van autonomie, zelfstandigheid en hergebruik veilig te stellen.
Ik was vorige maandag bij Neste, een mooi bedrijf in Rotterdam dat van frituurvet,
frituurolie, biobrandstoffen maakt, niet een klein beetje maar producten die je in
je eigen auto – in mijn geval een Volvo diesel – kan gooien, en SAF's waarmee je naar
de andere kant van de wereld kunt vliegen. Dat zijn de bedrijven van de toekomst,
dat zijn de bedrijven waar we het in Nederland van moeten hebben. We moeten niet afhankelijk
zijn van Saudi-Arabië, niet afhankelijk zijn van Rusland, niet afhankelijk zijn van
China, maar puur zelf in Europa strategisch autonoom zijn. Dat is wat mij betreft
dan ook de kern van circulaire economie.
De vraag is natuurlijk wel: hoe gaan we dat dan bereiken? Dat is de volgende stap.
Ik denk dat het belangrijk is om die beweging met elkaar te maken. Daar is het stellen
van doelen een belangrijk onderdeel van. Ik zal daar zo nog wat meer over zeggen.
Uiteindelijk gaat het om die beweging naar het beter gebruiken van grondstoffen: de
reststromen op zo'n manier organiseren dat we ze niet weggooien, maar dat we ze in
de economie terugstoppen en dat we ook grondstoffen besparen.
Het hoe is voor mij heel belangrijk. Ik zal er wat uitgebreider op terugkomen in de
actualisatie van het Nationaal Programma Circulaire Economie, maar ik denk echt dat
we ook de aanpak ietsje economischer kunnen insteken. Ik denk dat als we willen dat
de circulaire economie de reguliere economie wordt, we daar ook een andere aanpak
tegenover moeten zetten. Want dat moet het uiteindelijk wat mij betreft zijn: niet
een beleidshoofdstuk van een departement, maar veel meer de kern van onze economie,
de default option, de basisoptie voor zowel consument als producent. Dat betekent
dat ondernemers die producten vermarkten, er uiteindelijk ook winst mee moeten kunnen
maken. Dat betekent dat je een bepaalde schaal nodig hebt. Dat is een belangrijk onderdeel
van de aanpak. Dat betekent ook dat bedrijven die actief zijn in de circulaire economie
en die wij ondersteunen, op eigen economische benen moeten staan. Dat is, denk ik,
ook een belangrijk onderdeel daarvan.
Ik denk dat we het bedrijfsleven ook veel meer zelf aan het stuur moeten zetten. We
moeten gezamenlijk doelen stellen, maar veel minder vanuit de overheid proberen die
economie maakbaar te maken door precies voor te schrijven hoe het moet. Ik kom zo
nog terug op de Plastic Tafel, de Textiel Tafel en – dat is een tipje van de sluier
– nog heel veel meer «sectorale ondernemerstafels», zoals ik ze maar even noem. We
moeten ondernemers veel meer zelf laten meebepalen hoe we het gaan doen. We moeten
niet steeds het doel verschuiven, maar ondernemers juist vragen of ze willen meehelpen
om dit te doen.
Daar hoort wat mij betreft ook een gelijk Europees speelveld bij. Er is al veel gezegd
over de recyclaars die het op dit moment heel zwaar hebben in Nederland. We kunnen
beleid en subsidies maken wat we willen, maar de economische analyse is dat we op
het moment te maken hebben met een geopolitieke situatie, waarin de Nederlandse markt
overspoeld wordt met goedkoop, vaak niet duurzaam plastic uit China. Er vinden marktdumpingen
plaats van tal van producten. We hebben het nu over plastic, maar we zien het ook
al gebeuren bij lithiumbatterijen en bij allerlei producten die op dit moment geen
plaats kunnen vinden in Amerika, maar naar Europa toe gaan. Dat raakt het hart van
onze schone economie en van onze industrie. Dat vind ik wel echt een zorgelijke ontwikkeling.
We hebben geprobeerd om met het VN-verdrag in Genève ook echt een eerste stap te zetten.
Dat is helaas mislukt. Ik heb daarbij wel gezegd dat dat betekent dat we als Europa
met elkaar het gesprek aan moeten gaan. Accepteren we dat China met goedkoop plastic
onze economie sloopt of kiezen we als Europa voor the way forward? Wat mij betreft
is het dat laatste. We moeten dat wel op Europees niveau doen. Ik zal zo nog wat zeggen
over de hefboom. Dat is een sympathiek idee, maar wat mij betreft ook echt een onderdeel
van een Europese aanpak. Als ieder landje in Europa het op de eigen manier gaat doen,
dan ga je dus eigenlijk gewoon binnen de Europese Unie doen wat nu wereldwijd gebeurt.
Dat lijkt me niet verstandig.
Voorzitter. Ondanks mijn «dubbel demissionaire status», zoals ik het maar even noem,
heb ik passie en ambitie voor dit onderwerp en wil ik hierop echt stappen zetten.
Dat moet samen met de Nederlandse industrie en Nederlandse bedrijven. In mijn optiek,
in mijn visie, is dat namelijk echt de weg vooruit. Dat was mijn inleiding, voorzitter,
als het mag.
Dat sluit volgens mij aan bij een aantal vragen die zijn gesteld over de doelen: het
tweede blokje. De heer Buijsse vroeg mij daarnaar. We gaan die doelen actualiseren
in het Nationaal Programma Circulaire Economie. We gaan kijken wat er nodig is om
het aan de ene kant realistisch te maken, zonder dat je aan de andere kant weer zwabberbeleid
gaat krijgen. Dat wil ik wel blijven benadrukken: ik denk dat het onverstandig is
dat het alle kanten opschiet. Ik maak dus ook bewust even de knip tussen wát we nou
willen bereiken en hóé we dat willen bereiken. Ik denk dat daar wel een enorm mooie
kans ligt. Aan de ene kant kunnen we zeggen: dit zijn de doelen waarop we willen focussen.
Aan de andere kant kun je kijken hoe je dat samen met het bedrijfsleven kan doen.
Ik noemde net al die ondernemerstafels. We moeten daarbij dus niet zozeer op de stoel
van de ondernemer gaan zitten en ook niet vanuit de maakbaarheidsgedachte proberen
die economie in te richten, als wel zeggen wat de doelen zijn. Het bedrijfsleven moet
zich daaraan committeren. Dan kijken we hoe we het doen.
Wat dat betreft, om dit blokje even af te maken, nog de vraag van de heer Buijsse.
Hij vroeg mij wat we kunnen meenemen uit de succesfactor van de circulairesectortafel,
de Plastic Tafel. Dat is wat mij betreft het feit dat de ketenpartners aan tafel zitten,
dat je een breed commitment hebt om iets te doen, samen met een onafhankelijke voorzitter
erbij. Dan ga je met elkaar praten over hoe we dat gaan doen. Ik zal zo nog wat over
de Plastic Tafel zelf zeggen en over de uitkomsten als de hefboom, de heffing en de
norm. Ik vind het heel knap wat de Plastic Tafel heeft gedaan, omdat dat namelijk
onder het gesternte was van een financiële taakstelling – dat zeg ik er maar gewoon
bij – een financiële opdracht. Ik zou het veel interessanter vinden om samen met bedrijven
te bekijken hoe bijvoorbeeld batterijen in Nederland goed kunnen worden gerecycled.
Het is heel idioot dat wij batterijen terugsturen naar buiten de Europese Unie, terwijl
daar lithium, goud en magnesium in zitten. Het is heel zonde als we dat wegsturen.
Hoe kunnen we dat nou op een goede manier doen? Daar heb je dus al die partners aan
tafel. Dan gaan we met alle partijen uit de accusector kijken hoe we op dat gebied
hergebruik, grondstoffenefficiëntie en recycling handen en voeten kunnen geven. Dat kan je met tal van andere
producten ook doen. Dat wil ik graag op zo'n manier gaan aanpakken.
De voorzitter:
Ik dank u wel. U bent aan het einde van het blokje, denk ik?
Staatssecretaris Aartsen:
Ja.
De voorzitter:
Ik zou met de leden willen afspreken om de interrupties aan het einde van elk blokje
te doen. We hebben een aardig aantal blokjes, dus dan kunnen we dat ordentelijk met
elkaar doen. Ik wil het woord geven aan de heer Gabriëls. U laat ’m even gaan?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik laat ’m even gaan.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog dan met het volgende blokje.
Staatssecretaris Aartsen:
Dank, voorzitter.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Het vervelende is ...
De voorzitter:
Ik ben als was in uw handen natuurlijk, dus als u toch nog wilt reageren, heel graag.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Het is vervelend dat je maar vier interrupties hebt. Het is natuurlijk een heel mooi
verhaal van de Staatssecretaris, waarbij ik echt geloof dat er passie in zit. Er is
natuurlijk niets gezegd waar iemand het mee oneens is. Maar het gaat er natuurlijk
om dat er onder bedrijven een verschil bestaat tussen bedrijven die het oude doen
en bedrijven die het nieuwe gaan doen. Soms moet je dus één bedrijf benadelen – oude
industrie die niet verduurzaamt – waarmee je het circulaire bevordert. Het gaat er
natuurlijk dus om dat je bepaalde keuzes maakt die een deel van het bedrijfsleven
niet ziet zitten. Alles moet altijd aan bedrijven voorgelegd worden en er zitten dus
verschillende bedrijven bij. De vraag is daarom of er plek aan zulke tafels is voor
onafhankelijke organisaties die niet een bepaald belang hebben bij wat daar besloten
gaat worden.
De voorzitter:
Helder. De Staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik benadruk wel dat het wat mij betreft echt ketentafels zijn, met ook belangen juist
in die sector, omdat het dan ook iets is waar je financieel voor- of nadeel van ondervindt.
Ik denk dat dat juist ook de verantwoordelijkheid is die je wilt. Je kan ook niet
weglopen voor die verantwoordelijkheid. Laat ik dan nogmaals duidelijk stellen dat
die doelen er wat mij betreft wel bij horen. Op het moment dat jij als bedrijf, als
producent of als verwerker aan zo'n tafel gaat zitten, dan – laat ik het voorbeeld
van die accu's nemen – moet je je wel committeren aan het halen van zo'n doel wat
mij betreft. Het doel is dan wel uiteindelijk dat je komt tot x procent recycling,
x procent hergebruik, dus tot circulariteit in zo'n keten. Maar het «hoe» voorschrijven
zou ik niet vanuit het ministerie willen doen. Het «hoe» voorschrijven is wat mij
betreft ook echt aan die sector zelf, zonder dat ze daarbij weg kunnen lopen van de
verantwoordelijkheid. Dat hoort daar dan namelijk wel bij wat mij betreft. Ze krijgen
de vrijheid om het «hoe» in te vullen, maar de verantwoordelijkheid voor wat je moet
bereiken, hoort daar dan wel bij. Ik deel overigens wel de zorgen van de heer Gabriëls.
Uiteindelijk gaat het ergens natuurlijk wel een keer knellen. Ik geloof oprecht vanuit
mijn politieke overtuiging, vanuit mijn mensbeeld, dat het overgrote deel van de ondernemers
de juiste kant op wil en het overgrote deel van de bedrijven positief tegenover de
toekomst staat. Als je daar ook de verantwoordelijkheid voor de invulling neerlegt,
dan krijgt dat op een goede manier vorm. Zo'n onafhankelijke voorzitter moet daarbij
natuurlijk wel waken over de doelen.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik haalde het ook al in mijn betoog aan: het is natuurlijk hartstikke mooi dat de
Staatssecretaris stappen wil zetten met het bedrijfsleven. Maar ik stelde ook de vraag:
met welke bedrijven dan? Er zitten toch echt bedrijven met verschillende verantwoordelijkheden.
Ik heb vaak het gevoel dat hierbij het recht van de sterkste geldt. Maar het kan best
zijn dat we toch de keuze moeten maken om de grootste partij eens niet de bevoordelen.
Hoe voorkomt u dat? Dat hoor ik niet. U kunt niet met het bedrijfsleven ... Er zijn
gewoon verschillende belangen! Voor welk belang kiest u dan? Kiest u voor het circulaire
belang of niet?
Staatssecretaris Aartsen:
De tegenstelling die mevrouw Wingelaar nu neerzet, zie ik wat minder. Ik vind niet
dat het een keuze tussen zwart en wit is. Ik zie bedrijven die heel graag die stap
zouden willen zetten en die kant op zouden willen, maar die als zij het in hun eentje
doen de markt uit worden geprezen. Zij zitten met het bedrijf dat zij niet kunnen
schalen en vinden dat er een gelijk speelveld moet zijn. Zij lopen tegen wet- en regelgeving
aan bij de omgang met bepaalde zaken. Er zitten dus best wel wat praktische haken
en ogen aan hoe je bepaalde circulariteitsvraagstukken moet opzetten. Wat het zwart-witbeeld
betreft dat er goede en slechte bedrijven zijn: misschien is het mijn mensbeeld, maar
dat zie ik wat minder. Ik zie niet dat er kwaadaardige bedrijven zijn die bewust proberen
circulaire bedrijven de markt uit te duwen. Nogmaals, ik zie een economie die de toekomst
heeft, omdat zij schoon, slim en efficiënt is. Die beweging willen die bedrijven maken
en ik denk dat het goed is om met elkaar af te spreken welke richting je dan opgaat.
De voorzitter:
Dan zijn we aangekomen bij het volgende blokje, statiegeld.
Staatssecretaris Aartsen:
Statiegeld is een onderwerp dat veel mensen bezighoudt. Mevrouw Wingelaar vroeg aan
mij wanneer ik regie ga nemen op het statiegeldsysteem. Mijn antwoord daarop is: vorige
week. Want ik heb vorige week een brief gestuurd aan uw Kamer, maar ook aan de stichting
Verpact, naar aanleiding van een last onder dwangsom van de inspecteur-generaal van
de ILT, die terecht tegen stichting Verpact zegt: u moet meer doen om dat inzamelpercentage
omhoog te krijgen. Ik heb zelf contact gehad met de stichting Verpact en gezegd: ik
wil uiteindelijk toewerken naar een totaalplan. Uiteindelijk is het alleen omhoog
krijgen van die norm namelijk niet voldoende. Als je naar de cijfers kijkt ziet het
er best aardig uit als het gaat om het aandeel blikjes en flesjes in het zwerfafval,
maar als ik willekeurige mensen op straat vraag of ze nu tevreden zijn, dan zullen
ze zeggen: nee, want als ik hier in Amsterdam, Rotterdam of Den Haag loop, zie ik
prullenbakken die zijn opengetrokken, vuilniszakken die zijn opengescheurd, meeuwen
die erop afkomen; als ik naar de supermarkt ga, dan is het daar vies en vuil, dan
druipt daar allemaal viezigheid uit. Zo kan ik nog een heel lijstje opnoemen. Supermarktondernemer
zitten ermee in hun maag.
Al met al vind ik dat een aantal zaken in ons statiegeldsysteem niet goed gaat. Ik
ben ontevreden over de financiële transparantie van stichting Verpact. Ik vind dat
we daar echt stappen in moeten zetten. Daarom heb ik ook die brief gestuurd waarin
ik heb aangegeven dat ik graag om tafel wil en een totaalpakket met acties wil; ik
wil dat we het probleem met die vuilnisbakken gaan oplossen, ik wil dat er meer inzamelpunten
gaan komen, ik wil dat we de viezigheid bij supermarkten gaan aanpakken. Dat wil ik
uiteindelijk op een goede manier oplossen, het liefst met een positieve prikkel. Daarom
heb ik die brief vorige week naar uw Kamer gestuurd, want dat is uiteindelijk mijn
doel. Daarbij heb ik ook gezegd dat ik geen voorstander ben van het verhogen van het
statiegeld. Daarmee raak je mensen in hun portemonnee en het lost niks op van de problemen
die ik net noemde, want de blikjes zullen alleen maar harder uit de vuilniszakken
worden getrokken en de vuilnisbakken zullen alleen maar harder worden opengetrokken.
We zullen eerst de basis op orde moeten krijgen.
U stelde mij ook nog een vraag over de motie. Ik heb gezegd dat ik eerst het hele
plaatje wil bezien, voordat ik overga tot het invoeren van statiegeld op sapflessen.
Mijn voorganger heeft dat opengelaten, maar ik denk dat het echt goed is als we met
een totaalplan komen: hoe gaat het op dit moment, waar zitten de problemen voor mensen
en kunnen we dat oplossen op een manier waarmee zichtbaar stappen worden gezet? Dat
is het traject dat ik eerst wil aflopen voordat ik een stap zou willen zetten op dat
onderdeel.
De voorzitter:
Is dit het einde van het blokje, Staatssecretaris?
Staatssecretaris Aartsen:
Ja.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Maar dan gaat u voorlopig de motie, die in meerderheid is aangenomen, dus niet uitvoeren?
Er is gewoon een meerderheid om statiegeld op alle sapflessen in te voeren. Maar nu
moeten we dus wachten op een totaalpakket?
Staatssecretaris Aartsen:
Ik weet dat die motie is aangenomen, maar ik vind het op dit moment onverstandig om
die uit te voeren, om een aantal redenen. De eerste reden is dat ik graag dat totaalpakket
wil zien. Als we nu weer een nieuwe statiegeldverplichting introduceren, denk ik dat
dat niet bijdraagt aan het oplossen van de problemen. Ook wil ik goed kijken waar
je nou statiegeld op heft en waar niet. Er zijn namelijk ook partijen die mij oproepen
om statiegeld te heffen op batterijen, op matrassen. We moeten ergens een grens trekken
waar we statiegeld wel en niet op willen gaan heffen voordat je die totale breedte
in gaat. Op dit moment merk ik dat het draagvlak voor het stelsel onder druk staat
vanwege het feit dat er zichtbare problemen zijn. Die zou ik graag eerst willen oplossen,
alvorens ik een stap zet om de statiegeldverplichting uit te breiden.
De heer Buijsse (VVD):
Ik zoek toch even naar ... Er is natuurlijk door de ILT een last onder dwangsom aan
Verpact opgelegd. Hoe kijkt u daar op dit moment tegen aan?
Staatssecretaris Aartsen:
De inspecteur-generaal is natuurlijk onafhankelijk. Die heeft zich te houden aan de
wet- en regelgeving. Op basis daarvan heeft hij een last onder dwangsom afgegeven.
Het is aan hem om dat te doen. Ik denk dat het terecht is dat een partij druk wordt
opgelegd om die doelen te halen. Wat de invulling ervan betreft het volgende. ILT
heeft Verpact een aantal opties meegegeven. Een van die opties zou het verhogen van
het statiegeld kunnen zijn. Daar heb ik zowel Verpact als uw Kamer van laten weten
dat ik daar geen voorstander van ben.
De voorzitter:
Tijd voor het blokje SUP.
Staatssecretaris Aartsen:
Over SUP zijn ook een aantal vragen gesteld. Laat ik met de leukste beginnen. Het
Wilhelminapepermuntje is volgens mij weg, maar ik herken natuurlijk wat de heer Boutkan
steeds probeert te zeggen. Ik zal zo de technische uitleg erbij geven, maar ik herken
wel het hele punt. Ik heb zelf een dochter. Heel veel mensen met jonge kinderen verlangen
weleens naar de tijd dat er een plastic rietje was, omdat dat papieren rietje toch
best ingewikkeld is als je naar de Efteling gaat. Tegelijkertijd ben ik enorm enthousiast
over het feit dat er al enorme stappen zijn gezet. Een aantal jaren geleden hadden
we hier in de Kamer allemaal nog papieren bekertjes. Dat ging er ook bij mij als Kamerlid
destijds in een behoorlijk tempo doorheen. Als Kamerlid moet je fit blijven, en daar
heb je veel koffie voor nodig. Er gaat dus veel doorheen. De eerste twee, drie maanden
hebben we met elkaar best lopen vloeken over die bekers, maar inmiddels zien we dat
dat systeem goed werkt. Dat zie ik ook op mijn ministerie en dat zal voor veel kantoorplekken
gelden. Na een gewenningsperiode worden die stappen wel gezet. Ik denk dat dit zo'n
onderwerp is waar ik graag met het bedrijfsleven wat verder over wil doorpraten: hoe
gaat het op dit moment?
Ik heb in de Kamerbrief over de motie-Buijsse ook geschreven dat ik graag nog wat
meer tijd zou willen hebben voor het dilemma rond het kartonnen bekertje. Aan de ene
kant herken ik het beeld dat er een aantal knelpunten zijn in de sector, maar ik zie
ook dat dingen heel goed gaan. Ik zou het zonde vinden als we dat onderdeel nu kwijtraken.
Ook hier zie je weer dat bedrijven aan de ene kant hebben geïnvesteerd en vooruit
willen en dat bedrijven aan de andere kant zeggen: ik wil wel maar het is zo ingewikkeld,
ik kom in de knel. Dat zien we bij het gebruik van plastic zowel ter plaatse als voor
de consumptie onderweg in het kader van de SUP. Daarom heb ik gezegd dat het verstandig
is om samen met het bedrijfsleven te kijken naar wat verstandig is om te doen als
we zeggen: dit zijn de doelen en daar willen we naartoe. Dat is ook een beetje hoe
ik graag de motie-Buijsse zou willen uitvoeren. Ik ga daar op dit moment nog geen
besluit over nemen. Ik ga eerst met de ketens het gesprek aan over de vraag of we
een manier kunnen vinden om het, daar waar het knelt, anders in te richten. Maar daar
waar het goed gaat – ik noemde al de kantooromgevingen – zou ik het wel heel zonde
vinden als we daar terug zouden gaan naar waar we waren. Dan gaan je een paar stappen
«back to the future», zou ik willen zeggen. Dat is dus een beetje het dilemma dat
ik probeer te balanceren: aan de ene kant oplossen waar het knelt, zonder de andere
kant weg te gooien.
Voorzitter. Het wordt technisch nu. Dan over de Wilhelminapepermuntjes en het bredere
punt dat de heer Boutkan al best een tijd maakt: hoe zit het nu met de definitie van
kunststof en kunststofproducten voor eenmalig gebruik? Zijn wij als Nederland niet
strenger dan de rest van Europa? Het eerlijke antwoord daarop is, zoals de Duitsers
zouden zeggen, «jein». Ja en nee. Aan de ene kant is het antwoord: nee, we zijn hier
niet strenger op; de Europese definities nemen wij een-op-een over. Rustig, meneer
Boutkan, ik kom zo bij het positieve deel van het antwoord. Als het gaat om de definitie
van kunststof en de wetsteksten daarover zijn wij niet strenger dan Europa. Waar zit
nou het discussiepunt? Ik heb oprecht geprobeerd te luisteren naar de heer Boutkan.
Hij heeft het al een aantal keren eerder proberen aan te geven: de 5%-definitie. Waar
wij als Nederland echt wel verbetering in kunnen laten zien, is de definitie in de
regeling. Dan hebben we het over de aanwezigheid van kunststof in de vorm van synthetische
chemische additieven. Even platgeslagen hangt het antwoord op de vraag of het Wilhelminapapermuntje
plastic of papier is, dus af van de definitie van kunststof, maar het hangt ook af
van hoeveel er wordt gebruikt aan de binnenkant en de buitenkant daarvan.
Ik kan de heer Boutkan toezeggen dat we die regeling gaan aanpassen in 2026. Ik zou
dit punt daar graag in willen meenemen, zodat we het kunnen verduidelijken en niet
iedere keer weer opnieuw de discussie moeten voeren over de vraag of het nou wel of
geen kunststof is. Ik wil dat dus verduidelijken en zeg toe dat ik dat graag samen
met producenten wil gaan doen. Het zit ’m namelijk ook vaak in de uitleg van de wet-
en regelgeving naar de praktijk toe. Ik denk dat het voor iedereen beter is als dit
gewoon duidelijk wordt, want we hebben er niks aan als we in Nederland continu een
discussie hebben over wat wel en wat niet. Dat moet gewoon duidelijk zijn. Gelet op
mijn inleiding pleit ik er juist voor dat dat op Europees niveau gelijk moet zijn,
want dan hebben we ook een eerlijk speelveld. Ik zeg de heer Boutkan dus toe dat we
dat meenemen bij het herzien van de regeling, zodat die gaat werken voor het bedrijfsleven.
Nogmaals, dat doen we zonder dat we gelijk de winst weggooien die we met de SUP-regelgeving
behalen. Ik hoop dat ik de vraag zo voldoende heb beantwoord.
De voorzitter:
Het blokje is klaar, hè?
Staatssecretaris Aartsen:
Ja, voorzitter, dit blokje is klaar.
De heer Boutkan (PVV):
Ik dank de Staatssecretaris hartelijk voor het feit dat hij mijn inbrengen van de
afgelopen tijd over dit onderwerp ter harte heeft genomen. Misschien moet ik hem toch
een klein beetje temperen, want hij verwijst regelmatig naar het bekertje en zegt
dat dat er niet meer zou zijn, maar ik geloof dat we er nog wel honderdduizenden van
hebben in dit gebouw. Wij schijnen dus niet aan die richtlijn te voldoen. Maar dat
terzijde. Ik ben wel blij, maar het punt is dat die definitie ... Ik heb er een aantal
voorbeelden van hoe dat in Europa wordt uitgelegd. Ik ben heel blij. Ik hoop dat u
de sector echt gaat betrekken bij dat onafhankelijke onderzoek en het uitzoeken daarvan.
Maar laat ik ook positief zijn. Bijvoorbeeld op festivals, waar hardplasticbekers
worden gebruikt ...
De voorzitter:
Meneer Boutkan, het is geen inbreng.
De heer Boutkan (PVV):
Mijn vraag is ...
De voorzitter:
Heel goed.
De heer Boutkan (PVV):
Mijn vraag is hoe de Staatssecretaris die twee tegenpolen – want ze lopen mekaar te
bestoken – tot één oplossing gaat brengen.
Staatssecretaris Aartsen:
Misschien op het eerste punt. Ik ben overigens heel benieuwd waar die bekertjes hier
in het gebouw dan staan; ik denk ergens in de PVV-vleugel achter slot en grendel.
We zien dat het op een aantal plekken echt goed gaat. Ik snap partijen als de uwe.
Zij zijn vanuit dat perspectief kritisch op de wet- en regelgeving, maar als we zien
dat het goed werkt – we zien op heel veel plekken dat mensen koffiedrinken uit een
mok in plaats van dat ze honderd bekers op een dag verbruiken – dan vind ik het echt
zonde om terug te gaan naar de oude situatie. U heeft het altijd over «realistisch»,
dus laten we daar dan ook pragmatisch en realistisch in zijn. Het zou zonde zijn als
we hier allemaal weer uit die oude bekers gaan drinken terwijl het op deze manier
ook prima functioneert.
Uw vraag over de hardcups wil ik echt even goed met de sector zelf bespreken, want
daar zie ik echt wel een dilemma tussen aan de ene kant het anticiperen op wat nu
vereist is en aan de andere kant de praktijk bij evenementen en sectoren. Ik kom zelf
uit het zuiden van het land. Daar hebben we ieder jaar na carnaval de discussie over
de vraag of de pilot met de plastic bekertjes nou wel of niet succesvol was. Datzelfde
zien we ook bij de Nijmeegse Vierdaagse et cetera et cetera. Ik wil samen met de sectoren
en de lokale overheden bekijken wat nou wijsheid is. Ook hier wil ik de knip maken
tussen wat we uiteindelijk willen bereiken en hoe we dat dan gaan regelen en of de
overheid dan tot drie cijfers achter de komma precies moet voorschrijven hoe het allemaal
zou moeten. Van dat laatste ben ik geen enorme fan. Soms is dat verstandig, soms niet.
Daarom vraag ik de Kamer om ruimte om dat nog eens goed, alles overziend, mee te nemen
bij de aanpassing van de SUP-richtlijn.
De voorzitter:
Dat leidt niet tot aanvullende vragen. We vliegen er mooi doorheen. We gaan naar het
blokje Plastic Tafel.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik probeer inderdaad zo veel mogelijk vragen in dit verhaal mee te pakken, dus als
een aantal vragen niet zijn beantwoord: laat het dan vooral even weten.
De voorzitter:
Komt helemaal goed. En houd het tempo erin, zou ik u willen verzoeken.
Staatssecretaris Aartsen:
Voorzitter. Dan kom ik bij het onderdeel plastic en de Plastic Tafel. Ik zei net al
dat het jammer is dat het mondiaal plasticverdrag in Genève is mislukt. Dat had een
eerste stap kunnen zijn op weg naar minder nieuw plastic, minder giftig plastic en
minder plasticafval. Voor Nederland zou dat economisch gezien een mooie kans kunnen
betekenen, want dan zouden we meer gerecycled en bioplastic in Nederland kunnen gaan
produceren, kwalitatief beter, veiliger en schoner plastic kunnen gaan produceren
en uiteindelijk ook meer kunnen investeren in onze recycling, wat voor onze bedrijven
weer heel goed zou zijn. Ik heb aangegeven dat ik graag wil proberen om in Europees
verband daar nog afspraken over te maken.
Ik noemde net al het belang van de positie van recycling- en bioplasticbedrijven.
Die staan onder druk. Banen staan daar onder druk. Dat is ook de reden waarom op dit
moment het Ministerie van KGG en IenW samen met de RVO kijken naar een overbruggingskredietregeling.
De heer Bamenga van D66 vroeg daar ook naar. We zijn op dit moment druk bezig om die
goed vorm te geven, zodat bedrijven daar ook een beroep op kunnen doen. Het is natuurlijk
wel belangrijk dat er uiteindelijk ook een stap wordt gezet om die bedrijven te beschermen
tegen oneerlijke concurrentie van buiten de Europese Unie. Dat zal ik in september
en oktober ook met mijn collega's verder bespreken.
Ik sluit me aan bij de complimenten die zijn uitgedeeld aan de Plastic Tafel. Ik ben
ook heel blij met de resultaten daarvan. Ik kan op dit moment natuurlijk nog niet
te veel zeggen over de uitwerking bij Prinsjesdag, maar ik denk dat het wel belangrijk
is om te zeggen dat de oplossingen die zijn aangedragen bij de Plastic Tafel, geen
oplossing zijn voor de technische dekking die in de Voorjaarsnota stond, namelijk
die 567 miljoen euro. Dat is best een ingewikkelde uitdaging geweest. Ik heb net ook
een aantal keren termen als «heffing», «norm» en «hefboom» over en weer zien gaan.
Het is wel goed om te beseffen dat in het hoofdlijnenakkoord, in het regeerakkoord
van dit kabinet initieel het idee van de plastic-heffing was opgenomen. Daar waren,
denk ik terecht, vanuit de inhoud een aantal kritische opmerkingen over.
Wij hebben als kabinet gezegd: we willen daar graag mee aan de slag met de Plastic
Tafel. Daar is weliswaar een hefboom uit gekomen – daar zal ik zo iets meer over zeggen
– maar geen bedrag dat we in plaats daarvan kunnen zetten. Ik zeg er toch maar even
bij dat we geen geldboom hebben staan bij het Ministerie van IenW. Dat bedrag – dat
is overigens een verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Financiën, zeg ik
er ook nog bij – was een technische dekking. We zullen op Prinsjesdag verder appreciëren
hoe we daarop zullen uitkomen. Misschien is het goed om te zeggen dat ik de positie
van de afvalstoffenbranche echt wel begrijp. Samen met de collega's van KGG en Financiën
hebben we de werkgroep Afvalsector ingesteld om opnieuw te zoeken naar een oplossing
voor het probleem dat ze hebben met het feit dat dat bedrag in de boeken staat, om
het zo maar even te noemen, maar die oplossing is er op dit moment nog steeds niet.
Wel hebben wij gezegd: laten we kijken hoe we de sector iets van ruimte kunnen geven
om te zoeken naar die oplossing. Daarover hoop ik u meer te kunnen vertellen na Prinsjesdag.
Dan de appreciatie van de circulaire hefboom. Ik vind dat oprecht een interessant
idee, omdat ik denk dat het een positieve bijdrage levert aan de recyclebranche, waarmee
echt een stap vooruit wordt gezet om uiteindelijk, heel organisch, vraagcreatie te
krijgen, wat goed is voor die bedrijven en voor de sector. Voor zowel recycle- als
bioplastics zie ik daar echt wel stappen voor, maar ik moet ook realistisch zijn.
Dat realisme zit ’m in het feit dat we op dit moment geen grondslag hebben voor zo'n
hefboom.
De heer Gabriëls vroeg: kunt u toezeggen dat u dat wettelijk gaat borgen? Het antwoord
daarop is: nee, helaas niet, vanwege twee redenen. We hebben op dit moment geen grondslag
daarvoor. Als we die grondslag zouden hebben, zou ik het overigens nog steeds niet
op nationaal niveau doen. Dan zou ik het op Europees niveau willen doen, want als
we het op nationaal niveau doen, hebben we nog steeds hetzelfde probleem als we met
de heffing en de norm hadden: als je het in Veldhoven produceert, valt het er wel
onder, en als je 10 kilometer naar beneden gaat, naar Lommel, valt het er niet onder.
Dat vind ik lastig in een mondiale wereld. Mijn ambitie blijft dus om dat op Europees
niveau te doen.
Op dit moment is de hefboom – ik verwijs naar mijn collega, de Staatssecretaris van
Financiën – niet in lijn met de begrotingsregels, die een splitsing kennen tussen
inkomsten en uitgaven. Daar komt nog bij dat we op dit moment helaas geen functioneel
digitaal productpaspoort hebben. Dat komt er helaas pas op zijn vroegst in 2029, maar
ik kan u wel zeggen dat wij op dit moment met een non-paper bezig zijn om vanuit Nederland,
samen met collega-landen, te kijken of we de kar kunnen gaan trekken om het probleem
dat onderliggend is aan de hefboom te adresseren. Ik denk namelijk dat daar uiteindelijk
wel de toekomst zal liggen en dat we zullen moeten zeggen: op de Europese markt stellen
we een aantal eisen aan het percentage recyclaat, het percentage bioplastics, whatsoever,
zodat we perspectief bieden voor een schone economie in Europa en zodat we onze schone
economie ook beschermen tegen oneerlijke concurrentie vanuit China.
Ik hoorde de zorg van de heer Buijsse over de chemische recycling. Ik kan de heer
Buijsse geruststellen: als kabinet zien wij chemische recycling wel als noodzakelijke
technologie. Wat mij betreft is die aanvullend op mechanische recycling en hebben
we beide nodig.
Tot slot nog een aantal zaken. Het hele idee van de circulairesectortafel willen we
omarmen. Ik zal zo nog iets zeggen over textiel, maar wat mij betreft komt dat later
terug in het Nationaal Programma Circulaire Economie, waarin we gaan kijken of we
dit soort concepten op meerdere ketens kunnen plakken, waarbij we zeggen: we gaan
de hele sector, de hele keten, aan tafel zetten, zodat die zich committeert aan een
bepaalde doelstelling en zodat de sector zelf, de ondernemers zelf, maatregelen bedenken
en voorstellen doen.
Ik kijk even of ik dan alle vragen heb behandeld. Ik denk het wel.
De voorzitter:
Dan zijn we toe aan de vragen. Ik begin bij de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij heb ik zojuist gehoord dat door een tussenkomst van fractievoorzitters
de heffing verplaatst is van de polymeerproducenten naar de afvalstoffenverbranding.
Dan weten we met z'n allen dat dat op die manier gebeurd is. Maar mijn vraag gaat
over het volgende. De norm is van tafel geveegd. Toen kwam er in plaats van de norm
een Plastic Tafel. Uit die Plastic Tafel komt een uitkomst waarvan iedereen, zoals
VNO-NCW, VNCI, NRK, zegt: die circulaire hefboom vinden we een goede oplossing voor
de norm die van tafel geveegd is door het kabinet, om toch een soort marktcreatie
te krijgen voor de circulaire bedrijven. Maar nu hoor ik dat de Staatssecretaris ook
niks gaat doen met de circulaire hefboom, die iedereen aan tafel wilde. Iedereen was
blij met de Plastic Tafel en de uitkomst daarvan, maar nu hoor ik dat er niks gebeurt
met deze uitkomst omdat er geen grondslag voor is. Wij hebben gevraagd: kan de uitkomst
van de Plastic Tafel, waar iedereen zo blij mee was en die iedereen ondertekend heeft,
daadwerkelijk juridisch, wettelijk, verankerd worden? Kan de Staatssecretaris daar
nog eens op reageren? Want het antwoord dat ik nu hoor, is tweeledig. De Staatssecretaris
geeft ten aanzien van de heffing nog geen duidelijkheid aan de afvalverbrandingscentrales.
Dat is één ding. Daarnaast ziet hij ook geen grondslag voor de circulaire hefboom.
Op mij komt het nu dus over als: niets, niets, geen resultaat, vertraging, stilstand,
de norm van tafel en geen oplossing. Kan de Staatssecretaris daar nog op reageren?
Kan hij in ieder geval uitleggen wat hij gaat doen met de uitkomsten van de Plastic
Tafel ten aanzien van de circulaire hefboom?
Staatssecretaris Aartsen:
Een paar punten. Allereerst: de heffing is uiteindelijk omgezet in een technische
dekking in de Voorjaarsnota.
Dan het punt ten aanzien van de afvalbranche; ik zeg het even breed. Het idee was
dat de Plastic Tafel daar een oplossing voor zou vinden. Ik ben heel blij met waar
de Plastic Tafel mee is gekomen, maar ik moet ook concluderen dat het er voor het
bedrag dat bij de rijksoverheid in de boeken staat – de rijksbegroting moet onder
aan de streep uitkomen – niet in zat. Daar is de sector, de Plastic Tafel, zelf ook
eerlijk over geweest: dat is niet gelukt. Als reactie daarop hebben wij gezegd dat
we met een werkgroep Afvalsector gaan kijken of we daar alsnog een oplossing voor
kunnen vinden. Nogmaals, voor de exacte inboeking moet u echt even wachten tot Prinsjesdag;
daar kan ik op dit moment niet op vooruitlopen.
Wat betreft de hefboom: ik sta zeer positief tegenover dat idee, maar ik kan niet
toveren. Als er geen wettelijke grondslag is op Europees niveau, wordt het wel ingewikkeld.
Dan kan het nog steeds in een rapport staan en dan kan ik het nog steeds een heel
interessant idee vinden, maar als de grondslag er niet is, is het heel ingewikkeld
om daarvoor een wetsvoorstel te maken en daarop een heffing te laten plaatsvinden.
Je kunt geen heffing laten plaatsvinden op een grondslag die er niet is. «Die er nóg
niet is» moet ik zeggen, want de productgroep digitaal paspoort is op dit moment in
de maak. Ik zou wél willen kijken of we dit idee en deze plannen kunnen meenemen naar
mijn Europese collega's. We spreken hierover in oktober. Ik heb aangekondigd dat ik
met een non-paper daarover zal komen om te kijken of we de boel in beweging kunnen
krijgen en kunnen versnellen voor de sector. Ik denk dat dat een belangrijke route
is. Uiteindelijk is dat de way forward wat mij betreft.
De voorzitter:
Ja, u mag zeker nog reageren, meneer Gabriëls. Ga uw gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
In het voorstel van de Plastic Tafel was een gelijk speelveld gewaarborgd omdat ook
de import te maken krijgt met die heffing. De Staatssecretaris spreekt over een verkenning
en zegt: we gaan het naar Europa brengen. Dat is dus totaal niet nodig, want de uitkomst
van de Plastic Tafel gold juist voor geïmporteerd én in Nederland geproduceerd plastic.
Dit is echt een dooie mus. Het is precies zoals ik in mijn inbreng heb gesteld. Er
vallen bedrijven om. We roepen ... Dat doet de Staatssecretaris ook. Hij roept in
zijn inleiding hoe blij hij wel niet is met de circulaire bedrijven en hoe trots hij
daarop is, maar vervolgens gaat de norm van tafel. Dan komt er een Plastic Tafel.
Vervolgens zegt de Staatssecretaris hier: voor de uitkomst van de Plastic Tafel is
er geen grondslag, dus ik kan niks en ik doe niks. De Staatssecretaris vindt het heel
belangrijk, maar in de tussentijd vallen er wel allerlei bedrijven om. Ik zou graag
iets concreets willen horen. Hoe gaat u ervoor zorgen dat de uitkomsten van de Plastic
Tafel, waar we met z'n allen zo blij mee waren, opgepakt worden en dat er een marktcreatie
komt voor die bedrijven, die nu bij bosjes omvallen? Want met dit antwoord ben ik
niet gerustgesteld.
Staatssecretaris Aartsen:
Dan ga ik mezelf helaas toch herhalen. Als er geen grondslag is, kan ik geen grondslag
creëren. We zullen dat toch echt op Europees niveau met elkaar moeten doen. Daarvan
heb ik al eerder gezegd dat ik die ambitie graag zou willen tonen. Ik ga daarover
spreken met mijn collega's. We komen nog te spreken over een bredere aanpak voor plastic.
We komen ook nog te spreken over het nationaal programma. Dit is op dit moment de
stand van zaken. Ik begrijp het ongeduld van de heer Gabriëls en dat deel ik ook –
begrijp me niet verkeerd – maar de wereld is wel zoals hij is op dit moment. Er wordt
op Europees niveau druk gesproken over antidumpingmaatregelen. Ik heb dat bij de Eurocommissaris
in Genève al aangekaart. Ik heb dat bij mijn Franse collega's al aangekaart. We moeten
hier echt stappen in zetten. De collega voor Buitenlandse Handel is daar ook mee bezig.
Daar wordt op dit moment druk over gesproken. Dat is, denk ik, uiteindelijk de route
die we met elkaar moeten volgen.
De voorzitter:
Even kijken. U heeft nog één interruptie, meneer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Die ga ik nu niet inzetten, maar ik wil wel graag antwoord op de vraag die ik gesteld
heb en waar ik nog geen antwoord op heb gekregen. Als dit het einde van het blokje
is, hoor ik graag of de Staatssecretaris bereid is om de alternatieven voor de plastic-heffing
die ik in mijn inbreng genoemd heb uit te werken. Dan heb ik het dus niet over de
hefboom, want ik ben er ultrateleurgesteld over dat daar niets mee gebeurt, maar oké.
Staatssecretaris Aartsen:
Mag ik daar in tweede termijn op terugkomen? Vindt u dat oké? Dan zal ik daar uitgebreid
op terugkomen.
De voorzitter:
Dan doen we dat zo.
De heer Buijsse (VVD):
Ik heb het gevoel dat er in dat laatste stukje debat wat feitelijke informatie door
elkaar loopt en dat zou ik willen blootleggen. Je hebt twee dingen: de norm en de
heffing. Als alternatief voor de norm heeft de Plastic Tafel gesproken over het creëren
van vraag, over vraagcreatie. Daarop zijn twee typen reacties, voorstellen, gekomen
bij de Plastic Tafel. Brand owners hebben en masse, durf ik bijna te zeggen, aangegeven
op vrijwillige basis recyclaat te gaan kopen van Nederlandse producenten. Het tweede
is dat er commitment vanuit de keten is gekomen voor een hefboom. Beide zijn bedoeld
om vraagcreatie te stimuleren. Ik heb het gevoel dat het in het laatste stukje debat
enkel en alleen gaat over de hefboom, maar het punt is het volgende. Als je kijkt
naar het eerste deel, naar de optelsom van de vrijwillige bijdrage van de brand owners,
dan zie je dat het gaat om 115.000 ton circulair plastic, wat overeenkomt met 265.000 kiloton
CO2-reductie. Dat komt neer op ...
De voorzitter:
Sorry, ik ga toch ingrijpen. We doen geen inbreng tijdens een interruptie. U kunt
een vraag stellen aan de Staatssecretaris, maar u bent een hele inbreng aan het doen.
Ik wil u dus vragen om een vraag te stellen.
De heer Buijsse (VVD):
Ik snap uw punt heel goed, voorzitter, en alle begrip daarvoor, maar ik wil dit wel
de wereld uit helpen, want anders gaat het hier echt mis. Mijn vraag is of we het
kunnen borgen, want daar heeft de Staatssecretaris in zijn beantwoording nog niet
bij stilgestaan. Kunnen we die twee zaken juridisch borgen? Enerzijds heb je dus de
hefboom. Dat duurt langer; dat hoor ik. Anderzijds heb je de vrijwillige inzet van
de brand owners. Kan die ook juridisch geborgd worden? Want daarmee worden op korte
termijn de effecten van het van tafel vegen van de norm tenietgedaan.
Staatssecretaris Aartsen:
Misschien toch nog even over die hefboom, want dat is een goede vraag. Ik vind dat
de heer Gabriëls net even iets te hard afconcludeert. Er is een hefboom voorgesteld.
Daarvan heb ik gezegd dat we dat een zeer interessant idee vinden, maar een hefboom
moet ergens op gebaseerd zijn. Die is gebaseerd op een digitaal productpaspoort. Dat
is de grondslag. Dat digitale productpaspoort wordt in 2029 operationeel. De heer
Gabriëls vraagt nu aan mij: kunt u in 2027 iets instellen om het operationeel te maken?
Dat lukt op dit moment dus niet. Dat is denk ik ook een beetje het dilemma waar wij
met elkaar voor staan. Ik wijs het idee dus niet af. Laat ik dat hier nog een keer
heel duidelijk zeggen: ik wijs het idee van de hefboom niet af. Ik vind dat een interessant
idee. Ik heb er ook met mijn collega van Financiën over gesproken: kan dat binnen
de begrotingsregels, kunnen we daar iets voor verzinnen? Daar gaan we de komende tijd
mee aan de slag. Daar kom ik ook zeker op terug, maar ik probeer er ook een stukje
realisme in te brengen. Dat ten aanzien van de hefboom.
Er wordt nu gesproken over het juridisch borgen ervan. Nogmaals, we zijn op dit moment
aan het kijken naar een goede reactie op het totaalpakket van de Plastic Tafel. We
kijken wat we daarin kunnen versnellen en hoe. Het zijn uiteindelijk wel vrijwillige
afspraken van een beperkt aantal bedrijven. Ik vind dat we dat enorm moeten toejuichen
en dat we die bedrijven daarmee moeten complimenteren, maar ik zou niet weten hoe
we dat moeten gaan borgen, omdat het slechts een aantal bedrijven betreft. Wel zou
ik willen kijken – dat nemen we mee in het Nationaal Programma Circulaire Economie
– of je dat aan de inkoopkant vanuit de overheid zou kunnen verstevigen. Ik denk dat
daar echt nog wel wat winst te behalen is. Ik kan u toezeggen dat we dit meenemen
in het Nationaal Programma Circulaire Economie.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, mijn naam werd genoemd en er werd gezegd dat ik te snel afconcludeer.
Dat is een persoonlijk feit. Mag ik daarop reageren?
De voorzitter:
Ik bepaal of u het woord krijgt. U neemt nu zelf het woord en dat kan niet. Laten
we de orde van dit debat wel bewaken. Ik heb de vinger van mevrouw Wingelaar gezien,
maar als u een punt van orde heeft, mag u dat nu maken.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De Staatssecretaris zegt dat ik te snel afconcludeer en noemt
vervolgens niets concreets waarmee hij de uitkomsten van de Plastic Tafel wél gaat
uitvoeren. Daarnaast wordt er nog een enorme fout gemaakt, want er wordt gezegd dat
dat digitale productpaspoort in Europa pas in 2029 gaat gelden, terwijl dat voor textiel
al in 2027 ingaat. Dan moet je nu al beginnen te schrijven en het nu al koppelen aan
die wet die in 2027 ingaat, omdat het nu ... Ik concludeer gewoon af dat er geen enkele
concrete uitkomst van de Plastic Tafel overgenomen wordt door het kabinet en dat er
dus niks gedaan wordt aan de borging en dat er niks gedaan wordt met de hefboom. Dat
wilde ik even rechtzetten.
De voorzitter:
Ik vind dit lastig, want feitelijk is dit geen feitelijke opmerking. Het is een mening
van u tegenover die van de Staatssecretaris. Ik geef het woord weer aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Om het toch even correct te houden: volgens mij wordt er geen recht gedaan aan de
heer Gabriëls en daarmee ook niet aan mij. Om even correct te zijn: het voorstel van
de Europese Commissie is voor 2027 – wacht, ik ben nog niet klaar! – met 2029 als
jaar van inwerkingtreding. Dat zijn twee verschillende zaken. Zoiets moet natuurlijk
wel duidelijk zijn. Volgens mij zit daar nu even de spraakverwarring in. Ik blijf
herhalen dat het geen onwil is, maar het moet allemaal wel kunnen en het moet ergens
op gebaseerd zijn. We gaan mensen ook niet blij maken met een dooie mus. Ik blijf
herhalen dat wij het idee van de hefboom omarmen en dat ik dat in oktober ook op Europees
niveau zal bespreken met mijn collega-Ministers. Ik heb dit al besproken met mijn
collega-Minister van Frankrijk: zijn dit nou geen zaken waarin wij samen kunnen optrekken?
Dat geldt al helemaal na het mislukken in Genève. Daar hebben we intensief contact
over, maar dit is op dit moment wel wat het is. Dat is mijn reactie op de woorden
van de heer Gabriëls.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik weet eerlijk gezegd niet wat ik hoor. Ik begon met de noodklok te luiden. Ik heb
gezegd: dit is gewoon een crisis in slow motion. Hoeveel rondetafels hebben we niet
gehad waarin iedereen vroeg om een norm? U noemde het net «niet uitvoerbaar», maar
dat was helemaal niet de discussie. De discussie was: waar moet het aangrijpingspunt
liggen, dus waar gaat die norm pijn doen? Die werd van tafel geveegd. Nou, toen kwam
de Plastic Tafel. Fantastisch. De circulaire hefboom – sorry, ik word nu een beetje ...
– is cruciaal, maar die wordt hier eigenlijk gewoon van tafel geveegd. Wat gaat u
dan wél doen? Want anders – dat heb ik ook gezegd – klopt mijn constatering dus: we
blijven weer achter met vrijwilligheid. Dat hebben we al een keer geprobeerd en dat
is niet gelukt. Wat gaat u doen?
Staatssecretaris Aartsen:
Ik deel de frustratie van mevrouw Wingelaar, maar met die frustratie kan ik er niet
voor zorgen dat het digitale productpaspoort naar voren wordt gehaald van 2029 naar
2026. Daar moeten we ook gewoon realistisch over zijn. Ik kan wel het gesprek aangaan
op Europees niveau. Ik heb in Genève mijn collega uit Frankrijk gesproken, ik heb
mijn collega uit Denemarken gesproken, ik heb met de Eurocommissaris en met mijn collega
uit Finland hierover gesproken. Wij zullen zelf ook op zeer korte termijn met een
non-paper over dit onderwerp komen, zodat we kunnen kijken wat we kunnen versnellen,
hoe we het idee van die hefboom vlot kunnen trekken en welke punten we kunnen overnemen.
Maar ik denk dat we ook eerlijk moeten zijn. Als u mij vraagt of het lukt om het in
2027 te doen, dan is het voor mij het makkelijkst als ik nu gewoon ja zeg en in 2027
zeg: o nee, het is toch niet gelukt. Dat is in ieder geval niet hoe ik al Staatssecretaris
politiek zou willen bedrijven. Ik probeer hier oprecht antwoord te geven op vragen,
gebaseerd op wat er in Europees verband gebeurt. Ik probeer in Europees verband te
kijken of we dingen kunnen versnellen en voor elkaar kunnen boksen. Dat is denk ik
wat we kunnen doen.
De voorzitter:
Dit is uw laatste interruptie, meneer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Voor de zomer werden de plastic-heffing en de circulaireplasticsnorm van tafel geveegd.
Toen is gezegd: dat gaan we allemaal oplossen in de Circulaire Plastic Tafel; daar
krijgen bedrijven in de ketens de kans om daar een oplossing voor te bedenken. Als
dat niet lukt bij de heffing, dan vallen we terug op de afvalverbrandingscentrales
waarvan hier de vertegenwoordigers aanwezig zijn, die ons massaal benaderd hebben.
Maar gaat de Staatssecretaris dan ook terugvallen op de norm die toen voorlag? Want
u kunt dus niks doen met deze grondslag. Waarom valt u dan niet terug op de norm?
Staatssecretaris Aartsen:
Omdat wat mij betreft die heffing daar los van staat. In de Voorjaarsnota zat een
technische dekking. Daar is een oplossing voor gezocht. Die oplossing is vanuit overheidsperspectief
– daarbij verwijs ik nogmaals naar mijn collega van Financiën – niet gevonden. Daar
is wel een ander interessant idee uit gekomen, namelijk die hefboom. Die probeer ik
te omarmen en ik kijk op welke wijze dat mogelijk is. Maar ook die hefboom gaat niet
de oplossing vormen voor een financiële uitdaging in de rijksbegroting. Dat staat
los van elkaar. In de Voorjaarsnota is onder anderen door de vier fractievoorzitters
besloten om de heffing te verplaatsen naar een technische dekking rondom de afvalsector.
We proberen met de afvalsector te kijken hoe we ook daar kunnen zoeken naar een alternatief.
Dat is op dit moment wel de stand van zaken. Ik verwijs daarbij nogmaals naar de Voorjaarsnotabesluitvorming
die heeft plaatsgevonden.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, de vraag ging over de norm en niet over de heffing.
De voorzitter:
Ik vraag de Staatssecretaris om daar nog op te reflecteren.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ja! Valt ...
De voorzitter:
Maar ik wil als voorzitter wel aangeven dat u niet buiten de microfoon kunt ja-en
en nee-en dwars door de Staatssecretaris heen. Ik wil graag de orde van het debat
bewaken. Ik snap dat het best een emotioneel debat kan zijn, maar ik denk dat het
goed is dat we elkaar laten uitpraten. Ik geef u echt ruimschoots de gelegenheid om
hier feitelijkheden te adresseren en uw interrupties netjes te doen. Ik geef de laatste
interruptie nog één keer door aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik sloeg net even aan op het eerste punt van de heer Gabriëls, dat wel over de heffing
ging. Vandaar dat ik dit punt nog even wilde maken. Op dit moment maakt de norm geen
onderdeel uit van het beleid. Als uw Kamer dat anders wil beslissen, dan is dat aan
u. Ik heb op dit moment te maken met een sector waar wat mij betreft ook echt goede
energie in zit; het is een sector die iets wil. Ik blijf herhalen dat ik op Europees
niveau blijf kijken wat we daar kunnen doen om die sector te helpen. Een norm op nationaal
niveau vind ik onverstandig, omdat je daarmee het speelveld nog ongelijker maakt.
Je zult dit dus echt op Europees niveau moeten doen, zoals we dat met meer onderdelen
doen als het om de gelijke markt gaat. Dat is waar ik in ieder geval de komende tijd
op zal inzetten.
De heer Buijsse (VVD):
De Staatssecretaris heeft een aanzet gegeven tot een antwoord op mijn vraag over het
borgen van de vrijwillige inzet van de brand owners. Ik zou toch eigenlijk een iets
steviger antwoord van de Staatssecretaris willen krijgen. Ik geloof er wel in dat
wat is afgesproken aan de Plastic Tafel omgezet kan worden in minder vrijblijvende
afspraken die juridisch geborgd zijn. Ik geloof dat het wel kan en dat het via een
convenantsstructuur of iets dergelijks kan; of zoek een list. Want die vrijwillige
bijdrage is even hoog als wat de norm zou opleveren. Dan hoeven we het daar ook verder
niet meer over te hebben.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik zal met de sector nog bespreken hoe we dit kunnen verbreden. Op dit moment gaat
het om – ik zeg het even uit mijn hoofd – 21 bedrijven die zich hieraan gecommitteerd
hebben. Het zou goed zijn als nog meer bedrijven zich daaraan committeren. Dat kan
ik dus toezeggen. Daarnaast richt ik mijn pijlen in het NPCE ook op de inkoop, omdat
ik denk dat daar ook een enorm voordeel te behalen is. De overheid is een enorme inkoper.
De Plastic Tafel heeft daar ook het een en ander over gezegd. Daar voeg ik het volgende
aan toe: waar voor mijn departement circulariteit belangrijk is, zijn voor inkoopafdelingen
soms andere dingen leidend. Daar ligt wel een mooie kans als het gaat om marktcreatie.
Daar zou ik dus heel graag een tandje bij willen zetten.
De voorzitter:
Meneer Gabriëls, u heeft nog een onbeantwoorde vraag?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Precies. Die vraag luidde: gaat de Staatssecretaris verschillende alternatieven voor
de plastic-heffing uitwerken?
De voorzitter:
Ik kijk even naar de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Aartsen:
Ik heb net gezegd dat ik in tweede termijn terugkom op de alternatieven voor de norm.
Ha, precies, nou gaan er echt dingen door elkaar heen lopen! Ik kom daar met goedvinden
van de heer Gabriëls op terug in de tweede termijn, want dat had ik toegezegd. Anders
gaan er echt dingen door elkaar heen lopen en dat zou ook geen recht doen aan de bijdrage
van de heer Gabriëls.
De voorzitter:
Dan doen we dat in de tweede termijn. Volgens onze administratie bent u nu toe aan
het blokje textiel.
Staatssecretaris Aartsen:
De heer Buijsse vroeg mij om in te gaan op de uitnodiging van de Textiel Tafel. Het
antwoord daarop is: ja, maar niet alleen de textielsector. Ik zou dat juist ook willen
verbreden, met dien verstande – dat zei ik net ook tegen mevrouw Wingelaar – dat daar
dan wel bepaalde doelstellingen bij horen die we met elkaar moeten gaan halen. Die
aanpak zou een mooie kans kunnen zijn om ervoor te zorgen dat de sector een goede
beweging gaat maken – de wil daartoe is er vaak ook – op een manier die ook echt past
bij de dagelijkse praktijk van ondernemers.
Dan de motie-Stoffer over de aanpak van ultrafast fashion. Heel eerlijk gezegd krijg
ik daarover wel mixed signals vanuit de Tweede Kamer. Aan de ene kant ligt er het
voorstel om te kijken naar een reclameverbod en aan de andere kant is zowel in het
regeerakkoord als regelmatig in moties het verbod neergelegd om niet met nationale
koppen op Europese wetgeving te komen. Die twee laten zich soms lastig verenigen.
Op dit moment kijken wij nog naar een goede invulling van het punt dat we graag willen
aanpakken, namelijk die ultrafast fashion, want volgens mij kunnen we daarvan stellen
dat we het met z'n allen vervelend vinden dat op een niet-duurzame manier spullen
van buiten de Europese Unie, vaak op een oneerlijk speelveld, hier in Nederland worden
verkocht die zowel economisch als ecologisch slecht zijn.
Dat was het kopje textiel, voorzitter. Ik kom nu bij kleinere kopjes.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik heb nog een vraag over de Textiel Tafel. Ik zei net dat ik het allemaal een goed
idee vond, totdat ik net hoorde dat wat de Plastic Tafel had bedacht ook van tafel
is. Dus hoe voorkomen we dat we bij de Textiel Tafel, waar ook hele cruciale keuzes
gemaakt moeten worden, of het nou gaat om ultrafast fashion of andere zaken, dadelijk
weer met een oplossing komen die u dan ook van tafel veegt? Ik vind dit een hele belangrijke.
Staatssecretaris Aartsen:
Er wordt nu gedaan alsof ik een voorstel van tafel veeg. Ik daag u uit – laten we
het dan andersom doen – om een voorstel te doen. Als u een voorstel heeft voor hoe
we ervoor kunnen zorgen dat het digitale productpaspoort voor 2029 ingaat, sta ik
daarvoor open; laat ik het dan zo verwoorden. Ik sta open voor voorstellen die ervoor
zorgen dat het digitale productpaspoort sneller kan worden ingevoerd, want dan kunnen
we ook zo'n hefboom sneller invoeren. Dat is de uitdaging. Nogmaals, als er zo'n voorstel
is, sta ik daarvoor open. Ik denk oprecht dat een Textiel Tafel een goed idee is;
het is ook breder dan alleen textiel op andere zaken. Ik zei net al dat de Plastic
Tafel is begonnen onder het gesternte van een financiële uitdaging. Ik zou in de nationale
aanpak willen zeggen: dit zijn de doelen; daar kunnen sectoren zich aan committeren;
dan gaan we samen kijken naar goede oplossingen.
De voorzitter:
U bent helaas door uw interrupties heen. U kunt uw vraag bewaren voor de tweede termijn.
Dan gaan we door naar het kopje UPV.
Staatssecretaris Aartsen:
Voorzitter, dank. Wat mij betreft is de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
echt een belangrijk instrument. We zien dat het op nationaal niveau al wordt ingezet
en dat het een positief effect heeft. In mijn pleidooi in Europa zal ik ervoor pleiten
om dit op Europees niveau te harmoniseren, want dan kun je een hoop zaken versnellen.
De heer Buijsse vroeg of ik dit ook kan regelen voor onlineplatforms. Dan verwijs
ik nogmaals naar het traject dat we hebben voor geharmoniseerde Europese wet- en regelgeving.
Ik ga me er, samen met mijn collega's van Frankrijk en België, voor inzetten om dit
op te nemen in de Europese Circular Economy Act. Ik sta hier dus positief tegenover.
Voor de UPV voor windturbines moet ik verwijzen naar mijn collega van KGG, omdat de
windturbines binnen het vergunningverleningstraject onder haar vallen. Er worden al
een aantal eisen gesteld aan het hergebruik en het storten van composieten van windmolenbladen.
Met de bestaande wetgeving wordt het doel van deze motie dan ook al bereikt. In het
kader van de regeldruk zou ik het dus onnodig vinden om dat erbovenop te doen.
Dan vroeg de heer Gabriëls nog aan mij: kan er een hergebruikdoelstelling komen voor
de Stichting OPEN? Kan dat via een avv of via een UPV? Ook daar sta ik positief tegenover.
Volgens mij ligt hier juist een mooie kans om te kijken hoe we de grondstoffenpositie
in Europa kunnen verstevigen door hergebruik van de grondstoffen die zitten in e-waste,
zoals we dat noemen; daarbij gaat het dus om gebruikte elektronica. Ik denk dat daar
ook vanuit de doelstellingen voor kritische grondstoffen, kritische materialen – dat
valt onder mijn collega van Economische Zaken – een hele mooie kans ligt. We willen
dus kijken of we die in de Europese richtlijn voor e-waste kunnen opnemen.
Dan de UPV voor luiers en incontinentiemateriaal. Daar vroegen de leden Boutkan en
Gabriëls naar. Ik wil eigenlijk tussen hen beiden in gaan zitten, omdat ik aan de
ene kant zie dat er echt winst te behalen is als we op een goede manier omgaan met
luiers en incontinentiemateriaal, maar aan de andere kant ook wel zie welk sentiment
het losmaakt als we dit niet op een goede manier organiseren. Vandaar dat ik heb gezegd
dat het verstandig is om hier wat tijd voor te nemen, zodat we goed onderzoek kunnen
doen naar het draagvlak hiervoor en zodat we kunnen kijken waar je dit specifiek zou
willen doen. Voor huishoudelijke luiers, om ze zo maar even te noemen, zal dat misschien
best een ingewikkelde stap worden, terwijl er voor incontinentiemateriaal bij medisch
gebruik of in verzorgingstehuizen al bestaande infrastructuur is. Misschien zou je
daarmee kunnen starten. Met uw goedvinden wil ik dus eigenlijk tussen de heer Gabriëls
en de heer Boutkan in gaan zitten, met het risico dat ik hen beiden teleurstel. We
willen toch gaan kijken wat daar mogelijk is zonder het draagvlak van mensen te verliezen.
Dan is er hetzelfde dilemma bij het kopje overig. Ik begin bij de bodemassen. De heer
Boutkan vroeg mij of ik bereid ben toe te zeggen dat ik het integraal wassen van bodemassen
uit het Circulair Materialenplan zal halen. Ook hier zien we weer dat er een goede
beweging wordt gemaakt door de sector, door bedrijven. Tegelijkertijd zien we dat
bedrijven tegen deze wet- en regelgeving aanlopen. Als u het mij hard vraagt, zou
ik moeten zeggen: nee, ik ga het niet uit het Circulair Materialenplan halen, punt.
Maar we weten dat bedrijven, ook bedrijven waar wij mee gesproken hebben, zeggen:
we kunnen dit op een goede manier doen, hier ligt toekomst, het zorgt voor een goede
afzet en het is ook in het belang van ons imago. Zo kunnen ze namelijk het slechte
imago dat de bodemassensector soms heeft aanpakken. Tegelijkertijd zie ik wel dat
bedrijven hier soms tegen aanlopen. Familiebedrijven vragen hoe ze dit moeten doen
en hoe ze dit kunnen vormgeven. Daar kan ik twee dingen op zeggen. Allereerst is er
een overgangstermijn binnen het Circulair Materialenplan. Daarnaast zou ik willen
kijken of we met bepaalde partijen in gesprek kunnen om te zoeken naar maatwerk, zodat
we ook hierin een balans kunnen vinden met elkaar. Ik zit even te kijken. Volgens
mij heb ik dan alle vragen over de bodemassen beantwoord.
De heer Boutkan vroeg nog of het het kabinet, in het kader van de klimaatdoelstellingen,
goed uitkomt dat er een energiecentrale sluit. U weet dat het doel van ons beleid
niet is om bedrijven te sluiten. Laat ik dat gewoon duidelijk zeggen. Als u het dus
zo stelt, is dat niet het geval.
Welke aanvullende maatregelen zijn er genomen ten aanzien van de vochtige doekjes?
Daarvoor kan ik refereren aan het feit dat de Kamer het kabinet heeft opgedragen om
niet specifiek voor een verbod te pleiten bij de herziening van de Richtlijn single-use
plastics. Als u vraagt naar de acties die zijn ondernomen, kan ik antwoorden dat we
hierop inderdaad een negatieve actie hebben ondernomen, namelijk dat we dat niet hebben
gedaan. We hebben daarin de lijn van de Kamer gevolgd.
De heer Gabriëls vroeg: kan de Staatssecretaris een appreciatie geven van het door
CE Delft opgestelde rapport? Ik dank CE Delft voor het rapport. Eind september kan
ik een inhoudelijke reactie daarop met beleidsaanbevelingen erbij met uw Kamer delen.
Dan helaas een negatieve nabrander. De heer Bamenga vroeg of wij bereid zijn om de
Stichting Repair Café Internationaal onverminderd financieel te blijven steunen. Het
antwoord daarop is dat ik me zeker inzet voor het reparatiebeleid, maar niet onverminderd.
In de aankondiging van deze subsidie stond dat het voor drie jaar was. Die periode
van drie jaar loopt af. Het past in het beleid dat organisaties op eigen benen moeten
staan. Aan de voorkant is gezegd dat het om drie jaar gaat, dus dat is het dan ook.
Ik verwijs ook naar het feit dat de middelen voor de circulaire economie helaas teruglopen
en dat er bij het kabinet een taakstelling ligt voor de subsidieverdeling, kabinetsbreed.
Helaas kan ik dus niet toezeggen dat we die subsidie voor nog een keer een periode
doorzetten.
Voorzitter. Volgens mij heb ik dan alle vragen uit het blokje overig ook beantwoord.
De voorzitter:
Ik kijk eerst even rond. Volgens mij is er nog een openstaande vraag van mevrouw Wingelaar.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ja, ik wist niet wanneer het antwoord op die vraag zou komen, dus ik wacht altijd
op het blokje overig. Ik had nadrukkelijk gevraagd of u bereid bent om een campagne
op te zetten om consumenten bewust te maken van hun keuzes, want dat zijn ze heel
vaak niet. Daar heb ik geen antwoord op gekregen.
Staatssecretaris Aartsen:
Mag ik daar in tweede termijn op terugkomen? Dan kom ik ook op de vraag van de heer
Gabriëls nog even terug.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van de heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Er is aandacht voor de afvalbranche. Dat is goed. U geeft aan dat er een werkgroep
is bij IenW die met de afvalbranche in gesprek is over de heffing. Gaat die werkgroep
ook over andere problemen in de afvalbranche, zoals de problematiek van de bodemas?
Dat probleem is terecht geschetst en daar heeft collega Pierik een toezegging op gevraagd.
Hoe werkt het met zo'n werkgroep? Is er bijvoorbeeld een deadline of een bepaalde
tijdsduur?
Staatssecretaris Aartsen:
Nee, deze werkgroep ziet specifiek op een alternatieve invulling van het financiële
plaatje dat op dit moment voorligt en de bredere investeringszekerheid die bij de
sector hoort. De sector heeft nog een aantal andere elementen aangegeven waar bedrijven
mee worstelen. Vandaar dat ik samen met mijn collega's van KGG en Financiën heb gezegd:
dat is de scope van die werkgroep. Daar ligt op dit moment dus de focus van de werkgroep
afvalsector.
De voorzitter:
De heer Buijsse vroeg ook nog of er een deadline is.
Staatssecretaris Aartsen:
Daar moet ik in de tweede termijn op terugkomen.
De voorzitter:
Dan ga ik naar de heer Boutkan.
Staatssecretaris Aartsen:
Wacht, ik krijg ingefluisterd dat de werkgroep tot het einde van dit jaar de tijd
heeft.
De voorzitter:
Ah, kijk eens aan. Dan is die vraag gelijk afgedaan.
De heer Boutkan (PVV):
Misschien heb ik het gemist, maar hoe zit het nou precies met de plastic-heffing?
Daar heb ik een vraag over gesteld. Die ging over die 567 miljoen, die nu aan het
einde van de keten wordt neergelegd, en over de aangenomen motie van de PVV over een
onderzoek naar de Europese afdracht voor het niet te recyclen plastic; die afdracht
wordt nu automatisch door de burger afgetikt en gaat naar Brussel toe. Hoe zit het
daar nou precies mee? Ik wil daar graag een antwoord op hebben voor we de tweede termijn
ingaan.
De voorzitter:
Ik kijk naar de Staatssecretaris. Lukt dat?
Staatssecretaris Aartsen:
Voor het eerste punt verwijs ik naar het uitgebreide antwoord dat ik heb gegeven in
het gesprek met de heer Gabriëls. Over de plastic-heffing is tijdens de Voorjaarsnotabesluitvorming
besloten; daar hebben de fractievoorzitters van de coalitiepartijen – dat waren er
destijds vier – een belangrijke rol in gespeeld. Destijds is besloten om de plastic-heffing
niet door te laten gaan en het bedrag daarvoor, die 567 miljoen, te verplaatsen naar
de afvalstoffensector. Dat is op dat moment daar gebeurd. Die beleidskeuze is gemaakt
bij de Voorjaarsnotabesluitvorming. Wij hebben als kabinet gezegd: wij vinden het
belangrijk dat dat aansluit bij de inhoudelijke doelen. Vandaar dat wij toen het initiatief
hebben genomen om de Plastic Tafel te vragen om te zoeken naar een alternatief. Dat
hebben we nu ook gevraagd aan de werkgroep. We komen in de begroting, bij Prinsjesdag,
terug op de exacte invulling daarvan, maar als u vraagt wanneer dat besluit is genomen,
kan ik u zeggen dat dat tijdens de Voorjaarsnotabesluitvorming is geweest.
Dan had u nog een vraag over Brussel. Mag ik daar ook in tweede termijn op terugkomen?
Ja, zie ik. Dan doe ik dat dan eventjes.
De voorzitter:
Gaat uw gang, meneer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Heb ik nog interrupties? Ja. Laat ik eerst zeggen: dank voor de beantwoording.
De voorzitter:
U hoeft ze overigens niet te gebruiken, hoor.
De heer Boutkan (PVV):
Nee, maar ik moet toch mijn tijd volmaken vandaag, want ik moet straks nog naar de
hoofdelijke stemming, dus ik ga mijn interrupties wel gebruiken. Ik ben blij met de
beantwoording, maar ik wil toch nog even doorgaan op de vraag die ik mede namens de
heer Pierik van BBB stelde over de bodemassen en het CMP. Ik hoorde de Staatssecretaris
zeggen dat hij het niet uit het CMP wil halen, maar de vraag was tweeledig. Het andere
deel van de vraag was of hij het voor pak ’m beet een jaar of vijf wil uitstellen
om het vastlopen van het systeem te voorkomen. Vervolgens krijg ik als antwoord: maatwerk
leveren, overgangstermijn et cetera. Dat hoorde ik de Staatssecretaris zeggen; dat
heb ik opgekrabbeld. Maar hoe zit het nou precies? Kan ik de toezegging verwachten
dat de Staatssecretaris in ieder geval met een overgangstermijn aan de slag gaat?
Zo ja, hoe lang is die termijn dan? Hoe gaat dat maatwerk er dan uitzien? Dan kan
ik de heer Pierik in ieder geval de boodschap overbrengen dat ik mijn stinkende best
heb gedaan om die toezegging voor hem binnen te slepen.
Staatssecretaris Aartsen:
De conclusie klopt inderdaad dat ik niet bereid ben om dat eruit te halen. Nogmaals,
ik denk dat het belangrijk is dat we die beweging maken. Ik snap wel ook de zorgen
die er zijn bij bepaalde sectorpartijen en bij de Kamerfracties. Daarom zeg ik dat
daarin twee elementen zitten. De overgangstermijn is twee jaar, begrijp ik. Daarnaast
kijken we of we met de sector in gesprek kunnen over eventueel maatwerk of over hoe
we bepaalde zaken hebben ingericht met elkaar. Dat zou ik graag willen toezeggen.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
De heer Boutkan (PVV):
Dan ga ik toch nog even in op een antwoord van de Staatssecretaris op mijn vraag over
CO2 en het sluiten van afvalenergiecentrales. In de beleidsvisie van Infrastructuur en
Waterstaat over afvalverbranding wordt namelijk ingezet op de gedwongen afbouw van
verbrandingscapaciteit. Vindt de Staatssecretaris het al dan niet sluiten van afvalenergiecentrales
iets wat gewoon aan de markt moet worden overgelaten? Of zegt hij dat hij een beleidsvisie
heeft en dat hij daarachter staat? Want op deze manier kunnen we onszelf wel weer
eens in de nesten werken. Helaas komen we daar in dit land vaak pas na jaren achter.
Staatssecretaris Aartsen:
Om het risico te voorkomen dat ik iets verkeerd zeg: mag ik dit ook in tweede termijn
behandelen? Waar de heer Boutkan aan refereert, komt namelijk niet overeen met mijn
annotatie op dit moment. Dadelijk ga ik iets verkeerd zeggen en dat zou ik vervelend
vinden. Mag ik daar heel even in tweede termijn op terugkomen?
De heer Boutkan (PVV):
We willen niet dat hier bedrijfsongelukken gebeuren.
Staatssecretaris Aartsen:
Dat moeten we te allen tijde zien te voorkomen.
De voorzitter:
Wat een samenwerking; hartstikke mooi. Volgens mij zijn we aan het einde gekomen van
de eerste termijn aan de kant van het kabinet met de beantwoording door de Staatssecretaris.
Dan gaan we door met de tweede termijn aan de kant van de Kamer. U heeft 1 minuut
en 40 seconden spreektijd. Ik kijk even of er behoefte is aan een tweede termijn.
De heer Gabriëls heeft daar behoefte aan en wil graag ook iets zeggen.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik wil gewoon even vragen hoeveel interrupties we hebben in de tweede termijn. Er
is net iets gezegd en ik denk dat we op elkaar moeten reageren om te kijken hoe het
zit met bijvoorbeeld de borging van de uitkomsten van de Plastic Tafel. Ik zou daar
graag vragen over willen stellen aan mijn collega's. Hoeveel interrupties hebben we
om daarover met elkaar een debat te voeren?
De voorzitter:
Ik stel voor dat we, gezien de tijd, drie interrupties doen. Dan hebben we er een
aantal. We hebben nog vijf kwartier. We moeten de inbreng doen en debatteren met elkaar.
Daarna gaan we kort schorsen, zodat de Staatssecretaris de tweede termijn kan voorbereiden.
Dat zal ook zomaar een halfuur duren, denk ik. U heeft 1 minuut en 40 seconden voor
uw inbreng. Ik geef het woord aan de heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik beginnen met het aanvragen van het tweeminutendebat.
Ik ben tevreden met de reactie van de Staatssecretaris op het onderwerp doelen. Ik
vertrouw op een goede uitwerking daarvan in het opkomende Nationaal Programma Circulaire
Economie.
Ik zal een motie indienen over het borgen van de vrijwillige afspraken die gemaakt
zijn aan de Plastic Tafel. Ik zal er sowieso een motie over indienen, dus dan weet
u dat alvast. Ik zal ook een motie indienen over de Textiel Tafel en kijken of er
politieke steun is om daar verder op uit te wijden.
Ten aanzien van de afvalbranche wil ik in de tweede termijn graag een reactie van
de Staatssecretaris op wat er nou precies is afgesproken en in welke tijdslijn die
financiële effecten bij de afvalbranche moeten vallen. Ik wil iets meer inzetten op
een mogelijke toezegging. Wellicht werk ik ook daarbij naar een motie toe.
Dan rest mij te zeggen dat ik ook een motie overweeg over de beantwoording over de
UPV en de onlineplatformen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer Gabriëls. Gaat uw gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik zou graag aan de heer Buijsse van de VVD willen vragen wat hij vindt van de plastic-heffing
en het ontbreken van een oplossing in de beantwoording van de Staatssecretaris, waardoor
die heffing nog steeds bij de afvalverbrandingscentrales komt te liggen. Bent u tevreden
over die beantwoording? Of kunnen we samen iets betekenen om een alternatief daarvoor
uit te werken?
De heer Buijsse (VVD):
Ik heb in mijn bijdrage in de eerste termijn aangegeven hoe ik aankijk tegen de heffing.
Ik vind het een bijzonder spijtige gang van zaken hoe het gelopen is, eigenlijk al
vanaf het begin dat de afspraken gemaakt zijn. Uiteindelijk leidt dat allereerst tot
de constatering dat de aannames op verkeerde gronden gestoeld zijn. Het is heel pijnlijk
om te constateren dat we daarin fout zijn geweest. Het tweede punt is dat de weglekeffecten
er in de hele keten toe geleid hebben dat het kabinet, denk ik, wijs besloten heeft
– dat is mijn mening en de VVD-fractie staat er ook zo in – om die heffing af te blazen
in de oorspronkelijke vorm. Het is wel jammer dat die heffing daar nu zo ligt.
Ik probeer dus in tweede termijn precies te weten, veel preciezer dan tot nog toe
ter tafel is gekomen, wat de opdracht is van het ministerie naar de afvalwerkgroep.
Is de opdracht voor de afvalbranche nou echt die volledige 567 miljoen? Of gaat het
over 167 miljoen, omdat er technisch al een dekking is gevonden? Ik wil precies van
de Staatssecretaris weten hoe het zit. Ik denk dat het nogal uitmaakt of we het hebben
over 33 miljoen vanaf 2028, opbouwend naar 2030. Ik hoop ook oprecht, met inachtneming
van wat ik zojuist heb uitgesproken over de situatie zoals die ooit is ontstaan, dat
er ruimte is bij het kabinet om zaken te keren en geen nodeloze pijn te hoeven lijden.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik dank de heer Buijsse voor het antwoord. De heer Buijsse geeft in zijn tweede termijn
aan dat hij een motie wil indienen om de vrijwillige afspraken van de Plastic Tafel
te borgen. Wil hij ook een motie indienen over borging van de circulaire hefboom?
Of staat hij ook achter een motie die door mevrouw Wingelaar, mij of de heer Bamenga
wordt ingediend? Ik heb er op dit vlak geen vertrouwen in dat de heer Boutkan die
motie gaat indienen, want die vindt dat niet haalbaar, betaalbaar en realistisch.
Dit is wel een serieuze vraag. U wilt wel de borging van de vrijwillige afspraken.
Wilt u ook borging van de circulaire hefboom als blijkt dat het digitale productpaspoort
ten aanzien van textiel in 2027 ingaat en er wél een grondslag is om dat te doen?
Wilt u dan een motie daarover indienen of steunen, of daarin samenwerken? Ja of nee?
De heer Buijsse (VVD):
Laten we even vooropstellen, om misverstanden te voorkomen, dat er Europese doelstellingen
op ons afkomen. Daar heeft iedereen in de markt mee te maken. Elk bedrijf krijgt daarmee
te maken. Die doelstellingen zullen uiteindelijk via UPV's, via regels, op de bedrijven
afkomen. Het is dus ook in het belang van bedrijven, sectoren en ketenpartners om
samen met elkaar die doelen te dragen. Dat freeridergedrag – er zijn natuurlijk altijd
bedrijven die onder de afspraken uit denken te kunnen komen – moet worden tegengegaan.
Daarom is het belangrijk dat we op sectoraal niveau afspraken gaan maken. Dat is gebeurd.
We moeten die nu gaan borgen. Ik weet zeker dat er veel meer mogelijk is dan vandaag
is benoemd in dit debat.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor geen ja of nee. De VVD wil de circulaire hefboom die uit de Plastic Tafel
komt dus niet borgen, ook als dat wel kan. Dat is zeer teleurstellend, zeker omdat
de uitkomst van de Plastic Tafel zo bejubeld werd door de VVD. Ik stel de vraag of
u samen met GroenLinks-Partij van de Arbeid een motie wilt indienen of wilt samenwerken
om in ieder geval die uitkomst ook te borgen. Er is geen duidelijke ja. Dat zegt genoeg.
De heer Buijsse (VVD):
Excuus dat ik daar wellicht niet duidelijk genoeg in ben geweest. Ik vind de hefboom
een heel mooi instrument; eigenlijk geeft de Staatssecretaris dat in mijn ogen ook
terecht aan. Ik zou die gewoon willen. Welke duidelijkheid heeft u nog meer nodig?
Ik wil die ook geborgd hebben. Ik wil die gewoon uitwerken, want ik zie dat we nu
in een lineaire economie zitten. Ik zie Europese doelstellingen op ons afkomen. Ik
zie dat een hefboomprincipe geoormerkt geld kan creëren dat we effectief kunnen inzetten
bij ketenstappen voor recyclage bij plastics, textiel, accu's, zonnepanelen en windturbines.
De recyclingsector komt niet op natuurlijke wijze van de grond. Die heffing hebben
we in die zin, als het zo bedoeld is, ook nodig.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Dank, voorzitter. Ik zal in deze 1 minuut en 40 seconden proberen een aantal vragen
af te vuren op de Staatssecretaris.
Ik hoor dat de Staatssecretaris op bezoek is geweest in Rotterdam bij een bio-oliebedrijf.
Is de Staatssecretaris bekend met de problemen van bedrijven met dierlijke producten,
met waar ze tegenaan lopen? Zo ja, wat kan hij doen om die problemen op te lossen?
De financiële compensatie voor gemeenten die zwerfafval inzamelen: is dit punt al
opgelost?
De verkenning van de ja-sticker: in hoeverre betrekt de Staatssecretaris de sector
erbij, die al bezig is binnen Nederland?
De lachgascilinders: zijn er al gegevens beschikbaar van de ILT of de Douane over
de import? De sector wordt erbij betrokken, zegt de Staatssecretaris. Prima, maar
ondertussen lopen werknemers nog steeds gevaar.
Dan over het gevareninformatieblad over, in het Nederlands, «breng je eigen beker
of bakje mee» bij het afhalen van eten of drinken. Heeft de Staatssecretaris hier
eigenlijk ervaring mee?
Voorzitter. Dan over plastic bekertjes. Wij hebben signalen dat bij grote concerns
hardplasticbekers ter plekke, in de winkel, worden gespoeld. Daarvoor zijn water en
energie nodig. De bekers worden apart verpakt in een plastic zak. Vervolgens gaan
ze met een vrachtwagen naar een centraal waspunt en vervolgens komen ze weer terug.
Is dat nou wat de Staatssecretaris bedoelt met «duurzaam», «herbruikbaar» en dergelijke,
met in het achterhoofd wat de Staatssecretaris heeft gezegd over kartonnen bekers?
Onder druk van de ILT heeft de kartonnenbekersector een enorm administratief systeem
opgetuigd. Ze moeten weten hoeveel bekers zijn uitgezet en hoeveel bekers weer worden
opgehaald. Hoe valt dat te rijmen met elkaar?
Volgens mij ben ik door mijn tijd heen.
De voorzitter:
Dat is juist.
De heer Boutkan (PVV):
Ja, mooi.
De voorzitter:
Mevrouw Wingelaar, u bent aan de beurt.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Blijkbaar hebben we toch een heel ander beeld van de reden
waarom die Plastic Tafel überhaupt is opgericht. Dat moet ik echt constateren. Ja,
de opdracht van de heffing is erbij gekomen, maar dat was nu juist bedoeld om een
alternatief voor die norm te krijgen. Dat is mijn beeld. Ik vind het jammer dat dat
nu zo loopt.
Voorzitter. Dan de moties. De motie om doekjes waarin plastic zit niet te verbieden
voert de Staatssecretaris uit, maar mijn motie over de invoering van statiegeld voor
sapflessen niet. Gelukkig – dat moet ik wel zeggen – denkt u nog na over de motie
van meneer Buijsse, want die vind ik heel onverstandig.
Voorzitter. Dan heb ik nog een vraag: kunt u voor ons het tijdpad schetsen voor de
productpaspoorten, zodat we die duidelijk in beeld hebben, en ingaan op de urgentie
ervan?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie.
De heer Buijsse (VVD):
Ik wil iets aan mevrouw Wingelaar vragen over de norm, waarover veel teleurstelling
uitgesproken wordt. Ik heb het onbevredigende gevoel dat dit onterecht is. Natuurlijk
gaat het met die hefboom even wat langer duren, zoals is uitgelegd. Maar er is ook
heel vrijwillige inzet geweest van brand owners. Equivalent aan wat met de norm zou
worden bereikt, wordt er nu gewoon vrijwillig ingezet. Hoe kijkt mevrouw Wingelaar
daartegen aan? Bent u daar niet ontzettend blij mee?
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Ik vind het heel mooi dat die vrijwilligheid er is en ik weet ook dat ondernemers
daar al mee gestart zijn. Maar ik had liever duidelijk beleid gehad waar investeerders
van op aan kunnen dan alleen maar vrijblijvendheid. Dat heb ik volgens mij heel duidelijk
in mijn inbreng vermeld.
De heer Buijsse (VVD):
Dat is in ieder geval een goede stap voorwaarts. Maar dan gaan we toch gewoon samen
een motie indienen en die vrijblijvendheid regelen met elkaar, zodat het niet vrijblijvend
is maar geborgd wordt? Dan heb je toch precies hetzelfde milieueffect?
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Heel mooi. Ik wacht de tekst van de motie af en als ik ’m kan steunen, dan steun ik
’m van harte.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Als het digitaal productpaspoort textiel ingaat in juli 2027,
is er dan wel een grondslag om de hefboom te verankeren, vraag ik de Staatssecretaris.
Dan vraag ik de Staatssecretaris of hij de plastic-heffing daadwerkelijk over de keten
gaat verspreiden en weghaalt bij waar die nu volledig ligt.
Dan heb ik een vraag over de motie van mevrouw Wingelaar: waarom wordt de motie over
de vochtige doekjes wel uitgevoerd, maar de sapflessenmotie niet?
Eén ding van wat de Staatssecretaris heeft gezegd vind ik goed, namelijk dat kartonnen
bekertjes in ieder geval niet terugkomen. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat die
niet terugkomen in gebouwen als dit en in andere?
Het begon heel goed, met hele mooie woorden over het belang van de circulaire economie
voor de economie. Vervolgens komt het punt van de heffing: geen oplossing. Het punt
over de norm: nee, die komt niet terug. Het punt van de verankering van de circulaire
hefboom: helaas, die wordt wel mooi gevonden, maar dat leidt niet tot concrete resultaten.
Ik vind het jammer. Ik heb niks concreets gehoord. Ik hoop dat de Staatssecretaris
naar aanleiding van mijn vragen in tweede termijn wel concrete toezeggingen kan doen.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. De heer Bamenga van D66 moest zich excuseren omdat hij
naar een ander debat toe moest, vermeld ik even om toe te lichten waarom hij de zaal
heeft verlaten. We zijn aan het einde gekomen van de tweede termijn van de kant van
de Kamer. Ik schors tien minuten voor de voorbereiding. We zien de Staatssecretaris
graag over tien minuten terug voor de beantwoording.
De vergadering wordt van 16.28 uur tot 16.41 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, we gaan richting de afronding van dit debat. Dat doen we door te starten
met de tweede termijn van de kant van het kabinet. Ik wil de Staatssecretaris daartoe
het woord geven.
Staatssecretaris Aartsen:
Dank, voorzitter. Dank voor de vragen in tweede termijn. De heer Boutkan kwam nog
met een heel nieuw setje vragen; daar ga ik zo antwoord op geven.
Misschien is het goed om te beginnen met plastic. Ik vond het vervelend dat er ruis
ontstond tussen wat we met elkaar willen en wat er kan. Die ruis wil ik graag meenemen.
Laten we proberen elkaar te vinden. Ik ga toezeggen om met een brief te komen. Dat
zal ik doen vóór het tweeminutendebat, al gaat dat wel uitdagend worden voor ons,
want de Kamer gaat op 3 oktober met verkiezingsreces. Maar wij gaan onze uiterste
best doen. Een aantal onderdelen gaan wij daarin benoemen. We gaan iets zeggen over
de financiële uitwerking van de heffing, die geld moest opleveren, over het perspectief
voor de afvalsector, over hoe de werkgroepen eruitzien – dat zijn vragen van de heer
Buijsse – en wat voor alternatieven er eventueel zijn. De heer Gabriëls vroeg naar
de heffing, die euro's moest opleveren, zeg ik maar even. In de Voorjaarsnota is besloten
om die te laten vervallen. Daar gaan wij in de brief op in. Waarom? Ik kan daar pas
oprecht iets over zeggen na Prinsjesdag. Dan zijn immers de cijfers bekend en kunt
u zien hoe wij ruimte willen bieden aan de sector. Dat is één.
Twee. Ik kom in die brief terug op de norm en de hefboom die winst moesten opleveren
en de alternatieven daarvoor. Er was al even contact tussen de Kamer en de ambtelijke
ondersteuning – dat moeten we nog even netjes doen – over het digitale productpaspoort
en de grondslag. In het Europese werkprogramma wordt dit vastgesteld in 2027, zo vernemen
wij van de Europese Commissie, en treedt het in werking in 2029. Vandaar dat mijn
antwoord was en is: op basis van de informatie die wij van de Europese Commissie hebben,
kunnen wij niet eerder dan in 2029 zo'n hefboom organiseren met elkaar. Dat is geen
onwil, maar zo is de situatie, naar wij hebben vernomen van de Europese Commissie.
Ik spreek mijn collega en ook de Eurocommissaris weer aankomende donderdag, tijdens
de Milieuraad in Brussel. Ik kan mevrouw Wingelaar en de heer Gabriëls toezeggen dat
ik dit punt nadrukkelijk onder de aandacht zal brengen en zal vragen hoe het ermee
staat en wat de mogelijkheden zijn om te versnellen. Daar zit geen onwil, maar ik
probeer wel realistisch te zijn. Ik zou het heel vervelend vinden om iets te beloven
wat ik of mijn opvolger achteraf niet waar kan maken. Dat is niet hoe ik politiek
zou willen bedrijven. Er is dus zeker interesse van onze kant om te kijken naar de
hefboom. We moeten ook kijken hoe het past binnen de begrotingsregels. We hebben er
grote interesse in, maar het moet wel kunnen, ook binnen het tijdsbestek dat de Europese
Commissie ons daarvoor geeft. De huidige informatie is: vaststelling 2027 en inwerkingtreding
2029. Ik ga dit allemaal nog even netjes op papier zetten. Dat lijkt me verstandig,
want anders komt er ruis en dat vinden we denk ik allemaal vervelend.
Ik ga ook nog een goede inhoudelijke, integrale reactie geven op het complete rapport
van de Plastic Tafel, per maatregel. Hierover is een aantal vragen gesteld. De heer
Buijsse vroeg naar de 21 partijen. Ik neem hierin overigens ook de campagnesuggestie
van mevrouw Wingelaar mee. Ik zou het vervelend vinden als hierover ruis ontstaat.
Ik was nu juist in de veronderstelling dat hier enorm veel energie zat en we de komende
tijd echt een aantal kansen kunnen pakken. Wat mij betreft kan de Plastic Tafel doorgaan
en gebruiken we dat ook als een positief voorbeeld voor andere sectoren. Ik zou het
vervelend vinden als de conclusie van vandaag is «we doen niks», want dat is niet
het geval. We gaan het nog even netjes en strak onder elkaar zetten. Die toezegging
doe ik bij dezen. Dat ten aanzien van plastic.
De voorzitter:
Wanneer komt die informatie naar de Kamer?
Staatssecretaris Aartsen:
Nogmaals, we gaan echt stretchen nu, maar voor het tweeminutendebat. Ik doe wel het
verzoek om dat ergens in de laatste week voor het reces te houden, want we kunnen
niet toveren.
De voorzitter:
Maar dat is niet aan de commissie, dat is aan de Griffie plenair.
Staatssecretaris Aartsen:
Zeker, maar het is aan mij om een vriendelijk verzoek te doen aan uw Kamer.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank aan de Staatssecretaris om op deze manier veel ruis weg te nemen. Ik ben nog
niet helemaal tevreden. Er is grote interesse om ernaar te kijken, maar als het kan
en er een grondslag is, gaat u dan ook meteen besluiten en dat besluit in de ministerraad
voorleggen, dus echt actie ondernemen, zodat het direct gebeurt? Anders moeten we
er weer over gaan discussiëren of er een grondslag is. Volgens mij hebben in dit debat
voldoende leden aangegeven, inclusief de heer Buijsse, dat we de uitkomsten van de
Plastic Tafel, het vrijwillige deel en de hefboom, geborgd willen hebben. Dan komt
u met «het kan niet, het kan niet». Als u erachter bent of het kan, gaat u het dan
ook doen?
Staatssecretaris Aartsen:
Het is niet zo dat wij zeggen dat het niet kan. We baseren ons op het productpaspoort,
dat vanuit Brussel geregeld moet worden. De inwerkingtredingsdatum is 2029; ik blijf
dat zeggen. Ik kan de heer Gabriëls voor 50% tegemoetkomen, want de hefboom bestaat
uit twee delen, namelijk het heffen en het uitkeren. Het laatste deel gaat in feite
in tegen de begrotingsregels zoals we die hebben vastgesteld. Ten aanzien van een
instrumentarium om ervoor te zorgen dat er meer recyclaat en bioplastic zitten in
de producten in de Europese Unie en in Nederland, is mijn antwoord: ja. Maar nogmaals,
de hefboom bestaat uit twee onderdelen. Dat laatste onderdeel kan ik simpelweg niet
toezeggen, omdat we ook met begrotingsregels te maken hebben.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Er ontstaat ruis, want de hefboom gaat over het belasten van fossiel plastic, het
heffen. Dat kan wel. Het terugsluizen naar een fonds kan dan dus niet. We willen het.
Verschillende mensen hier willen dat: VVD, NSC, D66, GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Vervolgens komen er redenen waarom het niet kan. Als die redenen er niet zijn, gaan
we daar dan meteen toe beslissen, of moeten we daarover een motie indienen?
Staatssecretaris Aartsen:
Ik verzoek u ook wel om niet onnodige tegenstellingen te zoeken. Wij willen een instrumentarium
inzetten – nogmaals, ik kom daar in de brief op terug – dat als effect heeft dat er
meer gebruik is van recyclaat of bioplastic. Dat kan door middel van zo'n heffing
op fossiel of op andere manieren. Daar kijken we ook naar, ook Europees in een non-paper.
Dat is het doel. Nogmaals, dat terugsluizen is een begrotingstechnische vraag, met
een inkomsten- en uitgavenkader. U weet ongetwijfeld hoe ingewikkeld dat is. Maar
nogmaals, laten we geen tegenstellingen zoeken die er wat mij betreft niet zijn. Het
doel is hetzelfde. Ik kom er echt nog uitgebreid op terug in die brief.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dan wil ik toch hier mijn laatste interruptie aan wijden. Er wordt gezegd dat er geen
tegenstelling is, maar wij waren bijvoorbeeld helemaal niet tegen die norm. Er zijn
dus wel tegenstellingen. Er zijn partijen die zeggen «kom met iets, want er is nú
een probleem, nú vallen innovatieve bedrijven om» en er zijn partijen die vertragen;
«langer, langer, langer». Dat speelt er. We benoemen al heel lang dat innovatieve
circulaire bedrijven failliet gaan. Eerst was er een norm, maar nee. Nu komt deze
Plastic Tafel: nee. Er is dus wel een verschil tussen wat u vindt en wat wij vinden.
Ik wil dat wel rechtzetten.
De voorzitter:
Waarvan akte. Staatssecretaris, vervolgt u de beantwoording.
Staatssecretaris Aartsen:
Dank, voorzitter. De heer Boutkan vroeg nog naar een aantal andere zaken, onder andere
naar mijn bezoek aan het bedrijf Neste en de biobrandstoffen. Ja, er zijn problemen
rondom dierlijke producten. Dan gaat het om bepaalde wet- en regelgeving vanuit de
NVWA, vallend onder mijn collega van LVVN. Ik heb die daar onder de aandacht gebracht
en dat zal ik nogmaals doen.
Vervolgens kwam er een hele set vragen over de financiële compensatie voor gemeenten,
over de ja-sticker, over lachgascilinders en over het informatieblad. Dat zijn alle
vier onderwerpen die in de verzamelbrief beantwoord worden. De financiële compensatie
voor gemeenten in verband met de UPV Zwerfafval hebben we inmiddels geregeld. Dat
gaan we doen, zodat de gemeenten netjes dat geld krijgen en kunnen uitgeven. Wat de
ja-sticker betreft verwijs ik naar het Europese voorstel. Wat betreft de lachgascilinders
heb ik aangegeven dat dat een ingewikkelde discussie is omdat een lachgascilinder
in beginsel een illegaal product is en je geen statiegeld op illegale producten kunt
heffen. We kijken wel naar een pilot omdat we willen dat mensen in de afvalverwerkingsindustrie
op een veilige manier hun werk kunnen doen. We bekijken ook samen met gemeenten hoe
we dat willen doen. Dit is even de samenvatting van mijn verzamelbrief, uit mijn hoofd.
Daarnaast was er nog een vraag over het informatieblad «bring your own». Nee, ik heb
dat zelf nooit gedaan, maar op dit moment is het wel onderdeel van ons beleid. Daarom
vonden wij het belangrijk om een informatieblad uit te brengen over de vraag hoe je,
als je dat doet, dat kunt doen volgens bepaalde hygiënestandaarden.
De heer Boutkan vroeg ook nog naar de mokken, het waterverbruik en recycling. De heer
Gabriëls vroeg daar ook nog naar. Ik herhaal wat ik in de eerste termijn zei, namelijk
dat ik denk dat we daarin echt een balans moeten vinden. Ik zou het zonde vinden om
nu die motie-Buijsse volledig uit te voeren omdat je daarmee echt een winst weghaalt
die op dit moment goed is. Ik beschreef net dat al die kopjes met een vrachtwagen
ergens naartoe moeten. Maar je kunt natuurlijk ook gewoon je mok pakken en die zelf
even netjes schoonmaken. Dat is op zich ook geen gekke gedachte. Laten we nou niet
doen alsof alle kantoren in Nederland enorme torens zijn met vrachtwagens en alles
erop en eraan. Daar zit echt wel wat nuance in wat mij betreft. Die nuance probeer
ik steeds te vinden. Ik wil niet doorschieten de ene kant op en ook niet de andere
kant op.
Mevrouw Wingelaar gaf aan dat zij ontevreden was omdat ik haar motie over de sapflessen
niet volledig uitvoer, maar gaf tegelijkertijd aan dat ze blij was dat ik de motie-Buijsse
niet volledig uitvoer. Ik ben blij dat u die consistentie ziet, want dat is precies
de consistente lijn die ik graag zou willen inzetten. Ik wil verstandig beleid, niet
te veel de ene of de andere kant op. Ik wil goed bekijken dat we de doelen behalen,
maar dat moet wel op een praktische, pragmatische manier, waardoor we ook draagvlak
behouden. Vandaar dat ik van beide moties heb gezegd dat ik ze nog niet uitvoer. Ik
wil ze namelijk allebei in het bredere plaatje zien, met aan de ene kant de SUP-wetgeving
en aan de andere kant de totaalaanpak statiegeld.
Mevrouw Wingelaar (NSC):
Maar ze zijn totaal niet met elkaar te vergelijken. Op een deel van de sapflessen
wordt al statiegeld geheven. Het schept verwarring en het kan heel makkelijk opgelost
worden. U heeft het over het bedrijfsleven en over partners. Juist die sporen mij
aan om dit in te voeren omdat de huidige situatie tot verwarring leidt. De moties
zijn dus echt heel anders.
Staatssecretaris Aartsen:
Zeker, maar mijn lijn is oprecht consistent. We proberen gewoon goed te bekijken wat
verstandig is om te doen. We willen niet een maatregel op zichzelf bekijken, maar
juist in zijn totale integraliteit. Dat geldt ten aanzien van de SUP-wetgeving, die
ik integraal wil bekijken, maar ook voor statiegeld. Ik wil even goed kijken hoe we
tot een totaalpakket komen voordat ik moties wel of niet volledig uitvoer.
Dan was er nog een vraag van de heer Boutkan over de energiecentrales. Daarover blijf
ik zeggen dat het niet het doel van ons beleid is om centrales te sluiten. Op het
moment dat de Nederlandse economie steeds meer circulair wordt, is er natuurlijk wel
steeds minder afvalaanbod. Overcapaciteit is niet erg, maar over-overcapaciteit is
wel onwenselijk. Je moet op een realistische manier kijken hoe je met die capaciteit
omgaat. Dat doen we niet door dingen rücksichtslos te sluiten of door gedwongen dingen
naar beneden te brengen. Dat zullen we altijd netjes, goed en gefaseerd bekijken op
een realistische en pragmatische manier. Dat is het beleid rond de over-overcapaciteit
– zo noem ik het maar even – van de afvalenergiecentrales.
Dan had de heer Boutkan nog een vraag over de afdracht aan de Europese Unie als het
gaat om het doorbelasten van de plasticafdracht. Twee dingen daarover. Wij zijn op
dit moment aan het bekijken of het inderdaad mogelijk is om die afdracht over te dragen
naar de producenten. Ik kan daar aan het einde van het jaar op terugkomen. Dit is
ook onderdeel van de lopende MFK-onderhandelingen omdat ook de Europese Commissie
een nieuw voorstel heeft gedaan over onder andere e-waste en het Eigenmiddelenbesluit.
U kent het standpunt van het Nederlandse kabinet daarover: daar zitten wij niet enorm
om te springen. Vandaar dat dit daar ook onderdeel van zal uitmaken.
Dan heb ik volgens mij alle vragen uit de tweede termijn beantwoord, voorzitter.
De voorzitter:
Dan kijk ik naar de leden; is dat ook zo? De heer Boutkan heeft nog een interruptie.
De heer Boutkan (PVV):
Dan vraag ik toch nog even door op die afvalverbrandingsinstallaties. De vraag die
ik net stelde, komt uit een beleidsnotitie van IenW van begin dit jaar. Ik hoor de
Staatssecretaris iets zeggen over over-overcapaciteit, maar dit zijn geen afvalverbrandingsinstallaties;
het zijn ondertussen afvalenergiecentrales geworden. Hele stadswijken zijn afhankelijk
van de stadswarmte en van zo'n energiecentrale. De vraag is dan vervolgens aan de
Staatssecretaris: als er zo'n centrale met over-overcapaciteit wordt gesloten, hoe
gaan we dan die huizen nog verwarmen? Dat is de eerste vraag die ik over dit onderwerp
heb.
De voorzitter:
Laten we die dan eerst even doen.
Staatssecretaris Aartsen:
Dat is ook onderdeel van het beleid. Nogmaals, we doen dat niet rücksichtslos; dat
doen we niet op een idiote manier. We zullen dat altijd behoedzaam, geleidelijk en
stapsgewijs doen. We bekijken dan wat op dat moment de capaciteit is, wat de overcapaciteit
is en wat de over-overcapaciteit is. We bekijken vervolgens waar die dan voor wordt gebruikt en welke
andere bewegingen we zien. Maar op het moment dat je die beweging maakt – ik denk
dat u daar terecht naar verwijst in dat stuk – en daadwerkelijk circulair wordt, gaat
dat natuurlijk wel iets doen met de afvalstromen. Als je afvalstromen weer gaat gebruiken
voor hernieuwde grondstoffen ... Je wil niet dat Nederland importeur wordt van afval
om bepaalde centrales in Nederland te kunnen laten draaien. Je zult dus behoedzaam,
geleidelijk en stapsgewijs moeten bekijken wat je doet met die over-overcapaciteit.
De voorzitter:
Eerst de heer Boutkan, meneer Buijsse.
De heer Boutkan (PVV):
Het lijkt wel of deze Staatssecretaris het woord «liberalisering» uit zijn vocabulaire
heeft geschrapt. Het credo van de VVD was toch altijd om het aan de markt over te
laten? In dezen kan de markt het zelf onderling regelen, maar dan zegt de Staatssecretaris:
maar er is over-over-overcapaciteit. We zagen het afgelopen jaar dat een van de afvalverbrandingsinstallaties
in onderhoud was en dat tegelijkertijd een andere stukging. Daardoor kregen we problemen.
De ene was dus in onderhoud en de andere was stuk. Dat afval ligt nu nog steeds opgeslagen
bij bepaalde bedrijven; die moeten die achterstanden nog wegwerken. Komt het idee
dat er een over-overcapaciteit is dan bij het Ministerie van «Klimaat en Groene Gekkies»
– zo zou ik het bijna noemen – vandaan?
De voorzitter:
Dat vind ik wel ...
De heer Boutkan (PVV):
Dat snap ik gewoon niet!
De voorzitter:
Dit vind ik niet nodig, meneer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Ik begrijp dat standpunt niet.
De voorzitter:
En ten tweede praat de Staatssecretaris namens het kabinet. Dat moeten we ook even
respecteren. De Staatssecretaris.
De heer Boutkan (PVV):
Maar kan de Staatssecretaris dan wel uitleggen waar die over-overcapaciteitsgedachte
vandaan komt?
Staatssecretaris Aartsen:
Nogmaals, die komt voort uit de volgende gedachte. Als je volledig circulair wordt ...
U stelt mij de vraag of het mij in het hier en nu goed uitkomt dat een energiecentrale
sluit. Het antwoord op die vraag was nee. U verwijst vervolgens naar het langetermijnbeleid
van ons ministerie. Ik leg vervolgens uit dat je beleid moet hebben ten aanzien van
afval. Er is natuurlijk allerlei wet- en regelgeving, ook op Europees niveau, voor
hoe je dat doet. Je moet natuurlijk beleid hebben. Als je namelijk daadwerkelijk naar
een circulaire economie op grote schaal gaat, doet dat iets met de afvalstromen. Daar
zul je dus beleid voor moeten hebben. Dat is mijn antwoord op uw tweeledige vraag.
Mijn eerste antwoord was: nee, het is geen beleid van dit kabinet en het Ministerie
van IenW om actief energiecentrales te sluiten in het kader van circulaire economie.
De heer Buijsse (VVD):
Het eerste punt dat ik in mijn betoog maakte, ging over doelstellingen. Aanvankelijk
dachten we dat we in 2030 naar een grondstoffenreductie van 50% zouden gaan. Als die
gehaald zou worden, zou je inderdaad minder AVI's nodig hebben. Je zou dan ook minder
energieafval hebben. We komen echter op 10% uit, niet op 50%. Ik heb in al mijn gesprekken
ondertussen wel geleerd dat een ecosysteem van een circulaire economie ook gebaat
is bij een ecosysteem van een afvalverbrandingsinstallatie, want afval zal er, de
komende jaren althans, zeker blijven. Ik zou de Staatssecretaris dus mee willen geven
dat dit toch wel wat genuanceerder ligt; ik hoor ook graag een reflectie daarop. In
een gelijkwaardig systeem, van polymeerproducenten tot aan afvalverbranders, is de
aanwezigheid van die afvalverbrandingsinstallaties erg belangrijk. We kunnen niet
zomaar eenzijdig heel simpel zeggen «we sluiten er even een paar», want zo werkt het
gewoon niet.
Staatssecretaris Aartsen:
Maar daar sluit ik me ook volledig bij aan. Dat is precies wat ik zeg. Je hebt beleid
nodig omdat je die beweging maakt, maar je doet niet zonder na te denken het een en
ander omdat je op papier een doelstelling hebt afgesproken. Je zult dat continu –
ik herhaal mezelf – behoedzaam, geleidelijk en stapsgewijs moeten doen. Je kijkt steeds
naar de situatie van het moment. Daarom komen we ook met een ketenaanpak, omdat je
het in de keten moet bekijken. De initiële vraag ging over harde sluitingen. Daarop
heb ik geantwoord dat een ongewenste sluiting van die bedrijven niet gewenst is. Maar
we moeten natuurlijk wel beleid hebben voor wat we op lange termijn doen als die beweging
wel wordt ingezet. Ik denk dat het verstandig is om daar beleid voor te hebben.
De voorzitter:
Dank. Ik kijk nog één keer rond. De heer Boutkan gaat toch nog zijn laatste interruptie
inzetten.
De heer Boutkan (PVV):
Laat ik eerst zeggen: dank voor dit antwoord op de vragen van de heer Buijsse. Wij
zullen de vinger aan de pols houden en dit in de gaten houden. Ik wil toch nog even
terugkeren naar die doelstellingen. We hebben het gehad over de doelstellingen voor
het harde plastic en de bekers. Uw voorganger was op werkbezoek geweest bij een grote
fastfoodketen, waarvoor ik hier verder geen reclame ga maken. Dat voorbeeld heb ik
net genoemd. Zo'n beker moet herbruikbaar zijn, wordt ter plekke gewassen, kost energie,
moet met vrachtwagens heen en terug en blablabla. Die omloopsnelheid blijkt vies tegen
te vallen qua hergebruik. Er wordt op dit moment van dat harde spul meer verbruikt
dan volgens de doelen die vanuit het ministerie waren gesteld. Houdt de Staatssecretaris
daar ook rekening mee als hij bezig gaat om dat verschil tussen kartonnen bekers,
harde bekers en plastic cups in de gaten te houden?
Staatssecretaris Aartsen:
Ja, want dit is nou juist zo'n voorbeeld waardoor je het wat en het hoe wilt scheiden
van elkaar. Het wat is de doelstelling. Als bedrijven vervolgens tegen mij zeggen
dat ze vastlopen in hoe het in de wetgeving is geregeld, zou mijn reactie zijn: prima,
maar het wat blijft staan, namelijk de doelstelling om het aantal eenmalig gebruikte
items te verminderen. Maar als er een andere, betere, efficiëntere, snellere invulling
van het hoe is, dan sta ik daarvoor open. Dat is precies de aanpak zoals ik die graag
voor mij zie. Ik vraag bedrijven verantwoordelijkheid te nemen voor de doelstelling
en ik leg het hoe bij hen neer. Ik denk dat dit daar juist een mooi voorbeeld van
is.
De voorzitter:
U bent door uw interrupties heen, meneer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Het is geen interruptie, want er ligt nog een onbeantwoorde vraag. Ik wilde het laten
gaan totdat de heer Boutkan deze vraag stelde. Wat hij zegt is tegenovergesteld aan
hetgeen waarop ik een toezegging vroeg. Daar is niet op gereageerd. De Staatssecretaris
heeft wel twee keer gezegd dat hij kartonnen bekertjes in gesloten systemen niet meer
terug wil. Dan wil ik andersom de vraag stellen of hij de toezegging wil doen dat
dit inderdaad niet meer gebeurt.
Staatssecretaris Aartsen:
Er gaan nu weer een paar dingen door elkaar heen lopen. Dat is volgens mij niet wat
we proberen te doen. We zien dat het op een aantal punten knelt. Daar komt volgens
mij ook het sentiment vandaan waardoor de motie-Buijsse een meerderheid heeft gehaald.
Daarvan heb ik gezegd: dat sentiment en die knelpunten zie ik, maar de oplossing om
het volledig terug te draaien zou ik zonde vinden, want daarmee gooi je met het badwater
het kind weg. De dingen kwijtraken die juist wel goed gaan, bijvoorbeeld de koffiebekers
in dit gebouw en op veel andere plekken, zou ik zonde vinden. Maar ik probeer de balans
steeds te houden, ook in dit debat. Ik wil niet back to the future en ik wil zorgen
dat er oog is voor de problemen die er zijn. Vandaar dat een van de oplossingen die
ik zie, neerkomt op het afspreken van doelstellingen met het bedrijfsleven, sectoren
en ketens. Het hoe laat ik daar, maar de doelstelling behouden we. Dat is wel belangrijk;
dat heeft mevrouw Wingelaar ook gezegd.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we aangekomen aan het einde van de tweede termijn van de kant
van het kabinet, namelijk de beantwoording door de Staatssecretaris. We gaan richting
het einde van dit debat, maar niet voordat we de administratie op orde hebben gebracht.
Dat gaat vooral over de toezeggingen die er zijn gedaan. We nemen ze even door. Er
is sowieso een tweeminutendebat aangevraagd door het lid Buijsse van de VVD. Er zijn
een aantal toezeggingen gedaan.
– De Staatssecretaris zegt toe eind september van dit jaar een brief naar de Kamer te
sturen met een reactie op het CE Delft-rapport met beleidsaanbevelingen. Dat is een
toezegging aan de heer Gabriëls.
– De Staatssecretaris zegt toe vóór het tweeminutendebat een brief te sturen over de
heffing, de norm en de hefboom alsmede het digitale productpaspoort en de grondslag.
Dat is een toezegging aan de commissie naar aanleiding van de discussie die heeft
plaatsgevonden.
Staatssecretaris Aartsen:
Dat is nog breder, want daarin zit ook een reactie op de Plastic Tafel en de campagne
van mevrouw Wingelaar, zoals ik het maar even noem. Het gaat ook over de 21 partijen
van de heer Buijsse.
De voorzitter:
Ja, klopt. We hebben hier namelijk nog een toezegging.
– De Staatssecretaris zegt toe een brief te sturen vóór het tweeminutendebat met een
inhoudelijke reactie op het rapport van de Plastic Tafel inclusief de campagnesuggestie.
Dat wordt dus één brief. Dat is helemaal goed. Meneer Gabriëls, heeft u daar nog een
vraag over?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Is dat alleen het beschrijven van wat de grondslag is? Of gaat het ook over de acties
die dan dus kunnen en die de Staatssecretaris dan ook gaat uitvoeren? Daar is het
hele debat namelijk over gegaan. Anders hebben we straks weer een leuke beschrijving
over een grondslag, maar wij proberen hier tot actie over te gaan.
De voorzitter:
Dat is helder. De Staatssecretaris komt met een brief. Dat gaat hij doen.
Staatssecretaris Aartsen:
Zo veel als mogelijk en wat er kan. Zeker.
De voorzitter:
De laatste toezegging die genoteerd is, is de volgende.
– De Staatssecretaris zegt toe voor het eind van 2025 met een brief te komen over de
plasticafdracht. Die toezegging is ook aan de hele commissie.
Dan zijn we door de toezeggingen heen. Ik wil de mensen op de publieke tribune en
de mensen die dit op afstand hebben gevolgd, bedanken voor de belangstelling. Hartelijk
dank aan de Staatssecretaris en zijn ondersteuning voor de beantwoording en voor dit
debat. Ik dank ook de leden. En niet in de laatste plaats dank ik de griffie en de
ondersteuning voor het mogelijk maken van dit debat. Ik sluit de vergadering. Dank
u wel.
Sluiting 17.08 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, griffier