Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Becker, Van der Werf en Mutluer over uitvoering van de maatregelen om femicide in Nederland aan te pakken
Vragen van de leden Becker (VVD), Van der Werf (D66) en Mutluer (GL-PvdA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de uitvoering van maatregelen om femicide in Nederland aan te pakken (ingezonden 10 juli 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Rutte (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (ontvangen 10 september 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2024–2025, nr. 2783.
Vraag 1 en 2
Bent u bekend met de omvang en aard van de problematiek rondom femicide in Nederland
en het feit dat iedere acht dagen een vrouw vermoord wordt, meestal door haar partner
of ex partner?
Deelt u de opvatting dat femicide een ernstig maatschappelijk probleem is dat structurele
aandacht en effectieve oplossingen vereist, ook nu het kabinet is gevallen en het
onderwerp in uw portefeuille is terecht gekomen? Zo ja, op welke wijze geeft u daar
op dit moment invulling aan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1 en 2
Ja, ik ben bekend met de aard en omvang van femicide in Nederland en ik deel de opvatting
dat femicide, evenals huiselijk geweld en kindermishandeling, een groot maatschappelijk
veiligheidsprobleem is in Nederland dat structurele aandacht en effectieve oplossingen
vereist.
Onze samenleving is recent opnieuw opgeschrikt door een aantal vreselijke zaken waarin
meisjes en vrouwen zijn omgebracht. We weten uit wetenschappelijk en statistisch onderzoek
dat geweld tegen vrouwen een omvangrijk veiligheidsprobleem is in Nederland, met vergaande
gevolgen voor zowel slachtoffers en hun families, en ook voor buurten, gemeenten en
de samenleving als geheel. Ook de brede maatschappelijke aandacht laat zien hoe urgent
dit probleem is. Het is van belang dat we dit geweld ook op de lange termijn op verschillende
fronten bestrijden. Het kabinet werkt met gemeenten en de betrokken instanties aan
gerichte versterking van de aanpak. Samen met de Staatssecretaris Langdurig en Maatschappelijke
Zorg en de Staatssecretaris Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zet ik mij, net als mijn
voorgangers op het departement, hiervoor met overtuiging in. In de brief over de voortgang
van de prioriteiten uit het plan van aanpak «Stop femicide!» van 10 juli jl. staat
beschreven hoe wij dat doen.1
Vraag 3
Bent u op de hoogte van de verschillende beleidsvoorstellen, moties en toezeggingen
die de afgelopen jaren in de Tweede Kamer zijn gedaan ten aanzien van de aanpak van
femicide en geweld tegen vrouwen? Kunt u per voorstel of toezegging aangeven wat de
huidige status van uitvoering is?
Antwoord 3
Ja, ik ben op de hoogte van de verschillende beleidsvoorstellen, moties en toezeggingen
die de afgelopen jaren in de Tweede Kamer zijn gedaan over de aanpak van femicide
en geweld tegen vrouwen. Voor reacties hierop verwijs ik u (onder meer) naar het plan
van aanpak «Stop femicide!» d.d. 7 juni 2024, de bovengenoemde Kamerbrief van 10 juli
2025, evenals de Verzamelbrief naar aanleiding van het commissiedebat Zeden en (on)veiligheid
van vrouwen d.d. 14 november 20242 en de brief met toelichting op de verkenning naar een 24/7 meldpunt femicide en het
verbeteren van de bereikbaarheid van Veilig Thuis en reactie op de initiatiefnota
van het lid Mutluer d.d. 1 april 2025.3 In al deze stukken kunt u lezen welke acties door het kabinet worden ondernomen in
de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en het voorkomen van femicide.
In de brief van 10 juli 2025 (inclusief de bijlage) is de meest recente stand van
zaken opgenomen.
Vraag 4
Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel Strafbaarstelling psychisch geweld verwachten?
Kunt u toelichten waarom de eerdere toezegging van de vorige Staatssecretaris, om
dit wetsvoorstel in mei aan de Kamer te sturen, niet is nagekomen?
Antwoord 4
Ik verwacht dat dit wetsvoorstel voor de zomer van 2026 in consultatie kan gaan. Ik
verwijs u naar de met uw Kamer gedeelde contouren van het wetsvoorstel voor de afzonderlijke
strafbaarstelling van psychisch geweld. Er is voor gekozen om deze contouren als bijlage
mee te sturen bij de brief van 10 juli over de voortgang van de prioriteiten uit het
plan van aanpak «Stop femicide!».
Dit wetsvoorstel is een belangrijk onderdeel van de versterking van de strafrechtelijke
aanpak van psychisch geweld. Naast dit wetsvoorstel wordt gewerkt aan het vergroten
van kennis over psychisch geweld binnen de betrokken organisaties en het verbeteren
van de dossiervorming. Beide zijn cruciaal voor het verbeteren van de bewijsvoering
in strafzaken waarin psychisch geweld aan de orde is. Ik attendeer u ook op het onderzoeksrapport
Psychisch geweld in het strafrecht van de Rijksuniversiteit Groningen, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek-
en Datacentrum (WODC), dat op 28 augustus jl. met uw Kamer is gedeeld.4 De bevindingen van dit rapport worden benut voor het wetsvoorstel.
Vraag 5
Wanneer ontvangt de Kamer de brief met een voortgangsrapportage over de prioriteiten
uit het actieplan «Stop Femicide»? Welke concrete resultaten zijn reeds geboekt?
Antwoord 5
Deze brief heeft uw Kamer op 10 juli jl. ontvangen.
Vraag 6
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Becker en Van der Werf (Kamerstuk 29 279, nr. 890) en het bijbehorende toegezegde onderzoek naar de wijze waarop landelijke coördinatie
in de aanpak van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld en kindermishandeling kan
worden vormgegeven? Wanneer kan de Kamer de resultaten verwachten aangezien deze in
juni 2025 werden verwacht?
Antwoord 6
Zoals ook beschreven in de brief van 10 juli jl. komen wij na de zomer van 2025 met
een beleidsreactie op de verkenning van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur
(NSOB) naar de verschillende vormen waarop coördinatie van het beleid en de aanpak
kan worden vormgegeven. Het rapport van de NSOB zal zo snel mogelijk aan uw Kamer
worden aangeboden. Daarnaast verwijs ik u naar bijlage 1 «Overige moties en toezeggingen»
(pagina 2) bij de brief van 10 juli jl. met betrekking tot de motie Becker en Van
der Werf.
Vraag 7
Hoe staat het met de uitvoering van de motie Van der Werf c.s. over onderzoek naar
een Nederlandse variant van Clare’s Law?
Antwoord 7
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid financiert een eerste (juridische) verkenning
die op initiatief van de Open Universiteit samen met onder andere de gemeente Rotterdam,
de politie en Filomena Rotterdam op korte termijn wordt uitgevoerd, mede naar aanleiding
van een recent werkbezoek door een aantal van deze partijen aan het Verenigd Koninkrijk.
De resultaten van deze verkenning zijn naar verwachting in januari 2026 gereed. Omwille
van de snelheid is ervoor gekozen om geen separaat onderzoek te starten maar aan te
haken op dit lokale initiatief.
Vraag 8
Hoe staat het met de toezegging dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid in gesprek
gaat met politie, het Openbaar Ministerie en de rechtspraak hoe kennis over rode vlaggen,
intieme terreur en femicide verder kan worden geborgd? Hebben deze gesprekken al plaatsvonden?
Zo ja, wat waren de uitkomsten en kunnen deze worden gedeeld met de Kamer? Zo niet,
gaan deze gesprekken nog plaatsvinden?
Antwoord 8
In de eerdergenoemde brieven is beschreven op welke wijze de deskundigheid over rode
vlaggen, dwingende controle en femicide binnen onder meer de politie, het Openbaar
Ministerie en in de rechtspraak wordt geborgd en vergroot. Het bredere traject ter
ontwikkeling van een strategie voor deskundigheidsbevordering onder professionals
is hier ook op gericht. Met de politie en het Openbaar Ministerie vinden gesprekken
plaats over het bevorderen en borgen van deze kennis. Met de rechtspraak ga ik nog
nader in gesprek over de wijze waarop de deskundigheid over deze onderwerpen ook onder
rechters kan worden vergroot. Daarnaast dragen acties als het verbeteren van het zicht
op veiligheid in gezag- en omgangszaken en het verbeteren van de dossiervorming voor
een betere strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld ook bij aan de informatiepositie
van rechters.
Vraag 9
Wat is de status van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC)-onderzoek
naar de huidige strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld? Wanneer kan de Kamer
de resultaten verwachten?
Antwoord 9
Dit onderzoek is op 28 augustus jl. met de Kamer gedeeld.
Vraag 10
Wat is de status van het internationaal rechtsvergelijkend onderzoek over strafbaarstelling
psychisch geweld? Kunt u toelichten welke landen worden betrokken in dit onderzoek
en wanneer de Kamer de resultaten kan verwachten?
Antwoord 10
Dit onderzoek wordt momenteel uitgevoerd, de resultaten worden in het vierde kwartaal
van 2025 verwacht. De opzet van dit onderzoek is eerder met uw Kamer gedeeld, als
bijlage bij de brief over de voortgang van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
d.d. 22 september 2023.5 De volgende landen zijn in dit onderzoek betrokken: Engeland en Wales, Ierland, Denemarken,
Frankrijk en Cyprus.
Vraag 11
Hoe staat het met de uitvoering van de toezegging om het klachtvereiste bij stalking
te laten vervallen? Kunt u een tijdspad schetsen voor de afschaffing van dit vereiste
en toelichten wat dit betekent voor slachtoffers?
Antwoord 11
In de eerdergenoemde contouren van de afzonderlijke strafbaarstelling van psychisch
geweld staat vermeld dat het wegnemen van het klachtvereiste voor belaging (stalking)
zal worden meegenomen in de afzonderlijke strafbaarstelling van psychisch geweld.
Dit betekent dat de mogelijkheid om een strafvervolging in te stellen niet afhankelijk
zal zijn van de wens daartoe van het slachtoffer. Het Openbaar Ministerie zal de mogelijkheid
hebben om op eigen initiatief een opsporingsonderzoek te verrichten en vervolging
in te stellen.
Vraag 12
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de gesprekken tussen de Nationaal Coördinator
Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en de Britse autoriteiten over het aanmerken
van vrouwenhaat als extremistische ideologie? Hebben deze gesprekken inmiddels plaatsgevonden?
Zo ja, kan hierover iets met de Kamer worden gedeeld? Zo niet, gaan deze gesprekken
nog plaatsvinden?
Antwoord 12
Ja, in bijlage 1 «Overige moties en toezeggingen» (pagina 8–9) bij de brief van 10 juli
jl. is uw Kamer hierover al geïnformeerd.
Vraag 13
Is de publiekscampagne, die wordt gefinancierd met de middelen uit amendement-Mutluer
(Kamerstuk 36 600 VI, nr. 34), al van start gegaan? Zo ja, hoe ziet deze publiekscampagne eruit? Zo niet, wanneer
gaat deze campagne van start?
Antwoord 13
Deze publiekscampagne gaat op 25 september 2025 van start. In deze campagne wordt
het publiek geïnformeerd over de specifieke signalen van dwingende controle, en over
de handelingsopties die men heeft als men dergelijke signalen herkent. Tegelijk met
deze campagne wordt een informatietour over dwingende controle georganiseerd voor
alle medewerkers van o.a. politie, Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming,
reclassering en Veilig Thuis, met het doel om bewustwording binnen deze organisaties
verder te vergroten.
Vraag 14
Hoe staat het met de ontwikkeling van een nationale femicide-monitor, zoals eerder
is toegezegd in de beantwoording van Kamervragen? Welke stappen zijn reeds gezet,
wie is verantwoordelijk voor de uitvoering en wanneer verwacht u dat deze monitor
operationeel is?
Antwoord 14
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid financiert de Universiteit Leiden voor het
opzetten van de Nederlandse Femicide Monitor voor de periode van 2025 tot en met 2029.
Deze monitor gaat inzicht bieden in de omvang en aard van vrouwenmoord in Nederland
en in de kenmerken en subtypen van deze zaken. Dit wordt gedaan aan de hand van een
wetenschappelijke analyse van politiedata, OM-data, rechtbankdata en mediaberichten
vanaf 2014. De bevindingen vormen een verdieping van de jaarlijkse CBS-statistieken
over moord en doodslag in Nederland. De Universiteit Leiden publiceert vanaf 2025
jaarlijks over de statistieken van het afgelopen jaar. Daarnaast worden er periodieke
overzichtsrapportages over een langere periode gepubliceerd. Ook produceert de Universiteit
Leiden rapportages over specifieke kenmerken van vrouwenmoord in Nederland, evenals
een webapplicatie «Femicide in Nederland» en kennisuitwisseling door o.a. workshops
en symposia. Ook stelt de Universiteit Leiden de betreffende onderzoeksdata beschikbaar
aan onder meer het WODC en het CBS, zodat ook eventueel verdiepend onderzoek uitgevoerd
kan worden. Tenslotte kan de Femicide Monitor ook als basis dienen voor de selectie
van casussen voor de in de brief van 10 juli jl. genoemde huiselijk geweld-reviews.
Vraag 15
Hoe staat het met de ontwikkeling van een strategie voor deskundigheidsbevordering
over de rode vlaggen van femicide bij diverse bevolkingsgroepen? Is hiervoor reeds
een opdracht verstrekt? En wat is op dit moment de status van deze strategie? Wie
is er verantwoordelijk voor de uitrol en implementatie van deze strategie?
Antwoord 15
In aanvulling op de informatie over de totstandkoming van een strategie voor deskundigheidsbevordering
voor professionals in de brief van 10 juli jl. (p. 4–5), kan ik u namens de Staatssecretaris
Langdurige en Maatschappelijke Zorg melden dat de aanbestedingsprocedure bijna is
afgerond.
Vraag 16
Hoe staat u tegenover de instelling van een regeringscommissaris voor huiselijk geweld
en geweld tegen vrouwen, in lijn met artikel 10 van het Verdrag van Istanboel, waarin
deze functie als verplichting is opgenomen? Overweegt u om tot instelling over te
gaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
Zie het antwoord op vraag 6.
Vraag 17
Wat is de status van het toegezegde gesprek tussen de (destijds) Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Rechtsbescherming over omgangsregelingen
voor kinderen na partnerdoding? Heeft dit gesprek plaatsgevonden? Zo ja, wat waren
de uitkomsten en welke vervolgstappen zijn genomen? Zo nee, wanneer zal dit gesprek
plaatsvinden?
Antwoord 17
Ja, het gesprek tussen de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en
Staatssecretaris Rechtsbescherming over omgangsregelingen voor kinderen na partnerdoding
heeft plaatsgevonden. Ik verwijs u naar bijlage 1 «Overige moties en toezeggingen»
bij de brief van 10 juli jl. (pagina 7–8) over de uitkomsten van dit overleg. Samen
met de betrokken uitvoeringsorganisaties, experts en nabestaanden zal ik verkennen
wat de mogelijkheden zijn om het proces rond contact-, omgang- en gezagskwesties voor
nabestaanden te verbeteren, uiteraard zonder daarbij af te doen aan het belang van
het kind.
Vraag 18
Hoe staat het met de interne verkenning binnen de politie naar regievoering binnen
een eenheid in zaken van huiselijk geweld en femicide? Op welke wijze wordt in deze
verkenning gekeken naar het mogelijk aanstellen van een interne casusregisseur per
zaak?
Antwoord 18
Het verbeteren van de interne casusregie binnen de politie bij (ex-)partnerstalking
is een belangrijke verbeteractie naar aanleiding van aanbevelingen van de Inspectie
Justitie en Veiligheid.6 Deze taak behoort bij de casusregisseur stalking in het basisteam.
Elk basisteam moet minimaal twee casusregisseurs stalking hebben die bij gemiddelde
en hoog risico stalkingscasuïstiek regie voeren. Daarnaast is de politie ook bezig
om de regievoering door te ontwikkelen naar de rol van regisseur Zorg en Veiligheid
die zich naast stalking en huiselijk geweld ook bezighoudt met andere thema’s rond
Zorg en Veiligheid waarbij toenemende of ernstige zorgen zijn, zoals personen met
verward/onbegrepen gedrag, kindermishandeling en jeugd. Een interne politiemedewerker
heeft deze rol. Elke politie-eenheid maakt een plan van aanpak waarin staat op welke
wijze de rol van regisseur Zorg en Veiligheid wordt ingevuld. Zij doen dit volgens
de kaders die hiervoor op landelijk politieniveau zijn vastgesteld. De realisatie
hiervan is inmiddels in verschillende eenheden gestart. De korpsleiding stuurt hierop.
Dit is eveneens beschreven in de brief van 10 juli jl.
Vraag 19
Bent u bereid deze vragen een voor een te beantwoorden voor het notaoverleg op 22 september
2025?
Antwoord 19
Ja, hoewel enkele vragen geclusterd zijn beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
K.M. Becking, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
N.J.F. Pouw-Verweij, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.