Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake Beleidsreactie onderzoeksrapport Druk op de Keten (Kamerstuk 31839-1050)
2025D05374 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Karremans) over de brief van 16 december 2024 inzake
Beleidsreactie onderzoeksrapport Druk op de Keten (Kamerstuk 31 839, nr. 1050).
De voorzitter van de commissie,
Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie,
Dooms
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
II. Reactie van de Staatssecretaris
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsreactie op het onderzoeksrapport
Druk op de Keten en hebben hierover geen aanvullende vragen of opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de beleidsreactie gelezen. Zij vragen
zich allereerst af waarom deze reactie zo laat naar de Kamer is gestuurd? Het rapport
«Druk op de Keten» is van 30 november 2023, de beleidsreactie is op 16 december 2024
naar de Kamer gestuurd. Waarom heeft dit meer dan een jaar moeten duren? Wat zegt
dit over de urgentie die er bij de regering leeft over dit onderwerp? De leden willen
hierbij opmerken dat zij dit gebrek aan urgentie op dit onderwerp ook herkennen aangezien
er nog steeds geen beleidsreactie is op de initiatiefnota1 «Ons land is beperkt» die de leden twee jaar geleden hebben ingediend. Wanneer komt
de regering met deze beleidsreactie?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het onderzoek laat zien dat de druk
op de keten van kinderopvang, onderwijs en zorg voor kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte
is toegenomen in de periode 2016–2019 en dat dit zich uit in onder meer hoge bezettingsgraden
en lange wachtlijsten. Deze conclusie verrast de leden niet, zij trekken al jaren
aan de bel over het gebrek aan goede, passende zorg en ondersteuning voor kinderen
met een extra ondersteuningsbehoefte in zowel de kinderopvang, het onderwijs als de
zorg. Dit gebrek aan ondersteuning zorgt voor schrijnende situaties. Ouders die verdwalen
in een doolhof van verschillende instanties en regelwerk of ouders die moeten stoppen
met werk omdat een kind thuis komt te zitten. Kinderen die niet naar school kunnen
en vereenzamen en bij wie de ontwikkeling stokt. Is de regering van mening dat zij
zich nog houdt aan alle artikelen van het kinderrechtenverdrag? Ook de conclusie uit
het onderzoek dat «de rek» uit de keten is, is niet nieuw. Kan de regering reflecteren
op het beleid van de afgelopen jaren dat voor deze druk op de keten heeft gezorgd?
Welke wet- en regelgeving (of juist niet genomen wet- en regelgeving) van de kabinetten
van de afgelopen twintig jaar hebben volgens de regering geleid tot deze druk op de
keten?
De leden lezen in het onderzoeksrapport dat er een discrepantie is tussen wat professionals
ervaren en wat er uit het onderzoek blijkt. Professionals ervaren toegenomen druk
niet zozeer vanwege de stijging van het aantal kinderen met een ondersteuningsbehoefte,
maar vooral vanwege de stijging in de complexiteit van de ondersteuningsbehoefte (lees:
de aard van de klachten wordt erger). De onderzoekers kunnen geen bewijs vinden voor
verzwaring van de ondersteuningsbehoefte van kinderen. Hoe kijkt de regering naar
dit verschil tussen wat professionals ervaren en wat er uit het onderzoek komt? Waar
denken zij dat dit vandaan komt? De leden lezen dat in het onderzoek is gekeken naar
kinderen van ouders met een migratieachtergrond. Is er ook gekeken naar het opleidingsniveau
van ouders en sociaaleconomische aspecten? Krijgen bijvoorbeeld kinderen die ouders
hebben met een licht verstandelijke beperking (lvb) de juiste hulp en ondersteuning?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat één van de verklarende factoren
die bijdraagt aan de druk op de keten ligt in de verkokering van wet- en regelgeving
die het moeilijk maakt om domein overstijgend samen te werken en op casusniveau tot
goede oplossingen te komen. Dit wordt al jaren geconstateerd, hoe kan het dat deze
verkokering van wet- en regelgeving nog steeds niet is aangepast? Welke trajecten
en maatregelen lopen er nu concreet om dit op te lossen? En terugkijkend, in deze
brief2 uit 2018 worden al diverse knelpunten en oplossingsrichtingen genoemd, op welke van
deze punten gaat het nu beter?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de regering in de reactie «waar
passend» de voorgestelde oplossings- en denkrichtingen uit het onderzoeksrapport meeneemt.
Kan de regering op alle 12 aanbevelingen van het rapport apart reageren en uiteenzetten
wat ze ermee gaan doen? Kan de regering uitgebreid ingaan op de aanbeveling om de
regio-indelingen te uniformeren, met de focus op het aansluiten van de jeugdregio’s
en samenwerkingsverbanden? Het wetvoorstel verbetering beschikbaarheid jeugdzorg dat
binnenkort in de Kamer wordt besproken wil 41 Jeugdregio’s oprichten, er zijn ook
ruim 150 samenwerkingsverbanden, hoe gaan zij (beter) samenwerken? Waarom is er niet
gekozen voor een uniforme regio-indeling?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de reactie van de regering dat de
regering onderzoek gaat laten doen en dat er een kwartiermaker is ingesteld. De leden
zijn vooral benieuwd welke concrete maatregelen de regering gaat nemen om de verbindingsroute
tussen opvang, onderwijs en zorg bij het jonge kind echt van de grond te krijgen?
Welk concreet doel heeft de regering zichzelf gesteld bij deze aanpak?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er verwezen wordt naar de voortgangsrapportage
over de Verbeteraanpak passend onderwijs en de stappen die worden gezet op de korte
en lange termijn om de wachtlijsten in het gespecialiseerd onderwijs terug te dringen.
Ook hier lezen de leden opnieuw verwijzingen naar onderzoek doen en kennisdeling.
Wat de leden betreft is er meer nodig dan onderzoeken en kennisdeling. Kan de regering
aangeven wat de genoemde korte termijnoplossingen, de middellange termijnoplossingen
en de lange termijnoplossingen tot nu concreet hebben opgebracht? Welke concrete doelen
heeft de regering zichzelf per oplossingstermijn gesteld? Neemt de wachttijd voor
het gespecialiseerd onderwijs inmiddels af? En hoe ziet de regering de verhouding
tussen de beschreven ambities en mooie woorden als er tegelijk door deze regering
wordt bezuinigd op onderwijs en initiatieven om thuiszitten tegen te gaan? Is de regering
het met de leden eens dat de randvoorwaarden (tijd, docenten, geld) in het onderwijs
op orde moeten zijn om echt stappen hierin te maken en dat dit dan ook investeringen
vereist in plaats van bezuinigingen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het uitgangspunt van de regering
is dat het onderwijs en de kinderopvang zo inclusief mogelijk zijn. De regering noemt
hierbij de doelstellingen uit de Nationale Strategie voor de implementatie van het
VN-verdrag Handicap en de doelstellingen voor 2040 waarin «ieder kind welkom is op
de kinderopvang en op school». De leden onderschrijven deze doelen, maar zien tot
nu toe te weinig actie van de regering om deze doelen daadwerkelijk te halen. De regering
heeft als doelstelling om tegen 2035 inclusief onderwijs te bereiken, maar de leden
wachten nog steeds op de uitwerking van de motie Westerveld/De Hoop3 die in april 2023 is aangenomen, waarin gevraagd wordt om bij de werkagenda inclusief
onderwijs gedetailleerd te beschrijven hoeveel elke actielijn en maatregel gaat kosten.
Wanneer wordt deze motie eindelijk uitgevoerd? De leden zien ook dat deze regering
geen budget heeft gereserveerd om de doelstelling van inclusief onderwijs te bereiken.
Op welke manier denkt de regering de ambitie van 2035 nog te halen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich ook af waarom moties die juist
oproepen tot meer inclusief onderwijs, zoals de aangenomen motie Westerveld c.s.4 over het stimuleren van Samen naar School-klassen in het voortgezet onderwijs door
knelpunten weg te nemen, amper worden opgevolgd? De motie vroeg in juni 2024 om concrete
stappen, de regering laat weten in 2025 de Kamer hierover te informeren. Is de regering
het met de leden eens dat hier weinig urgentie uitspreekt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de regering zich ook gaat inzetten
om de doorontwikkeling van inclusievere vormen van kinderopvang te stimuleren. Ook
hier wordt ingezet op kennisdeling en onderzoek. De leden vragen zich af of dit voldoende
is om de ambitie te bereiken dat in 2040 elk kind welkom is op kinderopvang? Eerder
stelden zij al schriftelijke vragen5 om kinderen uit het speciaal onderwijs het wettelijke recht op kinderopvang te geven.
In de antwoorden op de vragen heeft de regering toegezegd om met de betrokken partijen
in gesprek te gaan over de mogelijkheden voor deze wettelijke verankering en in gesprek
te gaan over de mogelijkheden om kinderopvang voor kinderen in het speciaal onderwijs
beter te faciliteren en stimuleren. Wanneer zullen deze gesprekken plaatsvinden en
met wie gaat de regering hierover spreken? Kan de regering toezeggen dat er een verslag
van deze gesprekken naar de Kamer wordt gestuurd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen veel mooie woorden over het ontschotten
en aanpassen van wet- en regelgeving om inclusief onderwijs te bevorderen, zoals bijvoorbeeld
het Experiment Onderwijszorgarrangementen en de verbeteraanpak Zorg in Onderwijstijd.
Vaak worden dit soort experimenten echter opgezet vanuit tijdelijke middelen, zonder
wettelijke verplichtingen en kaders. Wanneer gaat de regering echt werken maken van
het aanpassen van wet- en regelgeving zodat er duurzame oplossingen komen om de schotten
en financiering tussen onderwijs en zorg weg te halen? In 2020 werd dit bijvoorbeeld
al genoemd als één van de punten van de verbeteraanpak passend onderwijs, maar ondertussen
lopen ouders en kinderen nog steeds tegen dezelfde problemen aan. Wat gaat deze regering
concreet doen om deze ontschotting duurzaam mogelijk te maken? Hoe staat het met de
verbeteraanpak Zorg in Onderwijstijd? Kan de regering ook reageren op signalen dat
bij sommige gemeenten een leerplichtontheffing een voorwaarde is om een persoonsgebonden
budget (pgb) aan te vragen. Mag dat? Is de regering het met de leden eens dat dit
onwenselijk is?
De leden merken op dat dit ook geldt voor de verschillen in regelgeving van kinderopvang,
onderwijs en zorg. De schotten tussen de regelgeving en de financieringsstromen maken
het ingewikkeld om samenwerking tussen de kinderopvang of het onderwijs met organisaties
die jeugdhulp of zorg bieden duurzaam te organiseren. Wat gaat de regering concreet
hieraan doen? Kan de regering een tijdspad schetsen voor het wegnemen van de tegenstrijdigheden
in visie en eisen per sector, zodat kinderen in de toekomst niet meer te horen kunnen
krijgen dat ze te complex zijn en daardoor niet naar school of de kinderopvang kunnen
of geen jeugdhulp krijgen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsreactie op het onderzoeksrapport
Druk op de keten. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de fractie van de VVD vragen zich allereerst af welk percentage van de
kinderen die naar het speciaal onderwijs zijn gegaan, volgens de normen van het passend
onderwijs, in theorie ingeschreven konden staan binnen het reguliere onderwijs.
Daarnaast lezen de leden dat de gemeenten bepalen welke kinderen in aanmerking komen
voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE). De leden van de VVD-fractie weten uit
de praktijk dat er veel verschillende aanpakken zijn onder gemeentes binnen de VVE.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of er voorbeelden zijn van gemeenten waar
de aanpak zeer succesvol is en wat deze aanpak dan zo succesvol maakt.
De leden van de VVD-fractie lezen ten slotte dat er voor kinderen die extra ondersteuning
nodig hebben in hun (taal)ontwikkeling voorschoolse educatie beschikbaar is. Hoeveel
procent van de kinderen binnen de kinderopvang maakt geregistreerd gebruik van ondersteuning
vanaf 2019? Hoeveel procent van de kinderen met een indicatie voor voorschoolse educatie
maakt daar daadwerkelijk gebruik van? Hoeveel beschikbare kindplaatsen zijn er nu?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben de beleidsreactie op het
rapport «Druk op de keten» gelezen. Aan de hand van deze beleidsreactie hebben deze
leden nog een aantal vragen aan de Staatssecretaris.
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract lezen terug dat de Staatssecretaris
in de beleidsreactie opschrijft dat er aan de hand van het rapport een aantal maatregelen
genomen gaan worden. De beleidsreactie noemt een aantal maatregelen om de druk op
de keten te verlichten, maar deze leden maken zich zorgen dat er niet voldoende wordt
gekeken naar de dieperliggende oorzaken van de toenemende druk. Kan de Staatssecretaris
toelichten en nader uitleggen waarom de genoemde maatregelen niet te veel gericht
zijn op symptoombestrijding in plaats van het uitvoeren van fundamentele hervormingen
in de keten? Het nemen van maatregelen om druk te verlichten zijn nodig en deze leden
kunnen zich vinden in een groot gedeelte van de genoemde maatregelen. Deze leden willen
aan de Staatssecretaris vragen hoe de maatregelen gemonitord gaan worden op meetbare
effecten? Heeft de Staatssecretaris een concreet tijdspad en toetsbare criteria opgesteld
zodat de maatregelen beoordeeld kunnen worden op het daadwerkelijk verlichten van
de druk op de keten?
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract lezen in de beleidsreactie terug
dat een flink aantal genoemde maatregelen de nadruk leggen op samenwerking. Deze leden
prijzen de erkenning dat de huidige keten flink gefragmenteerd is en de beleidsreactie
heeft een aantal goede voorstellen om samenwerking te verbeteren. Toch missen deze
leden de expliciete inzet op een integrale aanpak waarbij ouders, scholen, zorginstellingen
en gemeenten op structurele basis gaan samenwerken. Kan de Staatssecretaris nader
toelichten hoe de maatregelen hierin voorzien of hoe dit alsnog vorm kan worden gegeven?
Deze leden zouden ook graag zien dat er bijvoorbeeld één toegankelijk, laagdrempelig
loket komt voor ouders en kinderen met hulpvragen of -behoefte. Hoe reflecteert de
Staatssecretaris hierop?
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract lezen concreet terug dat gemeenten,
bestuurders, beleidsmakers en professionals een belangrijke rol kunnen spelen tijdens
de eerste 1.000 dagen in de ontwikkeling van een kind. Zo lezen deze leden dat gemeenten
kunnen bepalen welke kinderen in aanmerking komen voor voorschoolse educatie en dat
gemeenten de mogelijkheid hebben om de samenwerking tussen professionals en het informeel
netwerk te versterken. Deze leden willen graag aan Staatssecretaris vragen hoe gemeenten
dit concreet doen. Hoe wordt een «Kansrijke Start aanpak» ingezet en hoe wordt de
bekendheid van deze aanpak gepromoot onder ouders? Kunnen ouders zichzelf melden bij
de gemeente, of is de gemeente de enige die actief handelt op het in aanmerking laten
komen van kinderen voor extra ondersteuning en het versterken van het informele netwerk?
Kan de Staatssecretaris uitleggen op basis van welke gegevens en data de gemeente
kinderen in aanmerking laat komen voor de «Kansrijke Start aanpak»?
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract lezen in de beleidsreactie terug
dat de jeugdgezondheidszorg (JGZ) een rol kan spelen in brede teams van experts die
door gemeenten worden ingesteld en kunnen inschatten welke zorg voor het kind nodig
is. Deze leden willen aan de Staatssecretaris vragen of deze teams al bestaan? Speelt
de JGZ op sommige manieren al een dergelijke rol, of moet deze rol nog worden vormgegeven?
Kan de Staatssecretaris toelichten of er genoeg capaciteit en draagkracht is om deze
teams in samenwerking met de JGZ in te stellen mochten deze er nog niet zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsreactie op het onderzoeksrapport
Druk op de Keten. De leden hebben geen vragen aan de Staatssecretaris.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsreactie van het kabinet
op het onderzoeksrapport Druk op de Keten. Zij hebben hierover nog enkele vragen en
opmerkingen.
De leden van de SP-fractie merken op dat ouders van kinderen met een beperking nog
regelmatig te maken krijgen met tegenstrijdige eisen vanuit de overheid, waarbij vanuit
de ene instantie gestimuleerd wordt dat zij meer gaan werken en vanuit de andere instantie
dat zij minder gaan werken. Hoe kijkt het kabinet naar deze problematiek en welke
oplossingen kan het kabinet deze ouders bieden?
II. Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
I.L.E. Dooms, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.