Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sylvana Simons over het verbod van een Apartheid panel op de Universiteit Leiden
Vragen van het lid Sylvana Simons (BIJ1) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het verbod van een Apartheid panel op de Universiteit Leiden (ingezonden 25 maart 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 7 juli
2022)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2418
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het verbod van de Universiteit Leiden op de paneldiscussie
«Apartheid, Racism and Intersectionality» die op 21 maart plaats had moeten vinden
en die was georganiseerd door een groep studenten en academici in het kader van de
«Israël Apartheid Week»1? Hoe beoordeelt u dit verbod?
Antwoord 1
Ja. De Universiteit Leiden heeft aangegeven dat ze een aantal huisregels hanteren
voor het beschikbaar maken van zalen2. Onder deze huisregels wordt van aanvragers volledige transparantie verwacht ten
aanzien van de aankondiging, gekozen format en doel van de bijeenkomst. De personen
die een zaal aanvroegen voor de bijeenkomst hebben aan deze huisregels niet willen
voldoen. Dit was een probleem omdat in eerste instantie niet helder was wie de daadwerkelijke
organisatoren van de bijeenkomst waren. Daardoor kon een gesprek over de bijeenkomst
niet plaatsvinden. Gezien deze context heb ik begrip dat de instelling behoefte had
aan meer informatie alvorens de bijeenkomst door te laten gaan.
Vraag 2
Wat vindt u van de opvatting van het College van Bestuur (CvB) en de rector magnificus
van de Universiteit Leiden dat de moderator van het panel – de Nederlands-Palestijnse
Dr. Dina Zbeidy – niet «neutraal» genoeg zou zijn? Waarin is dit vermeende gebrek
aan «neutraliteit» gelegen volgens de universiteit, en heeft dit te maken met haar
afkomst als Palestijnse?
Antwoord 2
De Universiteit Leiden heeft aangegeven dat de diverse achtergrond van de moderator
geen rol heeft gespeeld in hun beslissing. Inmiddels heeft er op 24 mei een panelbijeenkomst
«Silencing Palestine» plaatsgevonden waarbij Dr. Dina Zbeidy wederom was uitgenodigd
als moderator. Insteek van die bijeenkomst was het bespreken van onderdrukte Palestijnse rechten, «als grondoorzaak van het Palestijns-Israëlitisch
conflict»3.
Vraag 3
Klopt het dat de Universiteit Leiden niet eerst met de betreffende moderator heeft
gesproken voordat het hoofd van de beveiliging en het CvB tot het oordeel waren gekomen
dat ze «ongeschikt» zou zijn? Zo ja, hoe beoordeelt u de zorgvuldigheid waarmee het
ingrijpende besluit tot het verbieden van een panel is genomen?
Antwoord 3
Aangezien de belangen om een veilige omgeving te garanderen groot zijn vanwege het
gevoelige onderwerp dat centraal stond, is het begrijpelijk dat er snel gehandeld
werd. De Universiteit Leiden heeft aangegeven dat gedurende de gesprekken met de aanvragers,
die handelden namens onbekend gebleven organisatoren, in eerste instantie is gesproken
over de betreffende moderator en er daarna snel contact is geweest met de betreffende
moderator zelf. Het belangrijkste is dat er uiteindelijk met alle betrokkenen is gesproken.
Vraag 4
Bent u van mening dat er juist met het publiekelijk in twijfel trekken van de integriteit
van een Nederlands-Palestijns academica met een doctoraat van de Universiteit van
Amsterdam (UvA) er een onveilig klimaat is geschapen voor Palestijnse studenten en
academici en om over Israëlische apartheid te praten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Instellingen hebben naast de taak te zorgen voor een fysiek veilige omgeving ook de
taak om een sociaal veilige omgeving te creëren voor deelnemers bij dit soort bijeenkomsten
en de ruimte te geven in debatten voor andere geluiden.
Inmiddels heeft er een panel plaatsgevonden op 24 mei waarbij dezelfde moderator was
uitgenodigd. Dat is voor mij een bevestiging dat haar integriteit niet de reden was
om de bijeenkomst de eerste keer niet door te laten gaan.
Vraag 5
Bent u van mening dat het hier om een politiek besluit van het College van Bestuur
gaat, en dat de verwijzing naar de huisregels die een «goede moderator» voorschrijven
dermate vaag is dat deze willekeur van de universiteit toelaat?
Antwoord 5
Het is aan de instelling zelf om goede huisregels op te stellen voor het beschikbaar
maken van hun voorzieningen en daarmee heeft elke instelling tot een bepaalde hoogte
ruimte om beslissingen te nemen. Naast het bieden van ruimte voor discussies moet
de instelling ook zorg dragen voor de veiligheid van deelnemers aan dit soort bijeenkomsten.
Vraag 6
Bent u bereid bij de Universiteit Leiden aan te dringen op excuses richting Dr. Zbeidy,
gezien het feit dat ze zonder wederhoor publiekelijk door het CvB en de rector magnificus
als academica ongeschikt is verklaard voor het leiden van een panel over een onderwerp
waar zij jarenlang onderzoek naar heeft gedaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 6
Zie antwoord 4.
Vraag 7
Klopt het dat de Universiteit Leiden eerder in 2018 een panel van Israëlische en Palestijnse
mensenrechtenorganisaties in eerste instantie verbood, op grond klachten van Israël-lobby
organisaties en niet verder onderbouwde «veiligheidsredenen»? Wat waren deze veiligheidsredenen
concreet?
Antwoord 7
De Universiteit Leiden heeft aangegeven dat in 2018 een evenement is georganiseerd
waar vooraf van beide zijden emotionele oproepen hebben plaatsgevonden. De hoofdreden
dat dit toch een academische bijeenkomst heeft kunnen worden is omdat de organisatoren
hun volledige medewerking gaven aan een neutrale gespreksleiding en het bevorderen
van een constructieve opstelling van beide zijden.
Vraag 8
Klopt het dat de Universiteit Leiden en andere universiteiten studiepunten toekennen
aan studenten die collegereeksen volgen van pro-Israël lobbyorganisatie Centrum Informatie
en Documentatie Israël (CIDI)? Hoe voldoet dit volgens u aan het door de universiteit
zelf aangedragen vereiste van «neutraliteit» bij «onderwerpen zoals deze»? Waarom
is het bij de collegereeks geen verplichting dat er ook een ander, door Palestijnse
belangenorganisaties aangedragen, perspectief aanwezig is?
Antwoord 8
Het standpunt van neutraliteit is zeer belangrijk voor academische instellingen. In
aanraking komen met verschillende perspectieven en op basis daarvan zelf komen tot
standpunten is een cruciaal onderdeel bij de academische vorming. Ik wil instellingen
dan ook met klem meegeven zorgvuldigheid en terughoudendheid te blijven betrachten
bij het mogelijk maken van dergelijke constructies om die neutraliteit, die zo belangrijk
is voor de academische vorming van studenten, te waarborgen.
In dit specifieke geval heeft de Universiteit Leiden aangegeven dat binnen de toenmalige
BA Hebreeuwse en Joodse Studies (HJS), die inmiddels niet meer bestaat, het een mogelijkheid
was dat studenten de lezingreeks van CIDI volgden en studiepunten konden ontvangen
voor een paper die daarbij moest worden geschreven. Dat gebeurde volgens de universiteit
incidenteel en op individuele basis en onder strikte voorwaarden. Zo moest de student
daarvoor een verzoek indienen bij de examencommissie. De examencommissie beoordeelde
of het paste binnen de eindtermen van de opleiding. De student rondde de lezingenreeks
af met een wetenschappelijke paper. De beoordeling daarvan gebeurde door een docent
van de opleiding die werd aangewezen door de examencommissie.
De universiteit geeft aan dat de opleiding HJS in 2014 is beëindigd, met uitfasering
(afbouw) tot en met 31 augustus 2018. De contemporaine aspecten van HJS komen nu aan
bod in de opleiding BA Midden-Oostenstudies. In die opleiding is niet voorgekomen
dat studenten als onderdeel van hun programma de lezingenreeks van CIDI hebben gevolgd,
met uitzondering van één leerling die net in de overgangsfase zat.
Het CIDI staat voor bepaalde politieke en maatschappelijke opvattingen, met name in
relatie tot het Israëlisch-Palestijns conflict, waarbij voorzichtigheid dan wel geboden
is om studenten te voorzien van meer dan één visie op dit thema.
Ik neem de uitleg van de Universiteit Leiden voor kennisgeving aan en meen dat met
de toenmalige opzet, de betrokkenheid van de examencommissie en de uitdrukkelijke
mededeling dat studenten in de opleiding met verschillende perspectieven in aanraking
zijn gekomen, niet zonder meer gesteld kan worden dat de neutraliteit in het geding
is gekomen.
Vraag 9
Bent u het eens dat deze gebeurtenissen voorbeelden zijn van de krimpende ruimte om
de Israëlische bezetting van Palestina en de misdaad van apartheid te kunnen bespreken?
Zo nee, hoe dienen deze gebeurtenissen volgens u dan wel gekwalificeerd te worden?
Zo ja, bent u bereid om het verder krimpen van deze ruimte actief tegen te gaan op
Nederlandse universiteiten? Op welke wijze?
Antwoord 9
Dit thema blijft er een van grote tegenstellingen. Ik zie de nut en noodzaak dat dergelijke
thema’s vrij bediscussieerd kunnen worden in een academische setting zonder dat studenten
zich buitengesloten voelen. Op basis van de informatie die ik van de Universiteit
van Leiden heb gekregen is er geen sprake van uitsluiting. Ik begrijp de zorgen die
instellingen kunnen hebben bij de organisatie van dit soort thema-avonden vanwege
de emoties die dit onderwerp oproept. Daarmee is het wel belangrijk dat instellingen
een veilige omgeving kunnen garanderen waar dit soort gesprekken dan ook plaatsvinden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.