Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de voortgang van de monitoring robuuste omgevingsdiensten (Kamerstuk 22343-421)
22 343 Handhaving milieuwetgeving
Nr. 433
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld op 15 oktober 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft aan aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over:
– de brief inzake de voortgang van de monitoring robuuste omgevingsdiensten (Kamerstuk
22 343, nr. 431),
– de brief Voortgang versterking VTH-stelsel juli 2025 (Kamerstuk 22 343, nr. 429),
– de brief Voortgang versterking VTH-stelsel april 2025 (Kamerstuk 22 343, nr. 419),
– de beleidsreactie Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2024 (Kamerstuk 22 343, nr. 417) en
– de brief Maatregelen en wetsvoorstel versterking VTH (Kamerstuk 22 343, nr. 421).
De vragen en opmerkingen zijn op 3 oktober 2025 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 15 oktober 2025 zijn deze door hem beantwoord.
De voorzitter van de commissie, P. de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
1. De leden van de PVV-fractie vragen naar aanleiding van de voortgangsbrief over
de monitoring robuuste omgevingsdiensten of de vijftien omgevingsdiensten op 1 april
2026 robuust zullen zijn, zoals de Staatssecretaris verwacht. Deze leden vragen waarom
er tussentijds niet harder op is ingezet om deze datum te halen, mede gezien het feit
dat men hier al sinds 2009 mee bezig is. Deze leden vragen aan de Staatssecretaris
welke acties hij gaat ondernemen ten aanzien van die omgevingsdiensten die ondanks
de lange periode van voorbereiding (2009) op 1 april 2026 niet robuust zijn. Deze
leden vragen of het niet voldoen aan de criteria voor de omgevingsdiensten te maken
kan hebben met bestuurlijke bemoeienis. Zij vragen of financiën hier ook een rol in
spelen.
Sinds in het Interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel in 2023 is afgesproken
dat omgevingsdiensten aan robuustheidscriteria moeten voldoen, is door de omgevingsdiensten
hard gewerkt om robuust te worden. De omgevingsdiensten worden gemonitord op hun voortgang.
In de Kamerbrief van 23 september jl.1 is de laatste stand van zaken over dit traject weergegeven. Op basis van de door
omgevingsdiensten aangeleverde rapportages, is het de verwachting dat 15 omgevingsdiensten
die nu niet robuust zijn, dit wel op 1 april 2026 zijn. In de betreffende Kamerbrief
wordt ook ingegaan op de mogelijke acties die ondernomen kunnen worden als omgevingsdiensten
niet op 1 april 2026 robuust zijn. Na ontvangst van de eindrapportages eind april
2026, en de beoordeling hiervan, zal de Kamer schriftelijk geïnformeerd worden over
het eindoordeel. Hierin zal ook in meer detail context worden gedeeld waarom sommige
omgevingsdiensten niet voldoen aan de robuustheidscriteria.
2. De leden van de PVV-fractie vragen wat de visie is op het bij het Europees Agentschap
voor chemische stoffen (ECHA) ingediende gewijzigde voorstel waarin genoemde periode
van 13,5 jaar is opgenomen betreffende de voorgestelde derogatieperiode (voor afdichtingstoepassingen,
fluorpolymeren, in de maritieme sector) en of de Staatssecretaris deze lijn steunt.
Deze leden vragen de Staatssecretaris om de derogatieperiode van 13,5 jaar minimaal
te handhaven en zij vragen hem of het kabinet deze lijn steunt. Zij vragen de Staatssecretaris
of hij bereid is tot het invoeren (al dan niet in EU-verband) van een tweetal evaluatiemomenten
vijf en tien jaar na de invoeringsdatum.
In augustus dit jaar heeft ECHA het aangevulde achtergronddossier van de brede PFAS-restrictie
gepubliceerd. In dit document zijn de ruim 5600 inspraakreacties verwerkt die waren
ingediend op het oorspronkelijke voorstel. Ook in dat oorspronkelijke voorstel waren
verschillende overgangstermijnen opgenomen, afhankelijk van belang toepassing en aanwezigheid
van of zicht op alternatieven. De wetenschappelijke comités van ECHA gaan nu hun opinies
afronden over het restrictievoorstel waarna er nog een tweede openbare raadpleging
volgt van 60 dagen op de sociaaleconomische opinie. Daarna legt de Europese Commissie
een voorstel ter discussie en besluitvorming voor aan de lidstaten. Op dit moment
is dus niet helder hoe het voorstel eruitziet. Wanneer het inhoudelijke voorstel van
de Europese Commissie bekend is, ga ik meteen in gesprek met de belanghebbenden om
hierna binnen het kabinet te komen tot een Nederlands standpunt.
3. De leden van de PVV-fractie vragen of clubjes zoals het IPO en de VNG bijvoorbeeld
wat minder zouden kunnen zeuren en de grijsgedraaide plaat waar steeds gebedeld wordt
om meer geld kan stoppen. Zij vragen hoe de Staatssecretaris tegen dit soort clubjes
aankijkt.
Gemeenten en provincies zijn essentiële partners in het bestuur van Nederland. Zo
ook bij het versterken van het VTH-stelsel milieu. Dat partnerschap wordt onder andere
onderhouden via gesprekken op zowel ambtelijk als bestuurlijk niveau, het afleggen
van werkbezoeken, het beschikbaar stellen van financiering, het opstellen van gezamenlijke
samenwerkingsafspraken en de uitvoering van met elkaar overeengekomen (wettelijke)
taken. VNG en IPO behartigen de belangen van respectievelijk gemeenten en provincies.
Het is aan deze organisaties om te bepalen op welke wijze zij invulling wensen te
geven aan die rol en bijbehorende verantwoordelijkheid.
Vragen en opmerkingen van de Groen Links-PvdA fractie
4. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben meerdere vragen over het VTH-stelsel.
Zij vinden het zorgelijk dat veel omgevingsdiensten nog niet robuust zijn, terwijl
dat per 1 april 2026 het geval zou moeten zijn. Uit de voortgangsbrief blijkt dat
slechts 3 van de 27 omgevingsdiensten aan de robuustheidscriteria voldoen. Van 12
omgevingsdiensten is de verwachting dat zij per 1 april 2026 nog niet robuust zullen
zijn. Waar komt dit door? Zijn er bepaalde criteria waar omgevingsdiensten in het
bijzonder moeilijk aan kunnen voldoen? In hoeverre heeft de vertraging te maken met
een gebrek aan financiële middelen?
Bij de eerdergenoemde Kamerbrief van 23 september jl. is een managementsamenvatting
toegevoegd. In deze managementsamenvatting kunt u de duiding per omgevingsdienst lezen,
inclusief een toelichting van de beoordeling waarom een omgevingsdienst (nog) niet
voldoet.
Na ontvangst van de eindrapportages eind april 2026, en de beoordeling hiervan, zal
de Kamer met meer detail geïnformeerd worden over de waarom sommige omgevingsdiensten
niet voldoen aan de robuustheidscriteria. Hierbij zullen ook achterliggende oorzaken
aan bod komen. De robuustheidscriteria zijn interbestuurlijk vastgesteld. Het is aan
bevoegd gezag om voldoende middelen vrij te maken om hieraan te voldoen.
5. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben al jaren grote zorgen over de beperkte
financiering die er beschikbaar is voor omgevingsdiensten, terwijl die zo’n belangrijke
taak vervullen. Provincies en gemeenten dragen nu 640 miljoen per jaar bij aan de
omgevingsdiensten. Dat was vier jaar terug nog 570 miljoen euro. Decentrale overheden
moeten dus flink investeren in de diensten. Dat is hoognodig, maar zij krijgen daar
vanuit het Rijk maar beperkte financiering voor. Met de aanvulling vanuit het Rijk
van 19,4 miljoen redden de decentrale overheden het simpelweg niet om deze grote opgave
te financieren. Heeft de Staatssecretaris contact met de VNG en het IPO over de zorgen
die er zijn over de beperkte financiering?
De zorgen die leven bij IPO en VNG over beschikbare financiële middelen zijn
bekend bij het Ministerie van IenW en daar is ook contact over. De middelen voor de
taken worden via het Gemeente- en Provinciefonds ter beschikking gesteld en jaarlijks
geïndexeerd. In aanvulling op de middelen die gemeenten en provincies als bevoegd
gezag vanuit de fondsen vrijmaken voor de financiering van de VTH-milieutaken, draag
ik vanuit het Rijk bij met financiering voor zaken die het stelsel als geheel versterken.
Samen met onder andere IPO en VNG bezie ik op welke manier de beschikbare Rijksmiddelen
voor de versterking van het VTH-stelsel milieu het meest effectief kunnen worden ingezet.
Onderdelen hiervan zijn bijvoorbeeld het inzetten van financiële middelen voor het
robuust worden van omgevingsdiensten, een financiële bijdrage voor omgevingsdiensten
die fuseren en inzet op de versterking van de kennisinfrastructuur in het VTH-stelsel
milieu.
6. Daarnaast willen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie weten hoe de Staatssecretaris
de kosten die met de extra taken die bij gemeenten, provincies en omgevingsdiensten
zijn neergelegd zonder (voldoende) compensatie voor de uitvoeringslasten, gaat compenseren.
De inzet die de afgelopen jaren is gepleegd in het interbestuurlijk programma versterking
VTH-stelsel heeft niet geleid tot het beleggen van extra taken bij gemeenten, provincies
of omgevingsdiensten. Ook met het Wetsvoorstel versterking VTH-stelsel milieu, dat
nu in internetconsultatie is, worden geen nieuwe taken belegd bij decentrale overheden.
Dat eisen die worden gesteld aan de minimale kwaliteit van de uitvoering op een aantal
plekken leiden tot financiële investeringen door de bevoegde gezagen, kan niet worden
gezien als extra taak. Naast de internetconsultatie wordt een aantal toetsen uitgevoerd,
waaronder de uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden (UDO). Dat proces biedt decentrale
overheden de mogelijkheid om aan te geven hoe zij de uitvoerbaarheid van de voorgestelde
maatregelen inschatten en, op het moment dat een maatregel als niet uitvoerbaar wordt
beschouwd, wat er nodig is om een maatregel wel uitvoerbaar te maken.
7. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen graag op de eerder aangenomen motie-Gabriëls
c.s. (Kamerstuk 28 089, nr. 287) om te onderzoeken of een gezondheidseffectrapportage eenzelfde plek als een milieueffectrapportage
kan krijgen in de besluitvorming over omgevingsvergunningen voor industriële bedrijven.
Hoe staat het met de voortgang van deze motie? Het instrument is nu uitgewerkt voor
de casus Tata Steel. Wanneer wordt er verkend of het ook daadwerkelijk een vergelijkbare
plek kan krijgen als een milieueffectrapportage?
De Kamer wordt naar verwachting eind dit jaar geïnformeerd over de voortgang van de
motie Gabriëls inzake de gezondheidseffectrapportage met de voortgangsbrief Actieagenda
Industrie en Omwonenden.
8. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ook benieuwd naar de rol van de GGD
in de versterking van het VTH-stelsel. Wordt de GGD betrokken bij de versterking van
het stelsel om op die manier gezondheid een volwaardige plaats te geven? Op welke
momenten wordt er wel of niet een advies van de GGD gevraagd bij vergunningverlening?
Welke status hebben deze adviezen? Zou de beoordeling van gezondheidseffecten onderdeel
gemaakt kunnen worden van het landelijk basistakenpakket van GGD’en?
Met de Actieagenda Industrie en Omwonenden wordt gewerkt aan de bescherming van de
gezondheid van omwonenden van de industrie. In het kader van de Actieagenda is onderzoek
gedaan naar de adviesrol van de GGD rondom gezondheid en industriële bedrijven. Over
de uitkomsten van dit onderzoek en de mogelijke maatregelen die op grond daarvan genomen
kunnen worden, wordt de Kamer eind dit jaar geïnformeerd met de voortgangsbrief over
de Actieagenda Industrie en Omwonenden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier