Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Mutluer over het bericht ‘Schrikbarende toename van online oplichting’
Vragen van lid Mutluer (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Schrikbarende toename van online oplichting in Nederland» (ingezonden 16 april 2025).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 4 juli 2025). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 2117.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel getiteld «Online oplichting in Nederland stijgt schrikbarend:
2,4 miljoen slachtoffers»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het feit dat het aantal slachtoffers van online oplichting in
Nederland is gestegen tot maar liefst 2,4 miljoen schrikbarend is? Zo ja, waarom?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ieder slachtoffer van online fraude is er één te veel. Ik betreur het feit dat het
aantal slachtoffers van online oplichting in 2024 ten opzichte van 2022 is gestegen.2 De maatschappelijke impact van online fraude is groot en het zorgt voor zowel financiële
als mentale problemen bij slachtoffers. Mijn ministerie werkt daarom al enkele jaren
gezamenlijk met publieke en private partners aan een integrale aanpak van online fraude.
Vraag 3
Kunt u verklaren hoe het komt dat vooral jongeren hierbij vaker getroffen worden dan
ouderen: 20 procent van de 15- tot 25-jarigen, tegenover 10 procent van de 65-plussers?
Antwoord 3
Een groot deel van de 15–25-jarigen brengt veel tijd door op het internet. Ze maken
dagelijks gebruik van apps, sociale media en websites waardoor zij meer risico lopen
dan anderen. Criminelen die zich schuldig maken aan online fraudevormen maken hier
handig gebruik van en richten zich in sommige situaties juist op deze groep potentiële
slachtoffers. Zo plaatsen zij veelvuldig «te mooi om waar te zijn»-aanbiedingen op
sociale media waarbij specifieke goederen die aantrekkelijk zijn voor jongeren worden
aangeboden. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid werkt sinds enkele
jaren samen met scholieren.com aan een preventiecampagne specifiek gericht op jongeren.
Uit recent onderzoek is gebleken dat er nog veel winst te behalen valt met campagnes
gericht op beveiligingsmaatregelingen die jongeren zelf kunnen treffen om hun kans
op slachtofferschap te verkleinen.3 Dit is ook één van de zaken waar de pijler preventie en weerbaarheid van de integrale
aanpak zich op richt.
Er zijn dan ook de nodige campagnes door de overheid ontwikkeld om burgers weerbaarder
tegen gevaren online te maken, waaronder online fraude, zoals met social engineering campagnes, campagnes van veiliginternetten.nl etc.
Vraag 4
Kunt concreet aangeven welke concrete maatregelen er de afgelopen twee jaar genomen
zijn om online oplichting tegen te gaan? Kunt u per maatregel aangeven wat het effect
daarvan had moeten zijn op het tegengaan van die oplichting en wat het effect in de
praktijk was?
Antwoord 4
Het kabinet investeert dit jaar 52,6 miljoen euro in de politie en de strafrechtketen
voor de aanpak van cybercrime en gedigitaliseerde criminaliteit, waar online fraude
een belangrijk onderdeel van uitmaakt. In de laatste Veiligheidsagenda zijn streefnormen
van de politie opgenomen voor de aanpak. Dit bevat de streefnorm voor het minimumaantal
verdachten, het aantal onderzoeken voor criminele samenwerkingsverbanden maar ook
het percentage voor alternatieve afdoeningen. Over de behaalde resultaten wordt uw
Kamer jaarlijks geïnformeerd in de voortgangsrapportage. Deze wordt op korte termijn
aan uw Kamer toegestuurd.
Strafrecht alleen gaat online fraude niet oplossen, daarom is het van groot belang
dat ook private partijen en het bedrijfsleven in het bijzonder online oplichting zo
breed, effectief en efficiënt mogelijk aanpakken, om slachtofferschap te voorkomen.
Sinds 2023 werkt mijn ministerie samen met het Ministerie van Economische Zaken, het
Ministerie van Financiën, de politie, het Openbaar Ministerie, VNO-NCW/MKB Nederland,
de Consumentenbond, de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), de Fraudehelpdesk
en andere meldpunten, Slachtofferhulp Nederland, COIN, en Thuiswinkel.org in een integrale
aanpak online fraude. Binnen de aanpak werken deze en andere partijen samen om het
online oplichters zo moeilijk mogelijk te maken en slachtofferschap van burgers en
ondernemers te voorkomen. Binnen de integrale aanpak wordt gewerkt langs vijf pijlers,
waaronder barrières en interventies, preventie en weerbaarheid, en hulp aan slachtoffers.
Zo wordt er geïnvesteerd in campagnes en het weerbaarder maken van burgers en bedrijven
tegen online fraude en oplichting. In samenwerking met het Centrum voor Criminaliteitspreventie
en Veiligheid zijn er folders met zogenoemde vuistregels en een specifieke tool ontwikkeld
die burgers en bedrijven informeren over online oplichting en hen handvatten biedt
om snel en efficiënt hulp te zoeken. Daarnaast werken de partners uit de integrale
aanpak samen om de teksten op hun websites eenduidig te maken en hun dienstverlening
zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. De politie heeft met Operatie Centurion
de afgelopen jaren repressief ingezet en de inzet versterkt op het thema online criminaliteit.
Deze projectmatige inzet wordt de komende jaren structureel geborgd.
Tot slot wil ik u wijzen op één van de vele initiatieven die publieke en private partners
ondernemen: het initiatief «Bank voor de klas» waarbij banken in samenwerking met
de politie in 2024 voorlichting hebben gegeven aan ruim 53.000 leerlingen in het basisonderwijs,
het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.4 Jongeren werden met dit initiatief wegwijs gemaakt met het herkennen en voorkomen
van online fraude.
De effecten van de maatregelen die worden getroffen om online fraude tegen te gaan
zijn moeilijk te meten. Pas op lange termijn zijn directe effecten van campagnes merkbaar.
Daarnaast is het thema online fraude voortdurend aan verandering onderhevig en worden
er steeds weer nieuwe vormen van online oplichting en fraude waargenomen.
Vraag 5
Is het waar dat slachtoffers van online oplichting zich vaak onvoldoende geholpen
voelen door politie en justitie? Zo ja, hoe komt dat en wat wordt er gedaan om dit
vertrouwen te herstellen? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Antwoord 5
Politie en justitie pakken niet alle oplichtingszaken strafrechtelijk op, dat kan
ook niet omdat daar niet genoeg capaciteit voor is. De politie en het Openbaar Ministerie
kunnen niet aan alle strafbare feiten prioriteit geven en een strafrechtelijke opvolging
is niet altijd mogelijk. Ook worden er wel eens fouten gemaakt, bijvoorbeeld bij het
opnemen van een aangifte. De afgelopen periode zijn er maatregelen getroffen om de
ondersteuning van mensen die te maken krijgen die te maken krijgen met online fraude
te verbeteren.
De politie en het OM hebben samen met andere partijen de afgelopen jaren geïnvesteerd
in een verbetering van de integrale aanpak van online fraude. Zo heeft de politie
meerdere initiatieven gestart om de dienstverlening aan slachtoffers van online criminaliteit
te verbeteren. Met het project digitale meldkamer gaat de politie bij online criminaliteit
die net heeft plaatsgevonden of anderszins urgent is, direct ter plaatse voor het
veiligstellen van sporen, het opnemen van de aangifte en het geven van slachtofferhulp.
Uit evaluatie komt naar voren dat slachtoffers tevreden zijn over deze mogelijkheid.
Dit project is onlangs in werking getreden in alle eenheden waardoor deze werkwijze
tot standaard is verheven.5
Daarnaast hebben verschillende partners uit de integrale aanpak vuistregels ontwikkeld
voor slachtoffers van online criminaliteit waardoor de informatievoorziening aan slachtoffers
is verbeterd. Slachtoffers van aan- en verkoopfraude die online aangifte doen en wiens
zaak niet strafrechtelijk wordt opgepakt, worden gewezen op de mogelijkheden die ze
zelf kunnen ondernemen, waaronder het verhalen van de schade op de oplichter. Alle
slachtoffers die aangifte doen worden gewezen op de mogelijkheid van slachtofferhulp.
Indien zij dat aangeven, vindt doorverwijzing plaats naar Slachtofferhulp Nederland.
Verder investeert dit kabinet fors in de aanpak van gedigitaliseerde criminaliteit,
waaronder online fraude, door de politie. De politie gaat een centrale voorziening
voor gedigitaliseerde criminaliteit inrichten ten behoeve van de regionale eenheden
en de Eenheid Landelijke Opsporing en Interventies. Bovendien zal de politie met de
beschikbaar gestelde middelen de uitvoeringscapaciteit voor de aanpak van gedigitaliseerde
criminaliteit in de eenheden vergroten. De kennis en vaardigheden van digitale opsporing
gaat politie ook vergroten met de toegekende gelden. Bovendien heeft de politie aandacht
voor de impact van online oplichting op slachtoffers en past haar werkwijzen daarop
aan.6 De politie stimuleert de aangiftebereidheid en meldingsbereidheid van online fraude,
maar wijst (mogelijke) slachtoffers ook op manieren of instanties voor het verkrijgen
van (gedeeltelijke) genoegdoening, zoals civiel schadeverhaal, het verwijderen van
online berichten of emotionele hulp.
Vraag 6
Wordt er vanuit de justitiële autoriteiten effectief samengewerkt met banken, online
platforms en telecomaanbieders om oplichting te voorkomen en snel op te treden bij
signalen van fraude? Waar bestaat die samenwerking concreet uit en waaruit blijkt
dat die samenwerking effectief is? Acht u het nodig die samenwerking te intensiveren
en op welke wijze gaat u dat doen?
Antwoord 6
In het kader van de integrale aanpak online fraude werken de politie en het Openbaar
Ministerie regelmatig samen met banken en telecomaanbieders. Deze samenwerking heeft
onder andere geleid tot het sluiten van bankrekeningen van meerdere stelselmatige
fraudeurs. Daarnaast wordt onder meer gewerkt aan de knelpunten bij gegevensdeling
die worden ervaren in de samenwerking met banken, telecomaanbieders en online platformen.
In de volgende voortgangsbrief over de integrale aanpak van online fraude zal ik u
hier nader over informeren. Begin dit jaar heeft de Minister van Economische Zaken
u geïnformeerd voornemens te zijn een voorstel in te dienen om de Telecommunicatiewet
aan te passen om het misbruik van telecommunicatievoorzieningen te bestrijden ten
behoeve van de aanpak van online fraude.7
In aanvulling op het antwoord op vraag 4 verwijs ik naar de verschillende samenwerkingsvormen
zoals het Landelijk Meldpunt Internetoplichting (LMIO) en Electronic Crimes Taskforce
(ECTF). Het LMIO is een samenwerking tussen de politie, banken, het Openbaar Ministerie,
Marktplaats en internetserviceproviders. Het doel van LMIO is om internetoplichting,
vooral in online handelsomgevingen, te verminderen door aangiftes te behandelen, te
analyseren en te veredelen, en door samen te werken aan het signaleren en aanpakken
van oplichters. Het ECTF is in 2011 opgericht met als doel om in publiek-privaat verband
digitale criminaliteit te bestrijden. Deze samenwerkingen zijn waardevol, aangezien
gedigitaliseerde criminaliteit een complex maatschappelijk probleem is en dit niet
alleen met het strafrecht is op te lossen.
Vraag 7
Hoe vaak hebben slachtoffers van online oplichting in 2024 een verzoek gedaan bij
de banken om via de PNBF-regeling terugbetaling te vorderen van hun oplichters? En
hoe vaak hebben zij bij weigering hiervan de NAW-gegevens van hun oplichters opgevraagd
en gekregen?
Antwoord 7
Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording van eerdere vragen van het lid Mutluer,
bevestigt de Betaalvereniging Nederland dat de toepassing niet centraal wordt geregistreerd
en dat dit een aangelegenheid is van individuele banken in hun hulp aan slachtoffers
en de wederkerige bereidheid van twee banken om primair buitengerechtelijke bemiddeling
mogelijk te maken tussen hun beider rekeninghouders.8 Het is daardoor niet mogelijk om een overzicht te verkrijgen van het aantal verzoeken
in het kader van de PNBF-regeling (de Procedure NAW-gegevens Begunstigde bij niet-bancaire
Fraude).
Vraag 8
Kunt u aangeven hoe gevolg is gegeven aan motie-Mutluer9 waarbij is gevraagd om in samenspraak met Betaalvereniging Nederland en de Nederlandse
Vereniging van Banken de PNBF-regeling bekender te maken en uit te bereiden naar paymentserviceproviders?
Antwoord 8
Mijn ministerie is aan het begin van dit jaar in gesprek gegaan met de Betaalvereniging
Nederland over de PNBF-regeling. De Betaalvereniging Nederland (BVN) heeft in dit
gesprek bevestigd dat er met de aangesloten Nederlandse banken, leden en Nederlandse Payment Service Providers een regeling hieromtrent
is afgesproken. Deze regeling ziet op het volgende: de bank van het slachtoffer informeert
de eigen rekeninghouder over de mogelijkheid van het indienen van een terugbetalingsverzoek
en in een latere fase onder voorwaarden een verzoek tot verstrekking van NAW-gegevens.
Deze afgesproken regeling betreft een interbancaire voorziening die de leden op vrijwillige
basis aanbieden. Aangezien een bank – van ogenschijnlijk betrouwbare transacties –
niet kan zien dat een betaalopdracht werd gegeven onder invloed van een strafbaar
feit, is van belang te vermelden dat de gedupeerde rekeninghouder wel zelf contact
met de bank zoekt alvorens de bank de rekeninghouder over deze optie kan informeren.
Ook de bij de BVN aangesloten Payment Service Providers kunnen deze regeling reeds
toepassen.
Ten aanzien van de bekendheid van de PNBF kan ik bevestigen dat BVN en NVB onderschrijven
dat informatieverstrekking vanuit banken over de PNBF actief gebeurt, zoals ook via
de website www.veiligbankieren.nl.
Tot slot blijft de inzet van PNBF beperkt omdat toepassing hiervan beperkt is tot
wegsluizen van frauduleuze gelden van Nederlandse rekeningnummers naar NL IBAN-nummers.
Criminelen zoeken manieren om geld weg te sluizen waar de pakkans het kleinst is.
De Nederlandsche Vereniging van banken geeft aan te zien dat het merendeel van de
frauduleuze gelden nu rechtstreeks richting buitenland gaat, gepind wordt, in crypto
worden omgezet, of via (internationale) Payment Service Providers weggesluisd wordt.
Vraag 9
Deelt u de mening dat de bestrijding van online oplichting meer prioriteit zou moeten
krijgen binnen het justitie- en veiligheidsdomein? Zo ja, worden er in dat licht meer
capaciteit en middelen vrij gemaakt voor de opsporing en vervolging van digitale fraude
en online oplichting? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Online oplichting is één van de grootste criminaliteitsvormen en is schaalbaar, internationaal
en daarom een hardnekkig fenomeen dat bestreden moet worden. Zoals ik in antwoord
op vraag 4 heb toegelicht investeert dit kabinet 52,6 miljoen euro in de politie en
de strafrechtketen voor de aanpak van cybercrime en gedigitaliseerde criminaliteit,
waar online fraude een belangrijk onderdeel van uitmaakt. Ook de politie spant zich
conform de Veiligheidsagenda in voor de bestrijding van gedigitaliseerde criminaliteit.
De verwachting is dat dit een belangrijk thema blijft voor de komende jaren. Zoals
ook toegelicht is de rol van alleen het strafrecht onvoldoende. Daarom is er ook geïnvesteerd
in een integrale samenwerking met publieke en private partijen. In dit kader wijs
ik u op mijn antwoord op vraag 5.
Vraag 10
Welke rol ziet u voor het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC), het Digital Trust
Center (DTC) en andere instanties in de aanpak van deze problematiek?
Antwoord 10
Ik zie in het geval van online oplichting maar een beperkte rol weggelegd voor het
Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). Online oplichting is een vorm van gedigitaliseerde
criminaliteit, daar waar het NCSC zich richt op de cybersecurity van Nederland en
de bescherming van de digitale infrastructuur. Het NCSC signaleert algemene trends
op het gebied van cybersecurity, deelt dreigingsinformatie en ontwikkelt handreikingen,
handelingsperspectieven en praktische richtlijnen om organisaties en burgers te ondersteunen
bij het versterken van hun digitale weerbaarheid. Daarnaast publiceert het beveiligingsadviezen
en -rapporten en werkt het intensief samen met verschillende veiligheidsinstanties.
Het Digital Trust Center (DTC) is een belangrijke partner in de bestrijding van online
fraude. Het DTC informeert ondernemers hoe zij veilig digitaal kunnen ondernemen,
bijvoorbeeld door het aanbieden van de Basisscan Cyberweerbaarheid en de CyberVeilig Check voor zzp en mkb. Ook biedt de organisatie een praktische actielijst aan met behulpzame
activiteiten en tips om ondernemingen digitaal weerbaar te maken. Daarnaast hebben
het NCSC en DTC recent vijf basisprincipes van digitale weerbaarheid opgesteld, die
organisaties handvatten bieden voor het ontwikkelen van een gezonde en degelijke cyberbeveiligingsstrategie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.