Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Smitskam over het bericht ‘Zedendelinquenten werkten mogelijk in kinderopvang en taxibranche door blunder justitie’
Vragen van het lid Smitskam (PVV) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Zedendelinquenten werkten mogelijk in kinderopvang en taxibranche door blunder justitie» (ingezonden 11 juni 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Struycken (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 4 juli
2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2614.
Vraag 1
Waarom is in vijf van de zes gevallen van een verdenking van een zedendelict geen
vervolging ingesteld? Betrof dit een gebrek aan bewijs, een sepotbeslissing op andere
gronden of is sprake geweest van een andere afweging?1
Antwoord 1
In lijn met het opportuniteitsbeginsel beslist het Openbaar Ministerie (OM) te allen
tijde zelf of wordt overgegaan tot de vervolging van een strafbaar feit. Het is dan
ook niet aan mij om in te gaan op de afwegingen die het OM in individuele gevallen
maakt en de uitkomsten van deze afwegingen. In het algemeen kan het OM afzien van
vervolging indien op grond van het onderzoek geconcludeerd moet worden dat niet vervolgd
kan worden omdat een veroordeling niet haalbaar is (technisch sepot) of indien een
vervolging (technisch) mogelijk is, maar op gronden aan het algemeen belang ontleend
onwenselijk is (beleidssepot). In de vijf gevallen waarbij er sprake was van een verdenking
van een zedendelict en geen vervolging is ingesteld, ging het om technisch sepots.
Vraag 2
Zijn ouders van kinderen die in opvang zaten op een locatie waar een medewerker verdacht
is (geweest) van een zedenmisdrijf geïnformeerd over deze verdenking, zodat zij het
gedrag van hun kinderen actief konden monitoren op mogelijke aanwijzingen van slachtofferschap?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Zoals in mijn Kamerbrief van 6 juni jl. is toegelicht, heeft de Justitiële Informatiedienst
(Justid) in de periode 2018–2025 drie signalen over personen die werkzaam zijn in
de kinderopvang gerelateerd aan zedenzaken niet doorgezet naar Justis. Justis heeft
onderzocht of deze personen op basis van het signaal een risico vormden voor de uitoefening
van hun functie en heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is. Justis heeft daarom
geen kennisgeving verstuurd aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).2 Dit betekent dat andere partijen niet zijn geïnformeerd over de betreffende personen.
Vraag 3
Kunt u concreet aangeven welke soorten overtredingen en misdrijven leiden tot het
weigeren of intrekken van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) in de context van
de kinderopvang?
Antwoord 3
In de kinderopvang wordt gewerkt met een kwetsbare groep die zo goed mogelijk beschermd
moet worden. De personen die werkzaam zijn in de kinderopvang zijn belast met de zorg
en het welzijn van kinderen. Ook hebben zij een voorbeeldfunctie en kunnen zij invloed
uitoefenen op de aan hen toevertrouwden door middel van hun gedragingen.
Justis beoordeelt het risico voor de samenleving van het strafrechtelijk verleden
in verband met het doel waarvoor de VOG wordt gevraagd. Daarbij betrekt Justis ook
de omstandigheden van het geval, waaronder het tijdsverloop na het delict, de afdoening
van het delict en het belang van de aanvrager. Dat maakt elke beoordeling van een
VOG-aanvraag maatwerk. Een seksueel misdrijf leidt in beginsel tot het weigeren van
de afgifte van een VOG voor het werken met kinderen. Er geldt hiervoor een verscherpt
toetsingskader. De VOG kan in deze gevallen enkel worden afgegeven indien de weigering
van de VOG evident disproportioneel is. Ook gewelds- en vermogensdelicten en overtredingen
van de Opiumwet of machtsmisbruik, zoals afpersing en chantage, kunnen een gevaar
vormen voor de veiligheid in de kinderopvang. Daarom weegt Justis deze feiten zwaar
mee in de beoordeling.
Vraag 4
In het ene geval waarin een vervolging voor een zedenmisdrijf in de taxibranche heeft
plaatsgevonden: is dit zedendelict gepleegd tijdens de werkzaamheden in de taxibranche,
jegens een klant of in een andere context?
Antwoord 4
Vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkene kan ik niet
ingaan op individuele casuïstiek. In het algemeen kan ik aangeven dat in de VOG-beoordeling
wordt onderzocht in welke context het delict gepleegd is en dat er in de beoordeling
zwaar gewicht wordt toegekend aan delicten gepleegd in de functie en/of context waarvoor
een VOG wordt aangevraagd.
Vraag 5
Zijn de 477 personen die mogelijk nog werkzaam zijn in de kinderopvang of taxibranche
inmiddels allemaal gescreend op relevante antecedenten, en zo ja, zijn werkrelaties,
ouders en/of cliënten van deze personen op de hoogte gesteld van mogelijke risico’s?
Antwoord 5
Alle personen die mogelijk nog werkzaam zijn in de kinderopvang en de taxibranche
zijn inmiddels gescreend door Justis. Voor nadere informatie over de herbeoordeling
en de aantallen verwijs ik u graag naar mijn brief van 24 juni jl.3
In de kinderopvang is het proces continue screening gevolgd conform de Handleiding continue screening kinderopvang. In vijf gevallen heeft dit geleid tot een kennisgeving. Alle partijen in de keten
zijn geïnformeerd over deze signalen. Dit betreft DUO, Gemeentelijke Gezondheidsdiensten
(GGD’en), gemeenten en houders van een kinderopvanglocatie. Bij de vijf gevallen hebben
houders en/of gastouderbureaus vervolgens gepaste actie ondernomen. Dit kan betekenen
dat de betreffende personen op non-actief zijn gezet, de toegang is ontzegd of dat
de gastouderopvang op verzoek van het gastouderbureau is gestaakt totdat een nieuwe
VOG kan worden verstrekt.
Het is aan houders van een kinderopvanglocatie om ouders te informeren, zodra duidelijk
is dat een persoon geen nieuwe VOG krijgt en wordt ontslagen of de relatie tussen
het gastouderbureau en de gastouder officieel wordt beëindigd. Wanneer en hoe dit
wordt gedaan is aan de houder om af te wegen.
Justis heeft voor negen chauffeurs in de taxibranche een signaal verstuurd aan de
Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft deze signalen doorgezet aan
Kiwa Register, waarop Kiwa Register deze chauffeurs heeft verzocht om een nieuwe VOG
aan te vragen. Als de VOG niet verleend wordt, wordt de chauffeurskaart van deze persoon
ingetrokken. Iedere taxi moet beschikken over een boardcomputer. Voor bediening hiervan
is de chauffeurskaart nodig. Als de chauffeurskaart is ingetrokken, kan de betreffende
chauffeur niet meer werken in de taxibranche. Wanneer de ILT informatie heeft over
de werkgever van de chauffeur, dan wordt deze geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.