Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Patijn over het moratorium om te handhaven op schijnzelfstandigheid
Vragen van het lid Patijn (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën over het moratorium om te handhaven op schijnzelfstandigheid (ingezonden 1 mei 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 20 juni 2024)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1882
Vraag 1
Hoe verhoudt de uitspraak die u, de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst,
deed in het commissiedebat Belastingdienst van 15 februari 20241, namelijk dat de wijziging van het arbeidsrecht nodig is om het moratorium er af
te krijgen, zich tot eerdere uitspraken die u, de Minister van Sociale Zaken en Werklgelegenheid,
heeft gedaan in brieven zoals dat de aanpak rondom zelfstandigen zonder personeel
(zzp) op drie parallelle sporen berust (het creëren van een gelijker speelveld, het
creëren van duidelijkheid en de handhaving op schijnzelfstandigheid) en in debatten
dat de situatie niet meer zo is dat er pas gehandhaafd kan worden als gezag duidelijker
is (zoals in het commissiedebat arbeidsmarktbeleid van 20 oktober 20222)?
Antwoord 1
Tijdens het commissiedebat Belastingdienst van 15 februari 2024 heb ik, de Staatssecretaris
van Fiscaliteit en Belastingdienst, aangegeven dat het opheffen van het handhavingsmoratorium
als randvoorwaarde kent dat daarnaast ook de wetgeving op het terrein van het arbeidsrecht
moet worden verduidelijkt.3 Dit is overeenkomstig de boodschap van het kabinet dat voor de aanpak rondom schijnzelfstandigheid
maatregelen langs 3 lijnen nodig zijn. Daarbij geldt: de voortgang op de ene lijn
kan niet wachten op de andere; elk van de drie is urgent om stappen op te zetten.
Daarom wachten we voor het opheffen van het handhavingsmoratorium niet tot de wijziging
van wetgeving op het terrein van het arbeidsrecht is ingevoerd. Een wettelijke verduidelijking
biedt opdrachtgevers en opdrachtnemers meer duidelijkheid om een arbeidsrelatie te
beoordelen. Ook biedt de beoogde verduidelijking van wetgeving uitvoeringsorganisaties,
toezichthouders en de rechtspraak handvatten bij het kwalificeren van arbeidsrelaties
en de handhaving daarop.
Onduidelijke regelgeving heeft een negatief effect op de naleving van regelgeving
en daarmee op de handhaving. Handhaving start daarom met duidelijke wetgeving zodat
burgers en bedrijven zich aan de regels kunnen houden. Dit is (de basis voor compliance
en) in lijn met de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie van de Belastingdienst. Die
strategie gaat ervan uit dat burgers en bedrijven «zoveel mogelijk uit zichzelf regels
naleven, zonder dwingende en kostbare acties van de zijde van de Belastingdienst.»
Een wettelijke basis draagt bij aan de naleving van regels door burgers en bedrijven.
Met een wetsvoorstel dat een wettelijk toetsingskader aanreikt en verduidelijkt wanneer
sprake is van werknemerschap en wanneer sprake is van werk dat door een zelfstandige
kan worden verricht, wordt schijnzelfstandigheid tegengegaan. Daarnaast wordt het
makkelijker voor burgers en bedrijven om de regelgeving na te leven, wordt handhaving
daarop beter hanteerbaar én wordt meer grip geboden aan diegenen die als of met zelfstandige(n)
willen werken.
De relevante doelgroep is dusdanig groot dat de Belastingdienst de naleving van de
wet- en regelgeving niet bij iedereen kan afdwingen, niet in de huidige situatie,
niet onder de nieuwe wetgeving en ook niet als het handhavingsmoratorium is komen
te vervallen.
Momenteel wordt er al gehandhaafd. De uitvoering van de handhaving op de kwalificatie
arbeidsrelatie voor de loonheffingen vindt op dit moment plaats binnen de kaders van
het handhavingsmoratorium dat het kabinet heeft ingesteld. Er kan alleen gecorrigeerd
worden op kwaadwillende onjuiste kwalificatie van de arbeidsrelatie of indien aanwijzingen
van de Belastingdienst, dat sprake is van een dienstbetrekking, niet binnen redelijke
termijn zijn opgevolgd. Uw Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van
de handhaving op arbeidsrelaties door de Belastingdienst. Dit is voor het laatst gebeurd
in de voortgangsbrief werkprogramma PNIL die op 24 januari jl. met uw Kamer is gedeeld
en onder meer een overzicht van bedrijfs- en boekenonderzoeken bevat.4 Het kabinet heeft de ambitie om het handhavingsmoratorium op 1 januari 2025 volledig
op te heffen. Dit wordt zorgvuldig voorbereid binnen het programma Handhaving arbeidsrelaties
van de Belastingdienst (lijn 3 uit de voortgangsbrief werken met en als zelfstandige
van 16 december 20225). Op 28 februari 2024 is het Handhavingsplan arbeidsrelaties tranche 2024 gepubliceerd.6 Deze tranche gaat over de weg naar het opheffen van het handhavingsmoratorium.
Vraag 2
Wat zou vertraging van de inwerktreding van de wet bedoeld om arbeidsrelaties te verduidelijken
betekenen voor de opheffing van het handhavingsmoratorium?
Antwoord 2
Het kabinet blijft voornemens om per 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium op te
heffen. Zoals aangekondigd in de voortgangsbrief van 16 december 2022 zal wat betreft
het opheffen van het handhavingsmoratorium naast een uitvoeringstoets door de Belastingdienst
ook een MKB-toets plaatsvinden. Verder zullen het UWV en de Arbeidsinspectie de gevolgen
van de opheffing voor hen in kaart brengen. De uitkomsten zullen aan de Tweede Kamer
worden aangeboden. Het Ministerie van SZW en het Ministerie van Financiën/Belastingdienst
zetten daarnaast de komende maanden extra communicatie in met specifieke aandacht
om stakeholders op tijd te informeren over de ambitie tot opheffing van het handhavingsmoratorium
per 1 januari 2025.
De ambitie tot opheffing van het handhavingsmoratorium is al meerdere malen gecommuniceerd
in Kamerbrieven7, het handhavingsplan arbeidsrelaties 2023 en 2024, presentaties waarin de Belastingdienst
toelichting geeft op activiteiten in relatie tot handhaving arbeidsrelaties waaronder
de Intermediair Dagen 2023 en podcasts waaraan de programmamanager handhaving arbeidsrelaties
een bijdrage heeft geleverd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.