Voorstel van wet : Voorstel van wet (herdruk)
36 602 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
ARTIKEL VIII
ARTIKEL IX
ARTIKEL X
ARTIKEL XI
ARTIKEL XII
ARTIKEL XIII
ARTIKEL XIV
ARTIKEL XV
ARTIKEL XVI
ARTIKEL XVII
ARTIKEL XVIII
ARTIKEL XIX
ARTIKEL XX
ARTIKEL XXI
ARTIKEL XXII
ARTIKEL XXIII
ARTIKEL XXIV
ARTIKEL XXV
ARTIKEL XXVI
ARTIKEL XXVII
ARTIKEL XXVIII
ARTIKEL XXIX
ARTIKEL XXX
ARTIKEL XXXI
ARTIKEL XXXII
ARTIKEL XXXIII
ARTIKEL XXXIV
ARTIKEL XXXV
ARTIKEL XXXVI
ARTIKEL XXXVII
ARTIKEL XXXVIII
ARTIKEL XXXIX
ARTIKEL XL
ARTIKEL XLI
ARTIKEL XLII
ARTIKEL XLIII
ARTIKEL XLIV
ARTIKEL XLV
ARTIKEL XLVI
ARTIKEL XLVII
ARTIKEL XLVIII
ARTIKEL XLIX
ARTIKEL L
ARTIKEL LI
ARTIKEL LII
ARTIKEL LIII
ARTIKEL LIV
ARTIKEL LV
ARTIKEL LVI
ARTIKEL LVII
ARTIKEL LVIII
ARTIKEL LIX
ARTIKEL LX
ARTIKEL LXI
ARTIKEL LXII
ARTIKEL LXIII
ARTIKEL LXIV
ARTIKEL LXV
ARTIKEL LXVI
Nr. 2 TWEEDE HERDRUK1
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale maatregelen te
treffen die voortvloeien uit de koopkrachtbesluitvorming voor het jaar 2025 en dat
het ook in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2025 en volgende jaren wenselijk
is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.10, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te
boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 38.441
–
8,17%
€ 38.441
€ 76.814
€ 3.140
37,48%
€ 76.817
–
€ 17.523
49,50%
B
In artikel 2.10a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te
boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 40.502
–
8,17%
€ 40.502
€ 76.817
€ 3.309
37,48%
€ 76.817
–
€ 16.919
49,50%
C
In de in artikel 2.12 opgenomen tabel wordt het in de vierde kolom van die tabel als
tweede vermelde percentage vervangen door «31%».
D
Aan artikel 3.16 wordt een lid toegevoegd, luidende:
14. Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek kosten en lasten die verband
houden met een tot het ondernemingsvermogen van de belastingplichtige behorende woning
die de belastingplichtige anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat,
indien die kosten en lasten ingevolge het eerste lid niet in aftrek zouden komen als
de woning niet tot het ondernemingsvermogen zou behoren.
E
Artikel 3.31 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «die zijn aangewezen als bedrijfsmiddelen die in het belang
zijn van de bescherming van het Nederlandse milieu (milieu-bedrijfsmiddelen)» vervangen
door «met betrekking waartoe op een door de belastingplichtige gedaan verzoek door
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is verklaard dat sprake is van milieu-bedrijfsmiddelen».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Milieu-bedrijfsmiddelen zijn bedrijfsmiddelen die door Onze Minister van Infrastructuur
en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister en na overleg met Onze Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij ministeriële regeling zijn aangewezen
als bedrijfsmiddelen die in het belang zijn van de bescherming van het Nederlandse
milieu.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat
in overeenstemming met Onze Minister regels worden gesteld met betrekking tot de verklaring,
bedoeld in het eerste lid.
6. Tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven inzake beroep
tegen de verklaring, bedoeld in het eerste lid, kunnen de belanghebbende en Onze Minister
van Infrastructuur en Waterstaat beroep in cassatie instellen ter zake van schending
of verkeerde toepassing van het begrip bedrijfsmiddelen. Op dit beroep zijn de voorschriften
betreffende het beroep in cassatie tegen uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen
in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij het College van Beroep voor
het bedrijfsleven de plaats inneemt van een gerechtshof.
F
In artikel 3.36, tweede lid, onderdeel a, wordt «in overeenstemming met Onze Minister
van Infrastructuur en Waterstaat» vervangen door «door Onze Minister van Infrastructuur
en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister».
G
In artikel 3.40 wordt «belastingplichtigenaast» vervangen door «belastingplichtige
naast».
H
Artikel 3.42a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «die zijn aangewezen als milieu-investeringen» vervangen
door «met betrekking waartoe op een door de ondernemer gedaan verzoek door Onze Minister
van Infrastructuur en Waterstaat is verklaard dat sprake is van milieu-investeringen».
2. In het zevende lid wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit»
vervangen door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat».
3. Het achtste lid komt te luiden:
8. Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat
in overeenstemming met Onze Minister:
a. regels worden gesteld met betrekking tot de verklaring, bedoeld in het eerste lid;
en
b. regels worden gesteld met betrekking tot het zevende lid.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven inzake beroep
tegen de verklaring, bedoeld in het eerste lid, kunnen de belanghebbende en Onze Minister
van Infrastructuur en Waterstaat beroep in cassatie instellen ter zake van schending
of verkeerde toepassing van de begrippen investeren en bedrijfsmiddelen. Op dit beroep
zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen uitspraken van de gerechtshoven
inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij het College
van Beroep voor het bedrijfsleven de plaats inneemt van een gerechtshof.
I
Aan artikel 4.13 worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel f, blijven schulden uit hoofde van
een civielrechtelijke verbondenheid van de belastingplichtige of een met hem verbonden
persoon voor een schuld die deel uitmaakt van het vermogen van een samenwerkingsverband
waaruit de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon winst uit onderneming
geniet buiten beschouwing.
7. Voor de toepassing van het zesde lid wordt onder een samenwerkingsverband verstaan:
a. een vennootschap onder firma;
b. een commanditaire vennootschap;
c. een maatschap;
d. een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam dat een met
een vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap of maatschap vergelijkbare
rechtsvorm heeft.
J
Artikel 4.13, vierde en vijfde lid, vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende
lid tot vierde en vijfde lid.
K
Aan artikel 4.14a wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Indien een schuld die deel uitmaakt van het vermogen van een samenwerkingsverband
voor de toepassing van het eerste lid in aanmerking wordt genomen bij meerdere belastingplichtigen
die participeren in dat samenwerkingsverband en het gezamenlijk in aanmerking te nemen
bedrag van die schuld meer bedraagt dan de nominale waarde daarvan, wordt bij de belastingplichtige
het meerdere voor hetzelfde deel als bij de andere belastingplichtige of belastingplichtigen
in mindering gebracht op het bij de belastingplichtige in aanmerking te nemen bedrag
van de schuld.
L
Aan artikel 5.10 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d
door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. ten aanzien van de Tijdelijke wet Groningen:
1°. aanspraken op vergoeding van schade door het treffen van maatregelen in natura als
bedoeld in artikel 2, derde lid, van die wet;
2°. aanspraken op tegemoetkomingen in natura als bedoeld in artikel 2, tiende lid, van
die wet;
3°. aanspraken op vergoeding als bedoeld in de artikelen 13ia, derde lid, 13ib, derde
lid, en 13j, eerste lid, onderdeel b, van die wet voor zover deze aanspraken niet
zijn gericht op de uitbetaling van geld aan de eigenaar.
M
Artikel 6.17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b wordt «vervoer» vervangen door «vervoer voor het verkrijgen van genees-
en heelkundige hulp, farmaceutische hulpmiddelen en andere hulpmiddelen als bedoeld
in de onderdelen a, d en e».
b. Onder verlettering van de onderdelen c tot en met h tot d tot en met i wordt een
onderdeel ingevoegd, luidende:
c. vervoer, anders dan bedoeld in de onderdelen b en i, indien de belastingplichtige
met schriftelijke bescheiden doet blijken dat hij als gevolg van zijn ziekte of invaliditeit,
al dan niet met hulpmiddelen, niet meer dan 100 meter zelfstandig kan lopen;.
d. In onderdeel i (nieuw) wordt «van de ziekte of invaliditeit» vervangen door «van
de verpleging».
2. In het tweede lid, aanhef, wordt «onderdeel d» vervangen door «onderdeel e».
3. In het zesde lid, aanhef, wordt «onderdeel h» vervangen door «onderdelen b en i».
4. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met
tiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
7. De uitgaven, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden in aanmerking genomen
voor € 925 per jaar.
5. In het achtste lid (nieuw) wordt «onderdeel f» vervangen door «onderdeel g».
6. In het negende lid (nieuw) wordt «onderdeel f, en het zevende lid» vervangen door
«onderdeel g, en het achtste lid».
N
In artikel 6.19, eerste lid, aanhef, en tweede lid, wordt «onderdelen b tot en met
g» vervangen door «onderdelen b tot en met h».
O
Artikel 7.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het zevende lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Tenzij de eerste zin toepassing
vindt, wordt een geheel of gedeeltelijk buiten Nederland vervulde dienstbetrekking
geacht in Nederland te zijn vervuld voor zover het heffingsrecht over het loon ter
zake van die dienstbetrekking op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele
belasting of op grond van enige andere regel van interregionaal of internationaal
recht aan Nederland is toegewezen.
2. In het negentiende lid wordt «de artikelen 2, derde lid, en 2.14bis, derde lid, van
die wet» vervangen door «artikel 2, derde lid, van die wet en artikel 2.14bis, derde
lid,».
P
Artikel 8.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «tot het bedrag van» vervangen door «tot een bedrag beneden
het bedrag van».
2. Onder vernummering van het eerste tot en met derde lid tot tweede tot en met vierde
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1. Indien ten aanzien van de belastingplichtige die geboren is op of na 1 januari 1963
de gecombineerde heffingskorting door artikel 8.8 wordt beperkt tot een bedrag beneden
het niveau van 55% van de voor de belastingplichtige geldende algemene heffingskorting
(toetsniveau) wordt, indien de belastingplichtige in het kalenderjaar gedurende meer
dan zes maanden dezelfde partner heeft, de gecombineerde heffingskorting daarna verhoogd
tot het toetsniveau. De verhoging bedraagt echter maximaal het bedrag van de door
de partner verschuldigde gecombineerde inkomensheffing verminderd met zijn gecombineerde
heffingskorting. De verhoging wordt verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met
14,70% van het gedeelte van het gezamenlijke verzamelinkomen van de belastingplichtige
en zijn partner dat meer bedraagt dan € 36.000 en wordt voorts verminderd, doch niet
verder dan tot nihil, met het bedrag van de arbeidskorting van zijn partner.
3. In het vierde lid (nieuw) vervalt «van het eerste lid».
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Dit artikel is niet van toepassing indien de belastingplichtige bij de aanvang van
het kalenderjaar de leeftijd van 21 jaar niet heeft bereikt en in het kalenderjaar
gedurende meer dan zes maanden in belangrijke mate door zijn ouders is onderhouden.
Q
In artikel 8.10, tweede lid, wordt het eerstvermelde bedrag verlaagd met € 335.
R
In artikel 9.4, vierde lid, wordt «eerste lid, tweede volzin» vervangen door «eerste
lid, tweede zin, of tweede lid, tweede zin».
S
In artikel 10.1, eerste lid, wordt «6.17, derde lid» vervangen door «6.17, vierde
lid» en vervalt «8.10,». Voorts wordt na «vermelde bedragen,» ingevoegd «het in artikel
8.10, tweede lid, eerstvermelde bedrag,».
T
Na artikel 10.6ter wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.6a Jaarlijkse aanpassing inkomensgrens en percentage uitbetaling gecombineerde
heffingskorting bij minstverdienende partner
1. Bij het begin van het kalenderjaar worden het in artikel 8.9, eerste lid, eerstvermelde
percentage, en het in dat lid vermelde bedrag bij ministeriële regeling vervangen
door een ander percentage, onderscheidenlijk een ander bedrag.
2. Het in artikel 8.9, eerste lid, eerstvermelde percentage wordt gesteld op het in
artikel 37, tweede lid, van de Participatiewet vermelde percentage, verminderd met
100%.
3. Het in artikel 8.9, eerste lid, vermelde bedrag wordt gesteld op 113% van 108% van
het twaalfvoud van het bedrag, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van
de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
U
Artikel 10.6b komt te luiden:
Artikel 10.6b. Indexering inkomensgrens en percentage algemene heffingskorting
1. Bij het begin van het kalenderjaar worden het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde
percentage en het in artikel 8.10, tweede lid, laatstvermelde bedrag bij ministeriële
regeling vervangen door een ander percentage en een ander bedrag.
2. Het percentage in artikel 8.10, tweede lid, wordt berekend door na toepassing van
het derde lid het in artikel 8.10, tweede lid, eerstvermelde bedrag te delen door
het verschil tussen het in de tabel van artikel 2.10, eerste lid, in de tweede kolom
als laatste vermelde bedrag en het in artikel 8.10, tweede lid, laatstvermelde bedrag.
Dit berekende percentage wordt rekenkundig afgerond op drie decimalen.
3. Het in artikel 8,10, tweede lid, laatstvermelde bedrag wordt gesteld op 108% van
het twaalfvoud van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon
en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag.
ARTIKEL II
In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2026 de in artikel
2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel
als volgt gewijzigd:
1. Het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 1.111.
2. In de laatste kolom wordt:
a. het als eerste vermelde percentage verlaagd met 0,21%-punt;
b. het als tweede vermelde percentage verhoogd met 0,04%-punt.
ARTIKEL III
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:
A
De in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid,
opgenomen tabel worden als volgt gewijzigd:
1. Het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 1.111.
2. In de laatste kolom wordt:
a. het als eerste vermelde percentage verlaagd met 0,11%-punt;
b. het als tweede vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.
B
Artikel 3.20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt «artikel 3» vervangen door «artikel 2, onderdelen
c en d,».
2. In het zesde lid wordt «artikel 3, derde lid» vervangen door «artikel 2, onderdeel
d».
C
In artikel 3.45, eerste lid, onderdeel d, wordt «artikel 3 van de Wet op de belasting
van personenauto's en motorrijwielen 1992,» vervangen door «artikel 2, onderdeel c,
van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992».
ARTIKEL IV
In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2028 de in artikel
2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel
als volgt gewijzigd:
1. Het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 1.105.
2. In de laatste kolom wordt het als eerste vermelde percentage verlaagd met 0,05%-punt.
ARTIKEL V
In de Wet inkomstenbelasting 2001 worden met ingang van 1 januari 2029 de in artikel
2.10, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel
als volgt gewijzigd:
1. Het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 1.098.
2. In de laatste kolom worden de als eerste en tweede vermelde percentages verlaagd
met 0,04%-punt.
ARTIKEL VI
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2030 in de in artikel
2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen
tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 1.079.
ARTIKEL VII
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2031 in de in artikel
2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen
tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 1.028.
ARTIKEL VIII
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 20a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 38.441
–
8,17%
€ 38.441
€ 76.817
€ 3.140
37,48%
€ 76.817
–
€ 17.523
49,50%
B
In artikel 20b, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte
van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
I
II
III
IV
–
€ 40.502
–
8,17%
€ 40.502
€ 76.817
€ 3.309
37,48%
€ 76.817
–
€ 16.919
49,50%
C
In artikel 22, tweede lid, wordt het eerstvermelde bedrag verlaagd met € 335.
D
In artikel 31, eerste lid, onderdeel d, wordt «€ 300» vervangen door «€ 438».
E
Artikel 31a, tweede lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
1. In subonderdeel 1° wordt na «of vervoer vanwege de inhoudingsplichtige» ingevoegd
«of met een verstrekt recht op vermindering van de prijs van openbaarvervoerbewijzen»
en wordt na «van vervoer vanwege de inhoudingsplichtige» ingevoegd «en met dien verstande
dat de vermindering ten minste geldt tot de kosten van een verstrekt recht op vrij
reizen per openbaar vervoer of een verstrekt recht op vermindering van de prijs van
openbaarvervoerbewijzen, indien het vervoer plaatsvindt met gebruikmaking van het
betreffende recht».
2. In subonderdeel 2° wordt «met dien verstande dat, indien het vervoer plaatsvindt
per Nederlands openbaar vervoer met gebruikmaking van een recht op vrij reizen (OV-abonnement)
of een recht op vermindering van de prijs van vervoerbewijzen (voordeelurenkaart):
ten minste tot de aanschafkosten van het OV-abonnement, onderscheidenlijk van de voordeelurenkaart»
vervangen door «met dien verstande dat de vermindering ten minste geldt tot de kosten
van een vergoed recht op vrij reizen per openbaar vervoer of een vergoed recht op
vermindering van de prijs van openbaarvervoerbewijzen, indien het vervoer plaatsvindt
met gebruikmaking van het betreffende recht».
ARTIKEL IX
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt gewijzigd:
A
De in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen
tabel worden als volgt gewijzigd:
1. Het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 1.111.
2. In de laatste kolom wordt:
a. het als eerste vermelde percentage verlaagd met 0,21%-punt;
b. het als tweede vermelde percentage verhoogd met 0,04%-punt.
B
In artikel 31 wordt, onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot
vijfde tot en met achtste lid, een lid ingevoegd, luidende:
4. Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in het eerste lid, onderdeel d, genoemde
bedrag bij ministeriële regeling vervangen door een ander bedrag. Dit bedrag wordt
berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor,
bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens de nodig
geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande kalenderjaar een dergelijke
afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde
bedrag.
ARTIKEL X
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:
A
Artikel 13bis wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt «artikel 3» vervangen door «artikel 2, onderdelen
c en d,».
2. In het dertiende lid wordt «artikel 3, derde lid» vervangen door «artikel 2, onderdeel
d».
B
De in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen
tabel worden als volgt gewijzigd:
1. Het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 1.111.
2. In de laatste kolom wordt:
a. het als eerste vermelde percentage verlaagd met 0,11%-punt;
b. het als tweede vermelde percentage verhoogd met 0,01%-punt.
C
In artikel 31, eerste lid, onderdeel d, wordt «artikel 3» vervangen door «artikel
2, onderdeel d,».
ARTIKEL XI
In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2028 de in artikel
20a, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel
als volgt gewijzigd:
1. Het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 1.105.
2. In de laatste kolom wordt het als eerste vermelde percentage verlaagd met 0,05%-punt;
ARTIKEL XII
In de Wet op de loonbelasting 1964 worden met ingang van 1 januari 2029 de in artikel
20a, eerste lid, opgenomen tabel en de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel
als volgt gewijzigd:
1. Het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag wordt verhoogd met € 1.098.
2. In de laatste kolom worden de als eerste en tweede vermelde percentages verlaagd
met 0,04%-punt.
ARTIKEL XIII
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2030 in de in artikel
20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel
het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 1.079.
ARTIKEL XIV
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2031 in de in artikel
20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel
het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 1.028.
ARTIKEL XV
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1a, eerste lid, wordt na «kerkgenootschappen» ingevoegd «alsmede hun zelfstandige
onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd».
B
Aan artikel 2, eerste lid, onderdeel e, wordt toegevoegd «en hun zelfstandige onderdelen
en lichamen waarin zij zijn verenigd».
C
Aan artikel 3, derde lid, onderdeel b, wordt toegevoegd «alsmede zijn zelfstandige
onderdelen en lichamen waarin het is verenigd».
D
In artikel 7, derde lid, vervalt «verminderd met de aftrekbare giften».
E
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «onderdelen a, g» vervangen door «onderdelen g».
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het zestiende lid tot derde lid.
3. Onder vernummering van het vierde lid tot zestiende lid wordt een lid ingevoegd,
luidende:
4. Tot de winst behoren niet voordelen verkregen door het prijsgeven van niet voor verwezenlijking
vatbare rechten door schuldeisers, voor zover de voordelen de som van het verlies
dat overigens mocht zijn geleden in het jaar van het prijsgeven en de te verrekenen
verliezen uit het verleden overtreffen. Indien het bedrag aan te verrekenen verliezen
uit het verleden meer bedraagt dan € 1.000.000, behoren in afwijking van de eerste
zin de voordelen verkregen door het prijsgeven van niet voor verwezenlijking vatbare
rechten door schuldeisers niet tot de winst, voor zover de voordelen het verlies dat
overigens mocht zijn geleden in het jaar van het prijsgeven overtreffen. In dat geval
worden de te verrekenen verliezen uit het verleden verminderd met het bedrag van de
niet tot de winst behorende voordelen, bedoeld in de vorige zin, in de volgorde waarin
de verliezen zijn ontstaan. Voor de toepassing van dit lid wordt met het prijsgeven
van niet voor verwezenlijking vatbare rechten gelijkgesteld het niet afdwingbaar worden
van een vordering ingevolge artikel 358 van de Faillissementswet.
4. Het zestiende lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste zin wordt «Artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting
2001» vervangen door «Het vierde lid» en wordt «6 jaren» vervangen door «zes jaren».
Voorts wordt in die zin «voorzover» vervangen door «voor zover» en «de in dat onderdeel,»
vervangen door «de in dat lid».
b. In de tweede zin wordt «volzin» vervangen door «zin».
F
In artikel 10, eerste lid, onderdeel j, vervalt «bij een vennootschap met een geheel
of ten dele in aandelen verdeeld kapitaal:» en wordt «van aandelen in dat kapitaal»
vervangen door «van aandelen in het kapitaal van de belastingplichtige». Voorts wordt
«die vennootschap» telkens vervangen door «de belastingplichtige» en wordt «de vennootschap»
telkens vervangen door «de belastingplichtige». Ten slotte wordt «dat kapitaal of
winstbewijzen» vervangen door «het kapitaal van of winstbewijzen» en wordt «een daarmee»
vervangen door «een met de belastingplichtige».
G
Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, aanhef, wordt na «15ac,» ingevoegd «15b,».
2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt na «13ba» ingevoegd «, 15b».
3. Het zesde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan de eerste zin wordt toegevoegd «, waarbij onder een dergelijk lichaam of dergelijke
andere lichamen mede worden verstaan commanditaire vennootschappen, lichamen opgericht
of aangegaan naar het recht van een andere staat die een met een commanditaire vennootschap
vergelijkbare rechtsvorm hebben en lichamen als bedoeld in artikel 2.14bis, tweede
lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001».
b. Aan de tweede zin wordt toegevoegd «, waarbij onder een dergelijk lichaam of dergelijke
lichamen mede worden verstaan commanditaire vennootschappen, lichamen opgericht of
aangegaan naar het recht van een andere staat die een met een commanditaire vennootschap
vergelijkbare rechtsvorm hebben en lichamen als bedoeld in artikel 2.14bis, tweede
lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001».
4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
9. Voor de toepassing van het eerste, tweede, derde en vijfde lid wordt onder lichaam
als bedoeld in het vierde lid, onderdelen a tot en met d, mede verstaan een commanditaire
vennootschap, een lichaam opgericht of aangegaan naar het recht van een andere staat
dat een met een commanditaire vennootschap vergelijkbare rechtsvorm heeft en een lichaam
als bedoeld in artikel 2.14bis, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting
2001.
10. Een rechtshandeling als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, die wordt
verricht door een commanditaire vennootschap, een lichaam opgericht of aangegaan naar
het recht van een andere staat dat een met een commanditaire vennootschap vergelijkbare
rechtsvorm heeft of een lichaam als bedoeld in artikel 2.14bis, tweede lid, aanhef
en onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt voor de toepassing van dit
artikel toegerekend aan haar, onderscheidenlijk zijn, participanten.
H
Artikel 13ba, vierde lid, komt te luiden:
4. Het eerste lid is ter zake van een omstandigheid als bedoeld in het tweede lid, onderdeel
c, niet van toepassing voor zover:
a. de in dat lid bedoelde omstandigheid bij de schuldenaar leidt tot een voordeel dat
wordt betrokken in een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse
begrippen reële heffing; of
b. het bedrag van de ingevolge artikel 8, vierde lid, of een soortgelijke buitenlandse
regeling vrijgestelde kwijtscheldingswinst in mindering is gekomen op de in het kader
van een belasting naar de winst die resulteert in een naar Nederlandse begrippen reële
heffing te verrekenen verliezen van de schuldenaar.
I
Artikel 13d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt na «13ba,» ingevoegd «eerste,».
2. In het zevende lid, eerste zin, wordt na «sedert de» ingevoegd «onmiddellijke of
middellijke».
J
Artikel 15ac wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste zin wordt «Artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting
2001» vervangen door «Artikel 8, vierde lid,» en wordt «voorzover» vervangen door
«voor zover». Voorts wordt «de in dat onderdeel» vervangen door «de in dat lid».
b. In de tweede zin wordt «artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting
2001» vervangen door «artikel 8, vierde lid,» en wordt «volzin» vervangen door «zin».
2. In het zevende lid, tweede zin, wordt «artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, van
de Wet inkomstenbelasting 2001» vervangen door «artikel 8, vierde lid,».
K
Artikel 15b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «20%» vervangen door «25%».
2. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het zevende en achtste lid wordt
een lid ingevoegd, luidende:
6. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, onderdeel b, wordt gesteld op nihil indien
gedurende minimaal de helft van het jaar de gecorrigeerde bezittingen van de belastingplichtige
hoofdzakelijk bestaan uit onroerende zaken of gedeelten daarvan voor zover die onroerende
zaken of gedeelten daarvan rechtens dan wel in feite direct of indirect ter beschikking
worden gesteld aan een ander dan een met de belastingplichtige verbonden lichaam of
een met hem verbonden natuurlijk persoon.
3. Het zevende lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel d wordt «het zevende lid» vervangen door «het achtste lid».
b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, worden
twee onderdelen toegevoegd, luidende:
f. worden onder onroerende zaken mede begrepen: appartementsrechten, rechten van opstal,
van erfpacht of van vruchtgebruik van onroerende zaken, dan wel de economische eigendom,
opgevat overeenkomstig artikel 2, tweede lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer,
van onroerende zaken of genoemde rechten;
g. worden onder gecorrigeerde bezittingen verstaan: de bezittingen met uitzondering van
deelnemingen als bedoeld in artikel 13, vorderingen op verbonden lichamen of verbonden
natuurlijke personen, en bezittingen voor zover de voordelen daaruit deel uitmaken
van winst uit een andere staat als bedoeld in artikel 15e waarop de objectvrijstelling
voor buitenlandse ondernemingswinsten van toepassing is.
4. In het achtste lid (nieuw), eerste en tweede zin, wordt «het zesde lid» vervangen
door «het zevende lid».
L
Hoofdstuk II, afdeling 2.11, vervalt.
M
In artikel 18, eerste lid, wordt «en dertiende lid» vervangen door «, dertiende en
zestiende lid».
N
In artikel 20a, eerste lid, tweede zin, vervalt telkens «na giftenaftrek».
O
In artikel 21a, derde lid, wordt na «artikelen» ingevoegd «8, vierde lid, derde zin,».
ARTIKEL XVI
De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1a komt te luiden:
Artikel 1a
1. De gerechtigdheid, bedoeld in artikel 1, eerste lid, tot de opbrengst van aandelen
die behoren tot een soort die is toegelaten tot de handel op een gereglementeerde
markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een met
een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel
toezicht vergelijkbaar systeem dat gelegen of werkzaam is in een staat die geen lidstaat
van de Europese Unie is, wordt bepaald op het moment, bedoeld in het tweede lid.
2. De gerechtigdheid wordt bepaald op het moment aan het eind van de werkdag op de door
de uitgevende instelling vastgestelde datum (registratiedatum) waarop de uit de aandelen
voortvloeiende rechten worden vastgesteld op basis van de afgewikkelde posities, zoals
die zijn vastgelegd in de administratie van de centrale effectenbewaarinstelling van
de uitgevende instelling of van een andere door de uitgevende instelling aangewezen
eerste tussenpersoon die de aandelenregisters van de uitgevende instelling bijhoudt.
B
In artikel 3, vijfde lid, derde zin, wordt «derde lid» vervangen door «vierde lid».
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde
en vierde lid.
2. In het vierde lid (nieuw), derde zin, wordt «vierde lid» vervangen door «derde lid».
D
In artikel 4d, eerste lid, wordt «vijfde lid» vervangen door «vierde lid».
ARTIKEL XVII
De Wet bronbelasting 2021 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c, onder 4°, 5° en 6°, wordt «een samenwerkende groep als bedoeld in
artikel 10a, zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969» vervangen door
«een kwalificerende eenheid».
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma wordt
een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. kwalificerende eenheid:
lichamen die gezamenlijk handelen met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de
heffing van belasting bij een van die lichamen te ontgaan.
B
Artikel 2.1, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt na «niet van toepassing indien» ingevoegd «er geen achterliggende
gerechtigde is die samen met een of meer andere lichamen een kwalificerende eenheid
vormt en».
2. In onderdeel a vervalt «al dan niet samen met een of meer andere lichamen die met
die achterliggende gerechtigde een samenwerkende groep als bedoeld in artikel 10a,
zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vormen».
3. In onderdeel b vervalt «, al dan niet samen met een of meer andere lichamen die met
die achterliggende gerechtigde een samenwerkende groep als bedoeld in artikel 10a,
zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vormen,».
C
In artikel 6.2, eerste lid, onderdeel c, wordt «een samenwerkende groep als bedoeld
in artikel 10a, zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969» vervangen
door «een kwalificerende eenheid».
ARTIKEL XVIII
In de Wet op de kansspelbelasting wordt artikel 5 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «30,5 percent» vervangen door «34,2 percent».
2. In het tweede lid wordt «100/69,5» vervangen door «100/65,8».
ARTIKEL XIX
In de Wet op de kansspelbelasting wordt met ingang van 1 januari 2026 artikel 5 als
volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «34,2 percent» vervangen door «37,8 percent».
2. In het tweede lid wordt «100/65,8» vervangen door «100/62,2».
ARTIKEL XX
In de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt artikel 15, eerste lid, onderdeel
l, vervangen door twee onderdelen, luidende:
l. krachtens de Wet inrichting landelijk gebied of krachtens afdeling 12.4 van de Omgevingswet;
la. krachtens artikel 12.47 in samenhang met artikel 12.44 van de Omgevingswet waarbij:
1°. de vrijstelling niet van toepassing is op de verkrijging van een woning of rechten
waaraan deze is onderworpen, de ondergrond en tot die woning behorende aanhorigheden,
met uitzondering van een woning of rechten waaraan deze is onderworpen, met inbegrip
van de ondergrond en tot die woning behorende aanhorigheden, die is gelegen op een
kavel met een agrarische functie en functioneel is verbonden met het nabijgelegen
agrarische bedrijf (agrarische bedrijfswoning);
2°. de vrijstelling niet van toepassing is op de verkrijging van een andere opstal dan
een woning, met de ondergrond of rechten waaraan die andere opstal is onderworpen
en tot die andere opstal behorende aanhorigheden, behoudens indien die andere opstal
geheel of nagenoeg geheel ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd;
3°. de belasting die door toepassing van deze bepaling, aanhef en subonderdelen 1° en
2°, niet is geheven, alsnog verschuldigd is voor zover de agrarische bedrijfswoning
niet gedurende ten minste tien jaren na de verkrijging als zodanig kwalificeert of
voor zover de bedrijfsmatige exploitatie ten behoeve van de landbouw van de opstal,
bedoeld in subonderdeel 2°, niet gedurende ten minste tien jaren wordt voortgezet;
4°. subonderdeel 3° niet van toepassing is indien binnen de aldaar bedoelde termijn de
opstal door overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.54, twaalfde lid, van de Wet
inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen aan de landbouw wordt onttrokken
ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van natuur en landschap.
ARTIKEL XXI
De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 2a, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
x door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
y. investeringsdienst:
dienst aan een of meer onroerende zaken die deze meerjarig dient, inclusief materialen,
installaties, machines en werktuigen die, na installatie of montage, als onroerend
kwalificeren, en waarbij de vergoeding voor deze dienst ten minste een bij ministeriële
regeling vast te stellen bedrag omvat.
B
In tabel I, vervallen, onderdeel a, posten 29 en 30, en onderdeel b, posten 2, 3,
11, 14, onder c, d en f, 17 en 21.
ARTIKEL XXII
De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 9, tweede lid, vervalt.
B
In artikel 9c wordt «artikel 9, eerste tot en met het derde lid» vervangen door «artikel
9, eerste en derde lid».
C
In artikel 10, eerste lid, wordt «artikel 9, eerste tot en met derde lid en twaalfde
lid» vervangen door «artikel 9, eerste, derde en twaalfde lid».
D
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel c, vervalt.
2. In het vierde lid vervalt «voor een personenauto, een motorrijwiel of, gedurende
de eerste vijf jaren na inschrijving in het kentekenregister, een bestelauto,».
ARTIKEL XXIII
De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt met ingang
van 1 januari 2027 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2 worden, onder verlettering van de onderdelen a tot en met e tot e tot
en met i, vier onderdelen ingevoegd, luidende:
a. motorrijtuig:
motorrijtuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet
1994;
b. motorrijwiel:
motorrijtuig van de voertuigcategorie L met de voertuigclassificatie L3e, L4e, L5e
of L7e;
c. personenauto:
motorrijtuig van de voertuigcategorie M met de voertuigclassificatie M1;
d. bestelauto:
motorrijtuig van de voertuigcategorie N met een toegestane maximum massa van maximaal
3.500 kilogram;.
B
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
1. De voertuigcategorie, voertuigclassificatie of aanduiding voor speciale doeleinden
van een motorrijtuig blijkt uit het kentekenregister.
2. Indien een motorrijtuig niet is ingeschreven in het kentekenregister wordt de voertuigcategorie,
voertuigclassificatie of aanduiding voor speciale doeleinden bepaald op basis van
Verordening (EU) nr. 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018
betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens
daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen
zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009
en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PbEU 2018, L 151) en Verordening (EU)
nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende
de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers
(PbEU 2013, L 60).
C
Artikel 4 vervalt.
D
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt «een bijzondere personenauto als bedoeld in
het vijftiende lid» vervangen door «een personenauto met een aanduiding voor speciale
doeleinden SA (kampeerwagen), SB (gepantserd voertuig), SC (ambulance), SD (lijkwagen)
of SH (voor rolstoelen toegankelijk voertuig)» en wordt «ingeval van een bijzondere
personenauto die» vervangen door «ingeval die personenauto».
2. Het vijftiende lid vervalt.
E
Artikel 15, eerste lid, onderdelen d en e komen te luiden:
d. de aanduiding voor speciale doeleinden SC (ambulance) hebben of bij algemene maatregel
van bestuur worden gelijkgesteld met een ambulance;
e. de aanduiding voor speciale doeleinden SD (lijkwagen) hebben;.
F
Artikel 15a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt.
2. In het achtste lid vervalt de tweede zin en vervalt «, onderscheidenlijk vóór aanvang
van het gebruik van de weg met de in de tweede volzin bedoelde personenauto».
3. Het elfde en twaalfde lid vervallen, onder vernummering van het dertiende lid tot
elfde lid.
G
Aan artikel 22, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Voor de toepassing
van die artikelen zijn voor de definitie van bestelauto de artikelen 2 en 3, zoals
die luidden op 1 januari 2027 van toepassing.
ARTIKEL XXIV
De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 25b vervalt.
B
In artikel 37d, eerste lid, wordt «vrachtwagen» vervangen door «vrachtauto».
ARTIKEL XXV
De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt met ingang van 1 januari 2027 als
volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdelen a tot en met g komen te luiden:
a. motorrijtuig:
motorrijtuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet
1994;
b. motorrijwiel:
motorrijtuig van de voertuigcategorie L met de voertuigclassificatie L3e, L4e, L5e
of L7e;
c. personenauto:
motorrijtuig van de voertuigcategorie M met de voertuigclassificatie M1;
d. autobus:
motorrijtuig van de voertuigcategorie M met de voertuigclassificatie m2 of m3;
e. bestelauto:
motorrijtuig van de voertuigcategorie N met een toegestane maximum massa van maximaal
3.500 kilogram;
f. vrachtauto:
motorrijtuig van de voertuigcategorie N met een toegestane maximum massa van meer
dan 3.500 kilogram;
g. aanhangwagen:
voertuig van de voertuigcategorie O;.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel p door een puntkomma wordt
een onderdeel toegevoegd, luidende:
q. weg:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994
in Nederland.
B
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
1. De voertuigcategorie, voertuigclassificatie of aanduiding voor speciale doeleinden
van een motorrijtuig blijkt uit het kentekenregister.
2. Indien een motorrijtuig niet is ingeschreven in het kentekenregister wordt de voertuigcategorie,
voertuigclassificatie of aanduiding voor speciale doeleinden bepaald op basis van
Verordening (EU) nr. 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018
betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens
daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen
zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009
en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PbEU 2018, L 151) en Verordening (EU)
nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende
de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers
(PbEU 2013, L 60).
C
De artikelen 4 en 5 vervallen.
D
In artikel 23a wordt «personenauto waarvan de binnenruimte is ingericht voor het vervoer
en verblijf van personen en is voorzien van een vaste kook- en slaapgelegenheid en
die voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden en beperkingen
met betrekking tot uiterlijk en inrichting, bedraagt de belasting in afwijking van
artikel 23 en onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden,» vervangen
door «motorrijtuig met de aanduiding voor speciale doeleinden SA (kampeerwagen) bedraagt
de belasting in afwijking van artikel 23».
E
Artikel 24a, tweede lid, vervalt.
F
Artikel 30, eerste lid, aanhef, komt te luiden:
Voor een bestelauto of een vrachtauto die:
Artikel XXV, onderdeel F (artikel 30 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994)
Met de voorgestelde nieuwe aanhef van artikel 30 Wet MRB 1994 vervalt met ingang van
1 januari 2027 de term personenauto, omdat met dit wetsvoorstel voor de motorrijtuigenbelasting
wordt voorgesteld de definitie van bestelauto en vrachtauto met ingang van die datum
te verruimen naar alle motorrijtuigen met de voertuigcategorie N. Het kwarttarief
hoeft daardoor niet langer betrekking te hebben op personenauto’s. Van belang is daarbij
dat het betreffende voordeel is bedoeld voor het vervoer van goederen, namelijk kermis-
of circusbenodigdheden, dan wel voor een rijdend werktuig of rijdende werkplaats.
Een personenauto met de voertuigcategorie M1 is daar niet voor gebouwd, omdat een
personenauto is gebouwd voor het vervoer van personen.
G
In artikel 37d, eerste lid, wordt «vrachtwagen» vervangen door «vrachtauto».
H
Artikel 71, eerste lid, onderdelen a en b, komt te luiden:
a. motorrijtuigen met de aanduiding voor speciale doeleinden SC (ambulances) of die bij
algemene maatregel van bestuur worden gelijkgesteld met een ambulance;
b. motorrijtuigen met de aanduiding voor speciale doeleinden SD (lijkwagens);.
ARTIKEL XXVI
In de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 vervalt met ingang van 1 januari 2030
artikel 23b.
ARTIKEL XXVII
De Wet uitwerking Autobrief II wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XXVIIIA komt te luiden:
ARTIKEL XXVIIIA
De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt met ingang van 1 januari 2026 als
volgt gewijzigd:
A
Artikel 23b, eerste lid, komt te luiden:
1. In afwijking van de artikelen 23 en 23a bedraagt de belasting 75% van de ingevolge
die artikelen verschuldigde belasting, mits de personenauto, onderscheidenlijk het
motorrijtuig, is ingericht en bestemd om uitsluitend te worden aangedreven door een
elektromotor waarbij de elektrische energie uitsluitend door een batterij of door
een brandstofcel wordt geleverd, of door een verbrandingsmotor die kan worden gevoed
met waterstof.
B
De artikelen 24aa en 31 vervallen.
B
In artikel XXVIIIB, onder 1, wordt «twee» vervangen door «vier».
C
Artikel XXX komt te luiden:
ARTIKEL XXX
In de Provinciewet wordt met ingang van 1 januari 2026 artikel 222, derde lid, als
volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d vervalt «onderdeel a,» en wordt «wordt gedeeld door vier» vervangen
door «wordt gedeeld door tien en vermenigvuldigd met zeven en een half».
2. Onderdeel da vervalt.
ARTIKEL XXVIII
In de Wet milieubeheer wordt artikel 16b.17 als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, aanhef, wordt na «de reductiefactor» ingevoegd «, de correctiefactor
voor broeikasgasinstallaties voor de verbranding van stedelijk afval».
2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. De correctiefactor voor broeikasgasinstallaties voor de verbranding van stedelijk
afval bedraagt voor het jaar 2025 1, voor het jaar 2026 0,88, voor het jaar 2027 0,76,
voor het jaar 2028 0,64, voor het jaar 2029 0,52 en voor het jaar 2030 en de daaropvolgende
jaren 0,4.
ARTIKEL XXIX
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 59, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,01171.
2. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verlaagd met € 0,01171.
B
In artikel 63, eerste lid, wordt «€ 521,78» vervangen door «€ 521,81».
ARTIKEL XXX
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt in artikel 63, eerste lid, het bedrag
verhoogd met € 0,04.
ARTIKEL XXXI
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2026 als volgt
gewijzigd:
A
Aan artikel 47, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
ac door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
ad. waterstof:
producten van de GN-code 2804 1000.
B
Aan artikel 48 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het tweede lid wordt voor de toepassing van de artikelen 47, zesde
lid, 55, 59 tot en met 62 en 64, derde lid, en de op die artikelen berustende bepalingen
waterstof niet als aardgas aangemerkt.
C
In artikel 50, derde lid, onderdeel b, wordt na «gasbeurs» ingevoegd «, waterstofbeurs».
D
In artikel 55, onderdeel b, wordt na «elektriciteit» ingevoegd «en waterstof».
E
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:
1°. Het tarief, genoemd in het eerste aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00557.
2°. Het tarief, genoemd in het tweede aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00557.
3°. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00058.
4°. Het tarief, genoemd in het vijfde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00014.
b. Aan onderdeel c wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma,
een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. waterstof per kWh het tarief voor zakelijk gebruik, genoemd in onderdeel c, vijfde
aandachtsstreepje.
2. In het vierde lid wordt «onderdeel a» vervangen door «onderdelen a en d» en wordt
na «producten» ingevoegd «en waterstof».
F
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 0,03.
G
In artikel 64, vierde lid, wordt na de eerste zin op een nieuwe regel een zin ingevoegd,
luidende: Als levering of verbruik van elektriciteit voor elektrolytische procedés
wordt in ieder geval aangemerkt de levering of het verbruik van elektriciteit voor
de productie van waterstof, waaronder wordt verstaan de demineralisatie of elektrolyse
van water alsmede de purificatie en compressie van de uit dit water ontstane waterstof.
ARTIKEL XXXII
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2027 als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 32, onderdeel c, vervalt, onder verlettering van de onderdelen d tot en met
m tot c tot en met l.
B
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en derde lid vervallen, onder vernummering van het tweede, vierde en vijfde
lid tot eerste, tweede en derde lid.
2. In het tweede lid (nieuw) wordt «de vrijstellingen, bedoeld in het eerste tot en
met derde lid» vervangen door «de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid».
C
In artikel 45, eerste lid, wordt «eerste tot en met derde lid» vervangen door «eerste
lid».
D
Artikel 59, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00029.
2. Het tarief, genoemd in het vijfde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00006.
E
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 0,08.
ARTIKEL XXXIII
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2028 als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 59, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00033.
2. Het tarief, genoemd in het vijfde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00007.
B
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 0,11.
ARTIKEL XXXIV
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2029 als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 59, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00032.
2. Het tarief, genoemd in het vijfde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00007.
B
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 0,11.
ARTIKEL XXXV
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2030 als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 59, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tarief, genoemd in het vierde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00024.
2. Het tarief, genoemd in het vijfde aandachtsstreepje, wordt verhoogd met € 0,00005.
B
In artikel 63, eerste lid, wordt het bedrag verhoogd met € 0,41.
ARTIKEL XXXVI
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2031 in artikel
63, eerste lid, het bedrag verhoogd met € 0,19.
ARTIKEL XXXVII
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2031 als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 47, eerste lid, onderdeel ad, vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan
het slot van onderdeel ac door een punt.
B
Artikel 48, derde lid, vervalt.
C.
In artikel 50, derde lid, onderdeel b, vervalt «, waterstofbeurs».
D
In artikel 55, onderdeel b, vervalt «en waterstof».
E
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel d, vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot
van onderdeel c door een punt.
2. In het vierde lid wordt «onderdelen a en d» vervangen door «onderdeel a» en vervalt
«en waterstof».
ARTIKEL XXXVIII
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2032 in artikel
63, eerste lid, het bedrag verhoogd met € 0,20.
ARTIKEL XXXIX
In de Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van 1 januari 2033 in artikel
63, eerste lid, het bedrag verhoogd met € 0,22.
ARTIKEL XL
De Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XXVI, onderdeel A, onder 1 en 1a, vervalt.
B
Artikel XXVII, onderdeel A, onder 1 en 1a, vervalt.
ARTIKEL XLI
De Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XXVI, onderdeel A, onder 1 en 1a, vervalt.
B
Artikel XXVII, onderdeel A, onder 1 en 1a, vervalt.
ARTIKEL XLII
De Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw wordt als volgt gewijzigd:
A
In het in artikel I, onderdeel G, opgenomen artikel 71aa wordt «als bedoeld in artikel
71t, eerste lid, onderdelen d, onderscheidenlijk e» vervangen door «waarop hoofdstuk
VIC van toepassing is».
B
In artikel I, onderdeel H, onder 1, wordt «als bedoeld in artikel 71t, eerste lid,
onderdelen d, onderscheidenlijk e, dan wel» vervangen door «waarop hoofdstuk VIC van
toepassing is en».
C
Het in artikel I, onderdeel I, opgenomen artikel 71t wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdelen d en e, komt te luiden:
d. glastuinbouwbedrijf:
bedrijf voor het telen van gewassen in een of meer kassen;
e. energiebedrijf voor glastuinbouw:
bedrijf waarvandaan warmte direct of indirect wordt getransporteerd naar een of meer
glastuinbouwbedrijven en dat zelf geen glastuinbouwbedrijf is;.
2. Aan het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. restwarmte:
thermische energie die als onvermijdelijk bijproduct in industriële of bedrijfsmatige
processen overblijft en die zonder transport naar een gebruiker ongebruikt terecht
zou komen in lucht of water.
3. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot
een glastuinbouwbedrijf of energiebedrijf voor de glastuinbouw.
4. Het derde lid vervalt.
D
Na het in artikel I, onderdeel I, opgenomen artikel 71t wordt in afdeling 1 een artikel
ingevoegd, luidende:
Artikel 71ta
1. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op een glastuinbouwbedrijf dat in het gehele
tijdvak:
a. een totale oppervlakte in de kassen heeft van minder dan 2.500 m2; of
b. gewassen in kassen teelt uitsluitend vanwege het uitoefenen van beroep of bedrijf
aan huis, voor educatieve doeleinden, bij onderzoeksinstellingen of bij volkstuinen.
2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op een energiebedrijf voor glastuinbouw:
a. dat in het gehele tijdvak geen aardgas verstookt;
b. waarvandaan in het gehele tijdvak minder dan 75% van de met aardgas opgewekte warmte
direct of indirect is getransporteerd naar een of meer glastuinbouwbedrijven en dat,
indien de inspecteur daarom verzoekt, dat aantoont; of
c. waarvandaan in het gehele tijdvak uitsluitend restwarmte is getransporteerd naar een
of meer glastuinbouwbedrijven.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de
toepassing van dit artikel.
E
In het in artikel I, onderdeel I, opgenomen artikel 71w, tweede lid, vervalt «en de
standaard CO2-emissiefactor voor aardgas».
F
Het in artikel I, onderdeel I, opgenomen artikel 71y, eerste lid, wordt als volgt
gewijzigd:
1. In het eerste aandachtsstreepje wordt «€ 12,25» vervangen door «€ 9,50».
2. In het tweede aandachtsstreepje wordt «€ 13,34» vervangen door «€ 11,14».
3. In het derde aandachtsstreepje wordt «€ 14,43» vervangen door «€ 12,78».
4. In het vierde aandachtsstreepje wordt «€ 15,52» vervangen door «€ 14,42».
5. In het vijfde aandachtsstreepje wordt «€ 16,61» vervangen door «€ 16,06».
G
Het in artikel I, onderdeel I, opgenomen artikel 71z komt te luiden:
Artikel 71z
1. In afwijking van de artikelen 10, tweede lid, en 19, eerste lid, van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen worden de in een tijdvak verschuldigd geworden belasting
voldaan en de daarop betrekking hebbende aangifte gedaan binnen een door de inspecteur
gestelde termijn van ten minste drie maanden na het einde van het tijdvak.
2. Bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid onderdeel a, van
de algemene wet inzake rijksbelastingen wordt bepaald dat voor de CO2-heffing glastuinbouw het eerste tijdvak dat aanvangt op 1 januari 2025 de kalenderjaren
2025 en 2026 beslaat. Voor dat tijdvak wordt in artikel 30h, eerste, tweede, vierde
en vijfde lid, van de algemene wet inzake rijksbelastingen in plaats van «kalenderjaar
of boekjaar» telkens gelezen «tijdvak».
H
Artikel I, onderdeel J, komt te luiden:
J
In artikel 90 vervalt «60, eerste lid,» en aan dat artikel wordt een zin toegevoegd,
luidende: Het bepaalde in de eerste zin vindt tevens toepassing op de bedragen voor
het kalenderjaar 2025 en volgende kalenderjaren, genoemd in artikel 71y, eerste lid,
met dien verstande dat daarbij telkens voor elk betreffend kalenderjaar de tabelcorrectiefactor
wordt toegepast die op dat kalenderjaar ziet en voorts die tabelcorrectiefactor telkens
eveneens wordt toegepast op de bedragen voor de kalenderjaren die op dat kalenderjaar
volgen.
ARTIKEL XLIII
In de Wet op de accijns wordt artikel 27, eerste lid, met ingang van 1 januari 2026
als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «€ 789,10» vervangen door «€ 973,84».
2. In onderdeel b wordt «€ 516,25» vervangen door «€ 635,90».
3. In onderdeel d wordt «€ 344,74» vervangen door «€ 425,43».
ARTIKEL XLIV
Artikel 27a van de Wet op de accijns vindt bij het begin van het kalenderjaar 2025
geen toepassing op de bedragen, genoemd in artikel 27, eerste lid, onderdeel a, tweede
bedrag, onderdeel b, tweede bedrag, en onderdeel d, van die wet.
ARTIKEL XLV
In bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in artikel 4 de zinsnede met
betrekking tot de Wet inkomstenbelasting 2001 als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van de onderdelen a en b tot b en c wordt een onderdeel ingevoegd,
luidende:
a. de artikelen 3.31, eerste lid, en 3.42a, eerste lid, voor zover het betreft een besluit
van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
2. Onder het vervallen van «en» aan het slot van onderdeel b (nieuw), vervalt onderdeel
c (nieuw).
ARTIKEL XLVI
In de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt in artikel 16, zevende lid, «eerste
lid» vervangen door «eerste of tweede lid» en wordt na «is overschreden,» ingevoegd
«of de hoogte van het verzamelinkomen of de arbeidskorting van zijn partner, bedoeld
in artikel 8.9, eerste lid, is gewijzigd,». Voorts wordt «bedoeld in het derde lid»
vervangen door «, bedoeld in het derde lid,».
ARTIKEL XLVII
In artikel 222, eerste lid, van de Provinciewet wordt met ingang van 1 januari 2027
«personenauto’s en motorrijwielen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en d, en artikel
3 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994» vervangen door «motorrijwielen en
personenauto’s als bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting
1994».
ARTIKEL XLVIII
In de Provinciewet vervalt met ingang van 1 januari 2030 artikel 222, derde lid, onderdeel
d».
ARTIKEL XLIX
In de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 komt artikel 6, vierde
lid, te luiden:
4. De houder kan bij Onze Minister een ontheffing van artikel 7, eerste lid, aanvragen
voor:
a. motorrijtuigen met de aanduiding voor speciale doeleinden SC (ambulances) en die worden
gebruikt voor het vervoer van zieken of gewonden, of voor motorrijtuigen die bij ministeriële
regeling worden gelijkgesteld met een ambulance;
b. motorrijtuigen die zijn ingericht en uitsluitend worden gebruikt voor het vervoer
van een stoffelijk overschot;
c. motorrijtuigen die uitsluitend worden gebruikt door politie of brandweer.
ARTIKEL L
In de Wet tijdelijke tolheffing blankenburgverbinding en ViA15 komt met ingang van
1 januari 2027 artikel 6, vierde lid, onderdeel b, te luiden:
b. motorrijtuigen met de aanduiding voor speciale doeleinden SD (lijkwagens) en die uitsluitend
worden gebruikt voor het vervoer van een stoffelijk overschot;.
ARTIKEL LI
In de Tunnelwet Westerschelde wordt met ingang van 1 januari 2027 in artikel 1, tweede
lid, «zijn de artikelen 2 en 3 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994» vervangen
door «is artikel 2 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994».
ARTIKEL LII
In de Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022 vervalt artikel Vb.
ARTIKEL LIII
Artikel 1.3, eerste lid, van de Belastingwet BES wordt met ingang van 1 januari 2027
als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel t wordt «artikel 3, eerste lid» vervangen door «artikel 2, onderdeel
c».
2. In onderdeel u wordt «artikel 3, eerste lid, onderdeel b, en derde tot en met zesde
lid» vervangen door «artikel 2, onderdeel d».
ARTIKEL LIV
In het Belastingplan 2019 vervallen de artikelen VII tot en met XII en de artikelen
XVIII tot en met XXIII.
ARTIKEL LV
Het Belastingplan 2023 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XXIX, onderdeel A, onder 1, subonderdelen a en aa, vervalt.
B
Artikel XXX, onderdeel A, onder 1, subonderdelen a en aa, vervalt.
C
Artikel XXXI, onderdeel A, onder 1, subonderdelen a en aa, vervalt.
D
Artikel XXXII, onderdeel A, onder 1, subonderdelen a en aa, vervalt.
E
Artikel XXXIII, onderdeel A, onder 1, subonderdelen a en aa, vervalt.
F
Artikel XXXIV, onderdeel A, onder 1, subonderdelen a en aa, vervalt.
ARTIKEL LVI
Het Belastingplan 2024 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XIVA vervalt.
B
De artikelen XXIVA, onderdeel A, XXIVB, onderdeel A, XXIVC, onderdeel A, XXIVD, onderdeel
A, XXIVE, onderdeel A, XXIVF, onderdeel A, XXIVG, onderdeel A, XXIVH, onderdeel A,
en XXIVI, onderdeel B, vervallen.
C
Artikel XXXIV vervalt.
ARTIKEL LVII
Artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vindt met betrekking tot de artikelen
2.10 en 2.10a van de Wet inkomstenbelasting 2001 geen toepassing bij het begin van
het kalenderjaar 2025.
ARTIKEL LVIII
Artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige toepassing:
a. bij het begin van het kalenderjaar 2026: op de in de artikelen III, onderdeel A, IV
tot en met VII, artikel X, onderdeel IV, en XI tot en met XIV vermelde bedragen;
b. bij het begin van het kalenderjaar 2027: op de in de artikelen IV tot en met VII,
en XI tot en met XIV vermelde bedragen;
c. bij het begin van het kalenderjaar 2028: op de in de artikelen V tot en met VII, en
XII tot en met XIV vermelde bedragen;
d. bij het begin van het kalenderjaar 2029: op de in de artikelen VI, VII, XIII en XIV
vermelde bedragen; en
e. bij het begin van het kalenderjaar 2030: op de in de artikelen VII en XIV vermelde
bedragen.
ARTIKEL LIX
Na toepassing van de artikelen III, IV, onderdeel A, V, onderdeel A, VI, onderdeel
A, IX, X, XI of XII van het Belastingplan 2024, artikel II, artikel III, onderdeel
A, de artikelen IV tot en met VII, artikel IX, onderdeel A, artikel X, onderdeel B,
of de artikelen XI tot en met XIV worden de bedragen in kolom III van de tabellen
in de artikelen 2.10, eerste lid, en 2.10a, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting
2001, onderscheidenlijk in de artikelen 20a, eerste lid, en 20b, eerste lid, van de
Wet op de loonbelasting 1964, bij ministeriële regeling gewijzigd in de bedragen die
na toepassing van die artikelen voortvloeien uit de aan het begin van de betreffende
kalenderjaren in de kolommen I en II van die tabellen vermelde bedragen en de in kolom
IV van die tabellen vermelde percentages.
ARTIKEL LX
Indien artikel XXXA van de Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer eerder
in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel F, van deze wet, wordt in
artikel I, onderdeel F, van deze wet «tweede lid» vervangen door «derde lid».
ARTIKEL LXI
Indien artikel XXV, onderdeel A, eerder in werking treedt dan de artikelen III en
VI van de Wet 26 oktober 2023 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enige
andere wetten in verband met het laten vervallen van de mogelijkheid tot het aanwijzen
van bijzondere bromfietsen in hoofdstuk IIA van de Wegenverkeerswet 1994, het mogelijk
maken van implementatie van het kader voor lichte elektrische voertuigen en enige
andere wijzigingen vervallen de artikelen III en VI van die wet.
ARTIKEL LXII
De omzetbelasting die verschuldigd wordt voor leveringen en diensten ter zake waarvan
ingevolge artikel XXI, onderdeel B, het tarief met ingang van 1 januari 2026 wordt
verhoogd, wordt voor leveringen en diensten die na die datum worden verricht berekend
naar het tarief dat geldt op het tijdstip waarop de levering of de dienst wordt verricht.
ARTIKEL LXIII
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 juni 2023 ingediende voorstel van wet Regels
over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet) (Kamerstukken 36 378) tot wet is of wordt verheven en artikel 7.11, onderdeel B, van die wet:
a. eerder in werking treedt of is getreden dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum
in werking treedt als, artikel XXXI, onderdeel C, van deze wet, wordt in artikel XXXI,
onderdeel C, van deze wet «gasbeurs» vervangen door «energiehandelsmarkt als bedoeld
in artikel 1.1 Energiewet» en wordt «, waterstofbeurs» vervangen door «of een waterstofbeurs»;
b. later in werking treedt of is getreden dan artikel XXXI, onderdeel C, van deze wet,
wordt in het in artikel 7.11, onderdeel B, van die wet opgenomen onderdeel b na «energiehandelsmarkt
als bedoeld in artikel 1.1 Energiewet» ingevoegd «of een waterstofbeurs».
ARTIKEL LXIV
Ingeval de samenloop van wetten die in 2024 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd
en wijzigingen aanbrengen in een of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld,
of indien als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van
artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten,
kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.
ARTIKEL LXV
1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat:
a. artikel I, onderdelen E en H, en artikel XLV voor het eerst toepassing vinden met
betrekking tot aanvragen die zien op milieubedrijfsmiddelen of milieu-investeringen
die per 1 januari 2025 als zodanig zijn aangewezen op grond van artikelen 3.31, tweede
lid, en 3.42a, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
b. artikel I, onderdelen P, onder 1, I en K, terugwerkt tot en met 1 januari 2023 terugwerkt
tot en met 1 januari 2023 waarbij het in artikel I, onderdeel I, opgenomen artikel
4.13, zesde en zevende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor het kalenderjaar
2023 wordt genummerd als artikel 4.13, vierde en vijfde lid;
c. artikel I, onderdelen J, L en R, onder 1, terugwerkt tot en met 1 januari 2023;
d. artikel I, onderdeel Q, en artikel VIII, onderdeel C, eerst toepassing vindt nadat
artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op de loonbelasting
1964 bij het begin van het kalenderjaar 2025 zijn toegepast;
e. artikel XV, onderdelen D, E, onder 1,3, en 4, H, J, K, onder 1, L, N, M en O, voor
het eerst toepassing vindt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari
2025;
f. artikel XVI, onderdeel B, en artikel XXIX, onderdeel B terugwerken tot en met 1 januari
2024;
g. artikel XXVII, onderdeel B, toepassing vindt voordat artikel XXVIIIB van de Wet uitwerking
Autobrief II wordt toegepast;
h. artikel XLII toepassing vindt voordat artikel I, onderdelen G, H, I en J, van de Wet
fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw wordt toegepast;
i. artikel XLI, onderdeel A, toepassing vindt voordat artikel XXVI, onderdeel A, onder
1 en 1a, van de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord wordt toegepast;
j. artikel LII toepassing vindt voordat artikel Vb van de Wet aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen
2022 wordt toegepast;
k. artikel LV, onderdeel A, toepassing vindt voordat artikel XXIX, onderdeel A, onder
1, subonderdelen a en aa, van het Belastingplan 2023 wordt toegepast;
l. Artikel LVI, onderdeel C, toepassing vindt voordat artikel XXXV, onderdeel b, van
het Belastingplan 2024 wordt toegepast;
m. artikel LVI, onderdeel B, toepassing vindt voordat artikel XXIVA, onderdeel A, van
het Belastingplan 2024 wordt toegepast.
2. In afwijking van het eerste lid treden artikel I, onderdelen P, onder 2 tot en met
4, Q, S en T in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip;
3. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XXV, onderdeel A, in werking op het
tijdstip waarop artikel 2, eerste lid, van de Wet vrachtwagenheffing in werking treedt.
ARTIKEL LXVI
Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2025.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Staatssecretaris van Financiën,
De Staatssecretaris van Financiën,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Tegen |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Tegen |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.